Wat zegt classificatie?
Mathilde Tempelman-Lam
Beleidsadviseur onderwijs bij Vorm is Onderwijs
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/classificatie-normen.php
Een goed gesprek over visie en kernwaarden is waardevol. Dat we het dan ook over de structuren in de school moeten hebben, lijkt minder voor de hand te liggen. Maar juist de vormen en structuren in onze onderwijsorganisaties zouden onderwerp van gesprek moeten zijn. Structuren zijn er om de boel te regelen, maar terwijl ze dat doen vertellen ze een verhaal. Ze zijn niet neutraal en hun potentie te beïnvloeden is groot. In dit artikel staat één van die machtige structuren centraal. Vanuit theorie en praktijk wordt ingegaan op de invloed van classificatie in output en hiërarchie.
In de artikelen ‘Wie heeft de macht in de school?’, ‘Hoe vormt de groep?’ en ‘Moet onderwijs efficiënt zijn?’ is te lezen over mijn onderzoek naar de macht van vormen en structuren in de school. Om de macht van vormen en structuren in kaart te brengen werden docenten en leerlingen op een middelbare school geïnterviewd. Hen werd gevraagd de school te beschrijven aan de hand van een aantal woorden, ontleend aan de machtige structuren die Michel Foucault in Discipline and Punish beschrijft. Ook in dit artikel maak ik gebruik van de bevindingen uit dat onderzoek.
Verweven structuren
Foucault laat in Discipline and Punish zien hoe structuren via kleine, subtiele ingrepen onderdeel van ons organiseren, denken en werken zijn geworden. De werkelijkheid vandaag de dag wordt door die structuren vormgegeven. Disciplinerende modellen bestaan al heel lang. Ze gaan terug op de tradities van klooster, leger en gilde. In de zeventiende en achttiende eeuw ontwikkelden zich uit deze methodes algemene formules voor disciplinering. De structuren waarin macht tot uiting komt zijn volgens Foucault onder te verdelen in de drie hoofdthema’s groeperingsvormen, ordening en classificatie.
Via de beschrijving van groeperingsvormen (lees hierover meer in Hoe vormt de groep?) en ordening (lees hierover meer in Moet onderwijs efficiënt zijn?) krijgen we steeds meer zicht op de macht van structuren die de dagelijkse realiteit in het onderwijs vormgeven. In dit artikel wordt classificatie, als derde machtige structuur, uitgewerkt. De verwevenheid van de verschillende structuren komt in de loop van deze serie artikelen steeds sterker tot uiting.
Neem bijvoorbeeld het traditionele leerstofjaarklassensysteem, waarin groepen verondersteld homogeen zijn en activiteiten efficiënt geordend worden in de tijd. Om zicht te krijgen op niveau en voortgang van leerlingen, wordt in het leerstofjaarklassensysteem gebruik gemaakt van classificatie in diverse vormen.
Classificatie om te selecteren en te ordenen is zo’n vorm.
Beoordeling op basis van toetsing is een instrument om te bepalen wie wel of niet bij een bepaalde groep hoort of een bepaald niveau beheerst. Classificatie in het onderwijs helpt bijvoorbeeld te groeperen, waardoor de school ervoor kan zorgen dat iedereen die dezelfde les op hetzelfde niveau volgt, door het rooster op dezelfde plek ingedeeld wordt.
Een historie van classificatie
Om in beeld te brengen hoe classificatie deze rol is gaan vervullen gaan we te raden bij Foucault, maar ook bij Karen Heij. Heij beschrijft in haar proefschrift over de eindtoets als instituut en institutie dat er in het onderwijs altijd gebruik is gemaakt van externe prikkels, zoals beloning en straf. Aanvankelijk waren dat lijfstraffen, maar gaandeweg ging men over op meer abstracte stelsels van beloning en straf in de vorm van punten, nog weer later werden dit cijfers. In de loop van de vorige eeuw werden de in Nederland gehanteerde cijferschalen gestandaardiseerd, waardoor tegenwoordig de prestaties van zowel leerlingen als scholen op landelijk niveau onderling kunnen worden vergeleken.
In Discipline en Punish beschrijft Foucault hoe in het Frankrijk van de achttiende eeuw vorm werd gegeven aan rangen, oftewel classificatie op basis van niveau, in de ordening van individuen. Door middel van rangen definieerde men op Franse scholen hiërarchie in niveau tussen leerlingen. In die tijd werd de indeling in niveaus nog binnen het klaslokaal gemaakt. Leerlingen van hetzelfde niveau zaten in dezelfde rij. Rang werd toegekend aan elke leerling aan het eind van elke taak of toets die hij had afgerond. Van week tot week, van maand tot maand en van onderwerp tot onderwerp. Leerstof werd aangeboden in een opeenvolging van onderwerpen in een bepaalde volgorde en met een toenemende moeilijkheidsgraad. Voor elke leerling of groep leerlingen waren er verplichte meetmomenten. Op basis van de resultaten van die meetmomenten werden leerlingen geclassificeerd op niveau en jaarlaag, om zich zo door de reeks van posities in de hiërarchie te bewegen.
Classificatie op basis van output
Classificatie is niet alleen een manier om leerlingen als groep en individueel te ordenen. Zowel leerling als docent zijn volgens Stephen Ball deel van een systeem van inspectie, beoordeling en vergelijk op basis van hun output. Ook de leerlingen en de docenten die aan het onderzoek naar de macht van structuren meewerkten herkennen dit.
‘Niet alleen de leerling wordt beoordeeld, ook de docent.’
In principe wordt de docent door zijn leidinggevende beoordeeld op lesinhoud en (examen)resultaten, legde een docent onder de respondenten uit. De leerlingen en de docenten benoemen beiden dat er vrijwel altijd beoordeeld wordt op basis van een vooraf vastgestelde norm. Voor de docent in de bovenbouw geldt dat als het verschil tussen de resultaten van zijn leerlingen op het schoolexamen ten opzichte van wat ze op het centraal examen scoren groter is dan die vastgestelde norm, dit voor zijn leidinggevende reden is tot nader onderzoek.
Ball noemt noemt deze classificatie op basis van output de terreur van ‘payment by result’. Afrekening op basis van productiviteit en opbrengst is een manier van werken uit het bedrijfsleven, die in het onderwijs wordt toegepast. Leerlingen worden afgerekend op output op basis van de cijfers die zij voor toetsen en examens halen. Docenten worden afgerekend op de cijfers en doorstroom van leerlingen naar de volgende jaarlaag of de examenresultaten van hun leerlingen.
Classificatie heeft dan ook invloed op de schoolorganisatie en op wat het betekent docent of leerling te zijn, terwijl deze classificatie op basis van output uitgaat van een sterk gesimplificeerde manier van kijken naar wat er in het onderwijsproces gebeurt. Een simplificatie die noodzakelijk is om tot een meetbare norm te komen.
Meten disciplineert
Het beoordelen van leerlingen ofwel relatief door ze te vergelijken met elkaar, ofwel absoluut door ze te vergelijken met een inhoudelijk curriculum, is een voor het onderwijs geaccepteerde manier van kijken naar kinderen, stelt Heij. Al dat meten kan echter niet als neutraal of onschuldig beschouwd worden. Meten door middel van toetsing is volgens Foucault een manier om macht over mensen uit te oefenen en hen te disciplineren. Het is een normatieve blik, een vorm van toezicht ‘die kwalificeert, klasseert en straft’. Foucault spreekt over examinering als een manier om individuen zichtbaar te maken (ten opzichte van elkaar en/of ten opzichte van het curriculum), zodat ze gestraft of beloond kunnen worden.
Foucault stelt dat examinering de moderne mens controleert en construeert. Beoordelingen gekoppeld aan examinering verminderen afwijkend gedrag en zijn zo disciplinerend, er is een norm waaraan voldaan dient te worden om beloond te worden en/of in de juiste categorie te vallen. Wanneer je weet wat je tijdens een test moet antwoorden om aan de norm te voldoen, is aanpassing aan die norm een effectieve manier om te slagen voor de test. Ook wanneer je zelf een andere mening toegedaan bent, zul je omwille van de beloning in de vorm van een positief testresultaat toch geneigd zijn tot aanpassing aan de norm.
Het construerende element dat Foucault benoemt zit in de vergelijking tussen mensen. Wat een persoon doet wordt in het licht gezien van wat anderen doen. Niet met als doel de overeenkomsten naar boven te halen, maar juist met focus op verschillen. Daarmee leidt examinering tot competitie en vervreemding. Examinering (in de breedste zin van het woord) is volgens Foucault dan ook geen vrijblijvende handeling in de context van het onderwijs, maar grijpt diep in op de organisatie van de samenleving als geheel.
Meten normeert
Elke ordening in categorieën verwijst volgens Paul Verhaeghe, impliciet of expliciet, naar een rangorde met een politieke en morele betekenis en is dus normatief. In haar proefschrift haalt Heij Geoffrey Bowker en Susan Star aan. Bowker en Start stellen dat classificatiesystemen gezien en gelezen moeten worden als politieke en culturele producties. Iedere standaard en elke categorie drukt een waardering uit voor een bepaald standpunt en legt een ander gezichtspunt het zwijgen op.
Om iets te kunnen meten, moet gekozen worden wat er wel en niet meetelt.
In dat proces gaat altijd informatie verloren. Verhalen en nuances kunnen niet weergegeven worden in de abstracte en universele taal van getallen. Dat is niet slecht, maar wel gevaarlijk als we ons niet bewust zijn van het verhaal achter de meting, de score, de cijfers. We dienen te beseffen dat cijfers niet objectief zijn, hoewel ze dat wel lijken te zijn dankzij hun imago exact en hard te zijn.
Getallen in de vorm van scores lenen zich eenvoudig voor het maken van ordeningen, vaak worden ze in een volgorde van hoog naar laag scorend geplaatst. Dergelijke ordeningen maken van scores een rangvolgorde, een hiërarchie zoals we in het achttiende eeuwse Frankrijk van Foucault al zagen. Ordeningen en classificaties zijn op die manier nauw verbonden met de vormgeving van samenlevingen. Wie heeft een hoge positie in de rangorde en wie een lage? Wie is kansrijk en wie kansarm?
Hoewel cijfers objectief lijken, is vergelijken dus niet neutraal in de (maatschappelijke) uitwerking ervan. Dat geldt voor de vormen en structuren, die impliciet hun eigen normatieve verhalen vertellen, maar ook voor de taal die aan rangorde en classificaties gekoppeld wordt. Is iemand een dyslect, een ADHD’er, een typische havist of een echte vmbo’er? Die woorden zijn geladen met associaties, ze dragen de verwachtingen in zich van de mogelijkheden die we een persoon toedichten. Welke werkelijkheid creëren we als we iemand in de categorie dyslect, ADHD’er of havist plaatsen? Hoe beïnvloeden we daarmee zijn of haar persoonlijke identiteit en kijk op de wereld? Karen Heij haalt in dit kader de pedagoog Meirieu aan, die spreekt over de ‘dodelijke werking van classificaties’. Ze vervangen het recht om een eigen weg te kiezen door het toewijzen van een specifieke plaats en vervangen het project dat we zelf in vrijheid kunnen kiezen door de idee van een vaststaande, geërfde natuur.
Het verhaal van de vormen
In dit artikel volgden we via Foucault en Heij hoe classificatie onlosmakelijk met onderwijs verbonden raakte. Ook zagen we dat dit consequenties heeft voor leerlingen, docenten en scholen die afgerekend worden op eendimensionale output. Zowel de woorden als getallen waarmee geclassificeerd wordt, geven de werkelijkheid op een gesimplificeerde wijze weer.
Aan vormen voor classificatie liggen (politieke) keuzes en (culturele) overtuigingen ten grondslag.
Het is dan ook van belang dat we ons bewust zijn van het verhaal achter de meting, de score, de cijfers. We moeten afwegen hoe we ontwikkeling willen verstaan, welke normen we hanteren, of we bepaalde classificaties wenselijk vinden en hoeveel waarde we toekennen aan hun normatieve boodschap. Waar het om het classificeren middels de eindtoets voor het basisonderwijs gaat, levert Karen Heij in elk geval al een waardevolle bijdrage aan deze afweging en het daarvoor benodigde inzicht.
Geraadpleegde literatuur:
- Ball, S.J. (2013). Foucault, Power, and Education (New York: Routledge Key Ideas in Education).
- Heij, K. (2021). Van de kat en de bel. Tellen en vertellen met de eindtoets in het basisonderwijs (Leiden: proefschrift in eigen beheer).
- Foucault, M. (1995). Discipline and Punish. The birth of the prison (New York: Random House Inc.).
- Tempelman-Lam, M. (2018). De macht om de realiteit vorm te geven. Beschikbaar via https://wij-leren.nl/userfiles/files/docs/mathilde-tempelman-de-macht-de-realiteit-vorm-te-geven.pdf.
- Verhaeghe, P. (2017). Identiteit, autoriteit, onderwijs. Kohnstammlezing (Amsterdam: Vossiuspers UvA).
- Verhaeghe, P. (2019). Over normaliteit en andere afwijkingen (Amsterdam: Prometheus Nieuw Licht).