Het geen-bodem-syndroom is een emotionele stoornis die voorkomt bij ernstige hechtingsproblemen of trauma. Het geen-bodem-syndroom ontstaat door affectieve en lichamelijke verwaarlozing in het jonge kinderleven.
Het geen-bodem-syndroom verwijst feitelijk naar hechtingsproblematiek. De term "geen-bodem-syndroom" is geïntroduceerd door de Nederlandse psychiater Anna Terruwe. Zij gebruikte deze term om een psychische toestand te beschrijven bij mensen die als kind een gebrek aan liefde en veiligheid hebben ervaren, waardoor ze als volwassenen een diep gevoel van leegte en een onverzadigbare behoefte aan bevestiging hebben. Terruwe's werk richtte zich op emotionele verwaarlozing en de psychologische gevolgen daarvan, en zij was een pionier in het beschrijven van wat nu wordt herkend als hechtingsproblematiek.
Het geen-bodem-syndroom is dus geen officiële stoornis uit de DSM-IV. Het wordt soms informeel gebruikt om extreme vormen van onveilige hechting of hechtingsstoornissen te beschrijven, waarbij een persoon, vaak door verwaarlozing of trauma in de vroege kindertijd, een diep gevoel van leegte en wantrouwen ontwikkelt. De term kan worden gezien als een metafoor voor het onvermogen om emotionele veiligheid of vervulling te ervaren, ongeacht hoeveel steun of liefde iemand ontvangt.
Officieel erkende diagnoses die in verband staan met dit soort problematiek zijn reactieve hechtingsstoornis (RAD) of andere hechtingsstoornissen die in de DSM-5 zijn opgenomen. Deze stoornissen beschrijven kinderen die door ernstige verwaarlozing of inconsistentie in de zorg moeite hebben om gezonde emotionele banden aan te gaan.
Hoewel "geen-bodem-syndroom" niet als een diagnostische term wordt gebruikt, kan het dus wel verwijzen naar de gevolgen van ernstige hechtingsproblemen, zoals die worden beschreven in de literatuur over hechting en trauma.
Voor meer informatie:
Laatst geactualiseerd op 10 september 2024