Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Kinderen met hechtingsproblemen in de klas

Legemaat, M. (2024). Kinderen met hechtingsproblemen in de klas.
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/kinderen-met-hechtingsproblemen-in-de-klas.php
Geplaatst op 29 augustus 2024

Leraren worstelen vaak met gedrag dat kinderen met ernstige hechtingsproblemen laten zien. Het roept handelingsverlegenheid op. Hoe krijg je contact met deze kinderen en hoe zorg je ervoor dat ze -ondanks hun problemen- toch tot leren komen? Anton Horeweg gaat op deze problematiek in en geeft inzicht en handvatten in zijn boek Kinderen met hechtingsproblemen in de klas. De klas moet een 'holding space zijn' een veilige haven waar angst en verwarring is toegestaan maar waar onzekerheid kan verdwijnen door voortdurende steun van de leerkracht. 

Steeds meer mensen ervaren vandaag aan de dag weinig of geen verbintenis met anderen. Het lijkt een maatschappelijke crisis, schrijft Prof. dr. Jim van Os in het voorwoord van Kinderen met hechtingsproblemen in de klas. De school kan van betekenis zijn in het creeëren van verbinding, het aangaan van waardevolle menselijke relaties. Deze samenvatting laat zien wat er in dit boek aan de orde komt en volgt daarbij de hoofdstukindeling. 

De kwaliteit van onze relaties is het fundament van ons leven

1. Wat is hechting?

Hechting is een proces van interactie tussen een kind en een of meer van zijn opvoeders, wat leidt tot een duurzame affectieve relatie. Dit fundament vormt de basis voor hoe kinderen relaties aangaan en zich sociaal-emotioneel ontwikkelen. Als dit proces niet goed verloopt, kunnen hechtingsproblemen ontstaan. De hechtingstheorie van Bowlby, aangevuld door Ainsworth, biedt inzicht in de verschillende vormen van hechting en de gevolgen van problematische hechting.

  • Hechtingsgedrag en verwaarlozing: Hechting is essentieel voor het gevoel van veiligheid van een kind. Wanneer een kind te maken krijgt met verwaarlozing, ontstaat er een verstoord intern werkmodel, wat invloed heeft op het gedrag en de ontwikkeling van het kind. Ernstige onveilige hechting kan leiden tot gedragsproblemen, problemen met zelfwaardering en moeite met het aangaan van relaties.

Hechtingservaringen vormen het brein

  • Serve and return en objectpermanentie: Deze concepten benadrukken het belang van consistente en betrouwbare interactie tussen het kind en de opvoeder. De baby wijst iets aan en de moeder reageert hierop. Deze interactie van ‘serve and return’ of spiegelen vormt het brein en er ontstaat een band. In elke interactie zit een moment van ‘zie je mij’. Deze interacties zijn cruciaal voor het ontwikkelen van een veilige gehechtheid. Ook het verdwijnen van de ouder en het weer terugkeren (objectpermanentie) zorgt voor een bepaalde voorspelbaarheid voor het kind.

Hechting is voor een kind biologische noodzaak: het is de weg naar overleving.

  • Het verschil tussen trauma en hechting: Het boek maakt onderscheid tussen de gevolgen van trauma en verstoorde hechting, waarbij beide vaak samengaan maar verschillende ondersteuning vereisen. Trauma is een wond in de psyche, ontstaan door een heftige, overweldigende gebeurtenis. Het kan zorgen voor een verstoorde en onveilige hechting, maar dit hoeft niet. Er zijn ook kinderen die ondanks trauma wél veilig gehecht zijn.

2. Waarom hechten we?

Hechting speelt een vitale rol in de regulatie van emoties en de ontwikkeling van zelfregulatie bij kinderen. Een veilige hechting stelt een kind in staat om stress te hanteren en vertrouwen te hebben in zijn omgeving, wat essentieel is voor verdere ontwikkeling.

  • Coregulatie en zelfregulatie: Het boek legt uit hoe een kind eerst afhankelijk is van de regulatie door de ouder (coregulatie) en hoe dit later leidt tot zelfregulatie. De acties van de ouder om stress bij het kind te verminderen noem je coregulatie. Dit kan bestaan uit een glimlach, communicatie of huidcontact. Op den duur leert het kind zichzelf te reguleren. Deze processen zijn cruciaal voor de ontwikkeling van emotionele veerkracht.
  • Hechting in een niet-westerse cultuur: Hechtingsprocessen kunnen cultureel variëren, wat invloed heeft op hoe hechting wordt gevormd en ervaren. In andere niet-westerse culturen is er vaker sprake van een multigenerationele familie met veel kinderen en meer volwassenen die invloed hebben.
  • Window of tolerance: Dit concept helpt om te begrijpen hoe kinderen binnen een veilige marge van stress kunnen functioneren en leren. De window of tolerance is een optimale zone waarin iemand zich prettig voelt en waarbinnen hij optimaal en ontspannen kan functioneren. Als kinderen te lang in een ontredderde toestand verkeren, zijn ze extra alert. Dit hoge alertheidsniveau vraagt veel energie die ze niet aan andere dingen kunnen geven.

3. Hechtingsstijlen

Er zijn verschillende hechtingsstijlen die een kind kan ontwikkelen, afhankelijk van de interacties met hun verzorgers. Deze stijlen variëren van veilig gehecht tot onveilig gehecht, zoals vermijdende, ambivalente en gedesorganiseerde hechting. Het classificatiemodel dat daarbij gebruikt wordt is handig, maar in het echte leven is hechting een glijdende schaal van veilig tot stoornis. Bovendien kan hechting verschillen per persoon: je kunt bijvoorbeeld veilig gehecht zijn aan je vader maar niet aan je moeder. Ook kan hechting fluctueren in de tijd.

  • Veilige en onveilige gehechtheid: Het boek beschrijft hoe veilige gehechtheid leidt tot vertrouwen en exploratie, terwijl onveilige gehechtheid juist leidt tot angstig of vermijdend gedrag. Ongeveer 70 % van de kinderen is veilig gehecht. Onveilige gehechtheid kent drie vormen:
    1. Vermijdende gehechtheid; het kind kan kan ongevoelig reageren op de hechtingsfiguur in tijden van stress. Het kan zich van buiten heel anders voordoen (opgewekt, vrolijk, competent) dan ze zich van binnen voelen.
    2. Ambivalente gehechtheid; het kind klampt zich beurtelings vast aan de ouder en duwt weg;
    3. Gedesorganiseerde gehechtheid; dit is de meest schadelijke vorm van onveilig gehecht zijn. Kinderen wisselen tussen de vermijdende en ambivalente stijl. De angst en ontreddering die deze kinderen voelen kan leiden tot destructief gedrag.

Elk kind wil erbij horen, soms weten ze alleen niet hoe.

  • Hechtingsstoornissen: Bij een klein percentage van de kinderen ontwikkelen zich ernstigere problemen zoals hechtingsstoornissen (RHS en DSED), die diepgaande effecten kunnen hebben op hun gedrag en relaties.
  • Risicofactoren: Risicofactoren bij onveilige gehechtheid kunnen aan de kant van de ouders liggen (ouderfactoren) of aan het kind (kindfactoren) Een voorbeeld van dat laatste is een prematuur (te vroeg geboren) kind. Ook kunnen risicofactoren zich bevinden in de omgeving en het gezin (bijvoorbeeld armoede, werkeloosheid)

4. Sociaal-emotionele ontwikkeling

Hechting heeft een directe invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. Problemen met hechting kunnen leiden tot toxische schaamte, problemen met rouwverwerking, en zelfs tot zelfbeschadigend gedrag.

  • Toxische schaamte en automutilatie: Het boek onderzoekt hoe kinderen met hechtingsproblemen vaak worstelen met diepe gevoelens van schaamte en hoe dit kan leiden tot destructief gedrag, zoals automutilatie.

‘Toxische schaamte ontstaat in destructieve gezinsrelaties waar veiligheid ontbreekt en waar sprake is van mishandeling en genegeerde behoeften.’

5. Wat zie je in de klas?

In dit hoofdstuk worden de gedragingen van kinderen met (forse) hechtingsproblemen beschreven zoals ze in de klas kunnen verschijnen. Deze gedragingen worden vaak gezien als overlevingsstrategieën. Kinderen met een hechtingsstoornis hebben snel last van stress. Dit kan zich op heel veel verschillende manieren uiten: 

  1. Opstandig of agressief;
  2. 'Gevlucht' - het kind is er fysiek nog wel maar sluit zich af;
  3. Hyperalert;
  4. Roekeloos, baldadig, impulsief of juist bevroren;
  5. Het niet voelen of laten merken van fysieke pijn; 
  6. Contrôledwang; je hebt geen vertrouwen in de volwassene;
  7. Triangulatie; volwassenen (ouders en leerkrachten bijvoorbeeld) worden door het kind tegen elkaar uitgespeeld;
  8. Moeite met persoonlijke (fysieke) grenzen, met persoonlijke emotioneel-psychische grenzen, moeite met vertrouwen, met vriendschappen;
  9. Moeite met onverwachte veranderingen;
  10. Dissociatie;
  11. Aandachtsproblemen.

 Kinderen met hechtingsproblemen gebruiken hun gedrag om te overleven in een wereld die zij als onveilig ervaren. Het gedrag is een overlevingsstrategie. Dit gedrag kan moeilijk te hanteren zijn, maar het begrijpen ervan is de sleutel tot effectieve ondersteuning.

‘Gedrag is de taal van het kind; lees het met geduld en begrip.’

6. Wat de school en de leraar kunnen doen

Leerkrachten spelen een cruciale rol in het ondersteunen van kinderen met hechtingsproblemen. Dit hoofdstuk biedt praktische adviezen om een veilige leeromgeving te creëren en een ondersteunende relatie met deze kinderen op te bouwen.

  • De rol van de leerkracht: Het boek benadrukt het belang van geduld, consistentie en voorspelbaarheid in de omgang met deze kinderen. Leerkrachten moeten leren hoe ze veilige grenzen kunnen stellen zonder de relatie met het kind te schaden.
  • Gehecht aan de leerkracht: Een sterke, ondersteunende relatie met een leerkracht kan een belangrijke rol spelen in het herstellen van een verstoorde hechting. Laat de regie duidelijk bij de leerkracht. Maak heel duidelijke afspraken als je een duo-collega hebt. 

Hechting aan de leerkracht wordt secundaire hechting genoemd. 

In dit hoofdstuk staan veel tips, onder andere voor de organisatie van de klas: 

1. Besteed veel aandacht aan een goede start;

2. Stel een calm zone in, een plek waar kinderen volgens afspraak heen kunnen om rustig te worden;

3. Zorg voor een prikkelarm lokaal;

4. Zorg voor een zichtbaar dagprogramma;

5. Stel de klas op in busrijen;

6. Hou het lokaal opgeruimd en netjes

7. Zorg voor een hoge kwaliteit leerkracht-leerling relatie

8. Voer kennismakingsgesprekken en later in het jaar voortgangsgesprekken

Kinderen leren van ons gedrag dat als voorbeeld dient

Verder is dit hoofdstuk vol tips over een goede communicatie, duidelijke grenzen, modelen, voorspelbaar zijn en vriendelijk, en het wel of niet negeren van probleemgedrag. 

7. Straf en beloning

Traditionele methoden van straf en beloning zijn vaak niet effectief bij kinderen met hechtingsproblemen. Het boek bespreekt alternatieve benaderingen die gericht zijn op het verminderen van stress en het bevorderen van positief gedrag. Belangrijk is om preventief proberen te werken, en voorwaarden te scheppen die gunstiger zijn voor dit kind. Een positieve ondersteuning en het leren omgaan met emoties kan escalaties voorkomen. 

Straf neemt bij kinderen met hechtingsproblemen de angst niet weg, maar verergert het. Ondersteuning is op lange termijn het enige dat helpt. Kinderen moeten eerst gekalmeerd worden (reguleren) voordat je op een cognitief niveau afspraken kunt maken. Ook beloningen werken vaak niet bij kinderen met hechtingsproblematiek: diep van binnen hebben ze de overtuiging dat ze de beloning niet waard zijn. 

Een time-out moment, dat voor bepaalde kinderen heel goed kan werken bij niet gewenst gedrag, werkt bij kinderen met gedragsproblemen vaak niet: het kind dat weggestuurd wordt voelt zich afgewezen en voelt zich helemaal alleen. Het is beter om een time-in te proberen. 

Verbinden vóór corrigeren, de sleutel tot succesvol lesgeven aan kinderen met hechtingsproblemen. 

8. Adoptiekinderen en pleeg- en weeskinderen

Dit hoofdstuk richt zich op de specifieke hechtingsproblemen die adoptiekinderen, pleegkinderen en weeskinderen kunnen ervaren. Deze kinderen hebben vaak extra ondersteuning nodig vanwege hun complexe achtergrond.

30 tot 40 procent van alle pleegzorgplaatsingen wordt afgebroken door ongunstige omstandigheden, een breakdown. Door een breakdown verliest een kind (nog meer) vertrouwen in zichzelf, in volwassenen en in zijn omgeving.  

9. Wie zorgt er voor de leerkracht?

Leerkrachten die werken met kinderen met hechtingsproblemen kunnen zelf ook emotioneel belast worden. Dit hoofdstuk benadrukt het belang van zelfzorg en biedt tips voor leerkrachten om hun eigen welzijn te waarborgen. Gebruik bijvoorbeeld een Cool down time als je je emotioneel erg boos of geraakt voelt. Gedrag van kinderen kan bij jou ook veel stress en gevoelens van incompetentie oproepen. Bewustwording hiervan is een eerste stap.

Een leerkracht die in verbinding gelooft, opent de de deur naar herstel en groei. 

10. In contact met ouders

De samenwerking met ouders is cruciaal bij het ondersteunen van kinderen met hechtingsproblemen. Dit hoofdstuk geeft advies over hoe leerkrachten effectief kunnen communiceren met ouders en hen kunnen betrekken bij het ondersteunen van hun kind.

Het boek sluit af met een samenvatting van de belangrijkste aandachtspunten voor het omgaan met kinderen met hechtingsproblemen in de klas. Het biedt praktische tips en inzichten die leerkrachten helpen om een verschil te maken in het leven van deze kinderen.

Hechting is geen keuze, maar de manier waarop we leren liefhebben en leren.

Recensie

Anton Horeweg biedt met dit boek een uitgebreide gids voor leerkrachten die te maken hebben met kinderen met hechtingsproblemen. Het biedt zowel theoretische kennis als praktische adviezen om deze kinderen beter te begrijpen en te ondersteunen in hun leerproces. Het boek onderstreept het belang van veilige, ondersteunende relaties en de essentiële rol die leerkrachten hierin kunnen spelen.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.