Intuïtief denken: betrouwbaar of valkuil?
Theo de Keulenaar
Voorzitter bij Studiegroep VDKV
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/intuitief-denken-betrouwbaar-of-valkuil.php
Waarom zou het onderwijs expliciet aandacht moeten geven aan intuïtief denken en leren? We bekijken deze vraag aan de hand van het werk van Daniel Kahneman (2011): ‘Ons Feilbare Denken. Thinking, Fast and Slow’. In het vorige artikel ‘Intelligentieontwikkeling is al denkende leren’ hebben we het werk van Kahneman reeds geïntroduceerd.
De kracht van onze intelligentie ligt in het denken zelf.
In het vorige artikel hebben we verteld dat we ‘al denkende’ leren en zo onze intelligentie ontwikkelen. De didactische instrumenten houden daar op dit moment helaas nog weinig rekening mee. Het onderwijs gaat ervanuit dat leerlingen vanzelf wel over voldoende denkvermogen en capaciteiten beschikken om de kennis die aangereikt wordt zelfstandig te verwerken, te integreren en toe te passen. Dat blijkt een onjuist uitgangspunt. Denken en met name meer doordacht, beredeneerd of logisch denken vereist aandacht, inspanning en het beheersen van denkstrategieën.
Om nieuwe of aangepaste didactische instrumenten (wat is de beste methode?) daarvoor te kunnen ontwikkelen, moeten we weten hoe we normaalgesproken ‘denken’. Daniel Kahneman heeft hier baanbrekend onderzoek naar gedaan dat we graag met u delen.1
Daniel Kahnemans werk
Kahnemans studie: ‘Thinking Fast and Slow’, geeft antwoord op de vraag: Hoe werkt ons denken; denken we vooral ‘intuiïtief’ en op gevoel, of ‘rationeel’ en op feiten? Overduidelijk heeft hij en vele onderzoekers met hem kunnen aantonen dat we helemaal niet zo deugdelijk doordacht of beredeneerd denken als meestal wordt aangenomen. Empirisch is aangetoond dat ons denken in hoge mate een intuïtief (empathisch) denken is, gekoppeld aan onze ontwikkeling, aan overleven en aan intelligentie.2 Dat denken blijkt (tegenstrijdig genoeg) zowel betrouwbaar als feilbaar. Ra, ra hoe zit ons denken in elkaar...?
Studie ‘Thinking, Fast and Slow’
Kahneman wijst, evenals thans gedragseconomen, de extreme definitie van ‘rationaliteit’ af, waarbij de mens uitsluitend gezien wordt als rationele actor (een calculerende mens die uitsluitend in eigen voordeel handelt). We denken helemaal niet zoals in de standaard economische theorie wordt geleerd (zelfzuchtig en onveranderlijk in onze voorkeuren). Op empirische gronden maakt hij ook korte metten met de algemene opvatting dat rationaliteit een vanzelfsprekend kenmerk is van menselijke intelligentie. We denken primair intuïtief en op gevoel. Meer rationeel denken moeten we aanleren. In een tijd waarin economisch denken in politieke en maatschappelijke besluitvorming een hoofdrol speelt (alleen de koude cijfers tellen), is het nuttig zo niet noodzakelijk om meer te weten over hoe ons denken in elkaar zit.
We denken primair intuïtief en op gevoel. Meer rationeel denken moeten we aanleren.
Om zijn bevindingen uit te leggen gebruikt Daniel Kahneman door zijn hele boek heen voor het onbewuste, intuïtieve denken de term Systeem 1 en voor het bewuste, meer rationele denken de term Systeem 2.3 Op die manier kan hij ons gewone, dagelijkse, intuïtieve denken karakteriseren ten opzichte van de inspanningen die we moeten verrichten om meer rationeel te redeneren.
Eén denkvermogen, twee verstrengelde systemen, intuïtie en rationaliteit
Het is goed om in de gaten te houden dat genoemde systemen geen aparte systemen zijn die afzonderlijk van elkaar zouden bestaan, die in de hersenen zouden ‘zetelen’, en die alleen een bepaalde interactie tot elkaar hebben. Er is één denken waarin intuïtieve elementen en rationele elementen met elkaar vervlochten zijn. Alleen de intensiteit van de elementen kan van persoon tot persoon en van geval tot geval verschillen.
Hoewel mensen uit zichzelf weliswaar niet rationeel zijn in de zin van ‘gehoorzaam aan logische regels’, kunnen ze wel zo worden opgevoed c.q. geschoold. Of zoals Kahneman zegt, “worden geholpen om nauwkeuriger oordelen te vormen en betere beslissingen te nemen”, dat wil zeggen rationeler te denken.
Misschien helpt het om Systeem 1 en Systeem 2 als ‘verstrengeld’ te zien, min of meer in de zin van ‘belangenverstrengeling’. ‘Denken’ kun je dan zien als een proces waarin tegenstrijdige belangen een rol kunnen spelen. Systeem 1 houdt van efficiëntie en van zijn gemak (de technische term is: ‘fluency’). Systeem 2 vraagt om inspanning en aandacht. Beide systemen werken altijd samen maar met verschillende intensiteiten. De tegenstrijdige belangen van de systemen kunnen zo met elkaar in conflict komen.4
Het volgende schema brengt de onderlinge relatie van beide systemen in beeld:
Systeem 1 (‘intuïtief denken’) is volgens Kahneman het resultaat van duizenden jaren ontwikkeling van overleven. Dat blijkt onder andere uit het feit dat in noodsituaties Systeem 1 de totale controle over geest en lichaam overneemt. Het schakelt dan Systeem 2 (het bewuste nadenken) zondermeer geheel uit om prioriteit te kunnen geven aan zelfbescherming en overlevingskansen (Kahneman p 43).
We zien dit overlevingsmechanisme al bij eencelligen, miljoenen jaren voordat de mens bestond. Het is dat overlevingsvermogen waardoor deze eencelligen zich konden aanpassen aan de omgeving. Feitelijk vertoonden ze toen al intelligent gedrag. De celwand liet stoffen door als dat niet bedreigend was, en anders sloot de celwand zich daarvoor af.
Ons denken (c.q. onze intelligentie) is gekoppeld aan overlevingsvermogen.
Hooggespecialiseerde organismen zoals de mens, doen niet anders. Bij bedreigingen gaan we op slot en als die er niet zijn, stellen we ons open. Twee geëvolueerde subvermogens helpen ons daarbij: empathie en patroonherkenning. Door die vermogens kunnen we overleven. Dat gaat veel verder dan alleen aanvoelen of er gevaar dreigt of niet. De subvermogens ‘empathie’ en ‘patroonherkenning’ zorgen er voor dat we de wereld om ons heen ook kunnen invoelen en begrijpen, en dat we zo ook intuïtief, ‘al denkende’ (meestal al onbewust en minstens 200.000 maal sneller dan ons bewuste logische en weloverwogen nadenken) onze positie daarin bepalen. Zowel het wereldbeeld dat we ontwerpen als de positie die we daarin kiezen, zijn beide empathisch gedreven; emoties en gevoelens overheersen waar je rationaliteit (het consistent redeneren en handelen op basis van feiten en pro’s en contra’s) zou verwachten.
Enkele hoofdkenmerken van beide systemen: De tekst tussen “...” zijn letterlijke citaten
Systeem 1: Intuïtief denken (FAST) Ca: 1.2000.000 bits per seconde | Systeem 2: Nadenken (SLOW) Ca: 60 bits per seconde |
Systeem 1, het onbewuste denken (dat weinig energie kost en waarmee we dagelijks ‘vloeiend’ redeneren, vormt moeiteloos (samenhangende) gedachten en werkt volledig automatisch. Het is snel en werkt efficiënt. Maar Systeem 1 is ook op z’n gemak gesteld. Zodra het een aannemelijk samenhangend verhaal uit het geheugen heeft geconstrueerd, denken we niet verder na, tenzij we dit expliciet hebben aangeleerd. | Systeem 2, het bewuste, rationele denken (dat meningen heeft, keuzen maakt en nadenkt over wat te doen en wat te denken), kost tijd en extra energie. Het vraagt om aandacht en inspanning, en werkt inefficiënt. Het is ook lui en weinig kritisch want zodra we een voor ons logische verklaring of oplossing hebben gevonden, denken we niet verder na, tenzij we dit expliciet hebben aangeleerd. |
Ons gewone intuïtieve denken “detecteert eenvoudige relaties en blinkt uit in het integreren van informatie”, “maar schiet te kort bij meer complexe vraagstellingen”. Wanneer Systeem 1 een vraag niet direct kan beantwoorden wordt Systeem 2 gemobiliseerd, maar Systeem 1 blijft ook dan Systeem 2 voortdurend van suggesties voorzien. | Systeem 2 helpt Systeem 1 bij het vinden van een antwoord als het een vraag niet kan beantwoorden. We gaan nadenken. Worden dan trager, niet alleen qua denken, maar ook fysiek. Als we toevallig aan het wandelen zijn, gaan we langzamer lopen of zelfs stilstaan. Meestal neemt Systeem 2 de suggesties van Systeem 1 over met weinig of geen aanpassingen. |
Ons intuïtieve Systeem 1 is gewoonlijk redelijk betrouwbaar en creatiever dan Systeem 2 (bewust nadenken). Het is niettemin bevattelijk voor het maken van fouten en vooringenomenheden (biases) als Systeem 2 onvoldoende kritisch heeft meegekeken, al dan niet door onwetendheid. | In normale situaties bevindt Systeem 2 zich in sluimerstand. Het controleert op de achtergrond Systeem 1. “Zorgt dat u beleefd blijft wanneer u boos bent en alert wanneer u ’s nachts autorijdt”, en het voorkomt dat veel dwaze gedachten en impulsen tot uitvoering komen. Even goed opletten als het moeilijk wordt. |
Systeem 1 heeft (vanuit overlevingsbelang) aangeleerd associaties tussen ideeën te maken. Associatief denken vindt vooral op de achtergrond plaats, verborgen voor je rationele ik (Systeem 2). Zien, waarnemen en denken zijn automatische functies van Systeem 1. | Alleen Systeem 2 kan gedachten omzetten in een ordelijke reeks van stappen. Het is “de enige die regels volgt, objecten op basis van verschillende kenmerken [bewust] vergelijkt en een weloverwogen keuze tussen diverse alternatieven kan maken.” |
Systeem 1 maakt een inschatting of iets een bedreiging vormt, en bepaalt of we op slot gaan of ons openstellen. | Systeem 2 kan reflecteren en achteraf concluderen of we goed of fout zaten en daarmee Systeem 1 opvoeden. |
Conclusie | Conclusie |
De natuurlijke bron van ons ‘denken’ – het denken waardoor we leren (laten we iets toe, is het waardevol voor ‘overleven’ of sluiten we ons af) – is Systeem 1: het onbewuste intuïtieve denken. Ons intuïtieve denken is niet alleen redelijk betrouwbaar, neemt (meestal) betere beslissingen en is sneller dan Systeem 2, maar we kunnen er ook meer mee. We kunnen meer tegelijk doen, en we zien ‘onbewust’ meer dan we met ons ‘bewustzijn’ zouden kunnen waarnemen. Systeem 1 is ook creatiever, graaft dieper, is associatiever, en reikt meer ideeën aan, dan bewust nadenken. | Systeem 2 is voor ons denken evenwel onmisbaar. Systeem 2 heeft geen controle over het suggestieve vermogen van Systeem 1. Maar Systeem 2 heeft wel het vermogen om de manier waarop Systeem 1 werkt te veranderen door daarop te reflecteren en de normaal gesproken automatische functies van aandacht, patroonherkenning en geheugenassociaties te ‘(her)programmeren’. Of door situaties te leren herkennen waarbij een ‘bewuste’ pas op de plaats nodig is om geen fouten te maken, dan wel de meest passende oplossing te vinden of te ontwerpen. |
Voor het onderwijs ligt hier een prachtige doceerkundige taak: intuïtie bewust verenigen met rationaliteit, leerlingen leren meer rationeel te gaan denken.
In het onderwijs hebben we geleerd een ’rijke’ leeromgeving aan te bieden, te zorgen voor verschillende soorten opdrachten of verschillende soorten stageplekken. We hebben ook geleerd te reflecteren op ervaringen, heel veel te oefenen (denk aan ‘10.000 uren norm’ voor je expert bent) en we zijn gewoon te spreken over het creëren van een veilige leeromgeving. Bovenstaande uitleg over de wisselwerking tussen Systeem 1 en Systeem 2 maakt duidelijk wat het enorme belang hiervan is waarvan we ons maar zelden bewust zijn.
Bronnen
- Kahnemans studie ‘Thinking Fast and Slow’ is niet geschreven om daar onderwijskundig profijt van te hebben.
- Wij zien Kahnemans studie dan ook als empirische ondersteuning voor de koppeling die wij in boek Deel I ‘Naar een nieuwe kijk op Intelligentie’ hebben gelegd tussen ‘intelligentie’, ‘overleven’ en ‘denken’.
- Kahneman heeft deze termen overgenomen van de psychologen Keith Stanovich en Richard West, die de systemen tegenwoordig Type 1 en Type 2 noemen. Hij verwijst daarbij naar Stanovichs boek “Rationality and the Reflective Mind” (2011).
- Op een evenwichtsbalk een oefening (laten) doen en tegelijk een wiskundig vraagstuk (laten) oplossen (zoals een Haagse onderwijsinstelling begin dit jaar probeerde), is vragen om ongelukken (cognitieve dissonantie).