Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Wat is het effect van het gebruik van het 4C/ID model op de kwaliteit van de les?

Geplaatst op 24 september 2016

Samenvatting 

Het vier componenten instructiemodel (4C/ID-model) richt zich op het ontwerpen van leertaken. Met dit model kan het curriculum in het (middelbaar) beroepsonderwijs worden vormgegeven. Invoering van het 4C/ID-model leidt tot een verandering in de docentrollen: van vooral kennisoverdrager naar begeleider en feedbackgever. Uit eerder onderzoek weten we dat er voor een aantal aspecten van docentgedrag, zoals feedback geven, positieve effecten zijn gevonden op de leerprestaties.

In het beroepsonderwijs staat de ontwikkeling van competenties centraal. Een competentie is een geheel van kennis, inzichten, vaardigheden en gedrag dat een individu heeft of kan verwerven (www.onderwijskiezer.be). Om competenties te kunnen ontwikkelen, is een leeromgeving vereist die complex leren mogelijk maakt. Dat betekent een leeromgeving waarin kennis, vaardigheden en houdingen worden geïntegreerd. Deze integratie vraagt om een zogenoemde whole-task practice, of hele-taak-benadering. Daarbij worden complexe taken als een geheel aangeboden en wordt niet gestart met afzonderlijke deeloefeningen die later worden samengevoegd.

In het 4C/ID-model van Van Merriënboer & Kirschner (2007) worden de bovenstaande uitgangspunten uitgewerkt in een ontwerpmodel. Het 4C/ID-model bestaat uit vier gerelateerde componenten, waarmee een onderwijsontwerp kan worden vormgegeven:

  1. leertaken – een opeenvolging van steeds moeilijkere complexe opdrachten;
  2. ondersteunende informatie – wat je nodig hebt om een taak/taken te kunnen uitvoeren;
  3. procedurele informatie – wat je moet weten over regels of routine-aspecten van de taak;
  4. deeltaakoefeningen – oefenen van vaak voorkomende routines.

De leertaken die bij de whole-task practice-benadering passen zijn authentiek. Dat betekent dat leertaken realistisch en betekenisvol zijn en studenten hun kennis en vaardigheden dus toepassen in een context die lijkt op de buitenschoolse context. Leertaken bestaan uit meerdere opdrachten of oefeningen, waarbij behalve herhaling variatie belangrijk is. Herhaling met variatie leidt namelijk tot de ontwikkeling van de gewenste competentie. Als de lerende bekwamer wordt in de uitvoering van de taken, neemt de ondersteuning af of wordt de moeilijkheidsgraad van de taak aangepast.

Van de student wordt verwacht dat hij zich actief inzet in het leerproces. Door opdrachten en oefeningen uit te voeren, verwerft hij kennis en wordt hij competenter. Uit onderzoek weten we dat betrokkenheid bij academische leertaken leidt tot hogere prestaties. Daarbij blijkt groepswerk een positieve bijdrage te leveren aan het leren.

Docentrollen

In een nog te verschijnen boek zullen Hoogveld en Van Merriënboer specifieke aandacht besteden aan de rollen van de docent bij het 4C/ID-model. Hierop vooruitlopend licht Hoogland alvast een tipje van de sluier op. Volgens hem kunnen de rollen in een onderwijsontwerp- en in het uitvoeringsteam door elkaar lopen: zo kan een ontwerper docent worden of een docent een blauwdruk helpen implementeren.
Voor 4C/ID-gebaseerde lessen is de docent niet zozeer een overdrager van kennis maar:

  • begeleider die ondersteuning biedt bij uitvoeren van leertaken;
  • begeleider die cognitieve feedback geeft op uitgevoerde taken;
  • beoordelaar van de uitgevoerde taken;
  • presentator van instructie van routines;
  • gever van correctieve feedback op aan te leren routineaspecten in leertaken;
  • begeleider van automatiseren van deeltaken;
  • gever van voortgangsfeedback en eindbeoordelingen.

Effectiviteit

In het vorige decennium zijn er twee metastudies uitgevoerd, waarin de relatie tussen docentstrategieën en leerprestaties werd onderzocht. In de eerste meta-analyse vond Scheerens (2007) een bescheiden maar betekenisvol effect voor constructivistisch gerichte onderwijsstrategieën (waaronder ook het 4C/ID-ontwerp te scharen is) boven de directe instructiestrategieën. Ten tweede onderzocht Hattie (2009) in zijn meta-analyse de variabelen in docentgedrag, en vond voor de meeste variabelen in de strategieën van docenten gemiddeld hoge effecten op de leerprestaties. Voor de bovengenoemde docentrollen die passen bij het 4C/ID-model bleken onder andere de volgende docentstrategieën een positief effect op de leerresultaten te hebben: metacognitieve vaardigheden aanleren, leerstrategieën aanleren, herhaald oefenen van vaardigheden, directe instructie, uitgewerkte voorbeelden verstrekken, geprogrammeerde instructie, beheersingsleren, hiërarchie in leren aanbrengen, feedback geven in zijn algemeenheid, regelmatig toetsen en het onderwijs aanpassen, geven van correctieve feedback, formatieve evaluatie.

4C/ID-model van Van Merriënboer en Kirschner 

Het 4C/ID-model van Van Merriënboer en Kirschner (2007) richt zich op het ontwerpen van leertaken. Dit model leent zich goed om het curriculum in het (middelbaar) beroepsonderwijs vorm te geven. Echter, het model doet geen directe uitspraken over een specifieke invulling van de lessen of over de lesopbouw. De vraag is of de kwaliteit van de lessen toeneemt door de invoering van dit ontwerpmodel. Op grond hiervan het komen we tot de volgende vraagformulering:

Wat is bekend over het effect van het gebruik van het 4C/ID model op de lesuitvoering van docenten?

Is er evidentie voor de relatie tussen de lesuitvoering door docenten bij het gebruik van het 4C/ID model en de kwaliteit van de les?

Kort antwoord

Het gebruik van het 4C/ID model heeft gevolgen voor de lesuitvoering van docenten. Wat dit betekent voor de praktijk wordt nader onderbouwd in een in 2017 te verschijnen boek van Hoogveld, Janssen-Noordman en Van Merriënboer. In het boek wordt beschreven dat met de invoering van het 4C/ID-model een afname van de rol van kennisoverdrager en een toename van de rol als begeleider en feedbackgever gepaard gaat. Uit eerder onderzoek weten we dat er voor een aantal aspecten van docentgedrag, zoals feedback geven, positieve effecten zijn gevonden op de leerprestaties.

Toelichting antwoord

Het model

In het beroepsonderwijs staat de ontwikkeling van competenties centraal. Een competentie is een geheel van kennis, inzichten, vaardigheden en gedrag dat een individu heeft of kan verwerven (www. onderwijskiezer.be). Om competenties te kunnen ontwikkelen, is een leeromgeving vereist die complex leren mogelijk maakt. Dat betekent een leeromgeving waarin kennis, vaardigheden en houdingen worden geïntegreerd. Deze integratie vraagt om een holistische benadering, ook wel aangeduid met ‘whole-task practice’. Hierbij worden complexe taken als een geheel aangeboden en wordt niet gestart met fragmentarische deeloefeningen die later worden samengevoegd.

In het 4C/ID-model (Van Merriënboer & Kirschner, 2007) worden de bovenstaande uitgangspunten uitgewerkt in een ontwerpmodel. Het 4C/ID-model bestaat uit vier gerelateerde componenten, te weten: leertaken (opeenvolging van steeds moeilijkere complexe opdrachten), ondersteunende informatie (wat je nodig hebt om een taak/taken te kunnen uitvoeren), procedurele informatie (wat je moet weten over regels of routine-aspecten van de taak) en deeltaakoefeningen (oefenen van vaak voorkomende routines). Met deze componenten kan een onderwijsontwerp worden vormgegeven.

Kenmerkend voor ‘whole-task practice’

Als we de ‘whole-task practice’ of hele-taak-benadering nader beschouwen en inzoomen op de implicaties voor het onderwijs, is het volgende van belang.

De leertaken die bij de ‘whole-task practice’-benadering passen zijn authentiek. Dat betekent dat leertaken realistisch en betekenisvol zijn en dat leerders hun kennis en vaardigheden dus toepassen in een context die lijkt op de buitenschoolse context (vergelijk Oostdam, Blok & Peetsma, 2006). Leertaken bestaan uit meerdere opdrachten of oefeningen. Bij de opeenvolging daarvan is niet alleen herhaling, maar ook variatie van belang. Herhaling met variatie leidt tot de ontwikkeling van de gewenste competentie. Als de lerende bij de uitvoering van opdrachten bekwamer wordt in het uitvoeren van de verstrekte taken, zal de ondersteuning afnemen/ of zal de complexiteit/moeilijkheidsgraad van de taak worden aangepast, (Frick e.a., 2010).

Van de student wordt verwacht dat hij zich actief inzet in het leerproces. Door middel van het uitvoeren van opdrachten en oefeningen verwerft hij kennis en wordt hij competenter. Uit onderzoek weten we dat betrokkenheid bij academische leertaken leidt tot hogere prestaties (Frick e.a., 2010). Daarbij blijkt groepswerk een positieve bijdrage te leveren aan het leren. Zo toonde Hattie (2009) aan dat samenwerkend leren positieve effecten heeft op de leerprestaties. Het wekt dan ook geen verbazing dat in twaalf tips voor het implementeren van complexe taken de nadruk wordt gelegd op groepswerk (Dolmans, Wolfhagen & Merriënboer, 2013).

Docentrollen

In een nog te verschijnen boek zullen Hoogveld en Van Merriënboer specifieke aandacht besteden aan de rollen van de docent bij het 4C/ID-model (waarbij ze zich onder andere baseren op Dolmans, Wolfhagen & Merriënboer, 2013; Frick, Chadha, Watson & Zlatkovska, 2010; Hoogveld, & Steinen, 2007; Hoogveld, 2003). Hierop vooruitlopend licht Hoogland (B. Hoogland, persoonlijke communicatie, d,d, 21 juli 2016) alvast een tipje van de sluier op. Volgens hem kunnen de rollen in een onderwijsontwerp en in het uitvoeringsteam door elkaar lopen: zo kan een ontwerper docent worden of een docent een blauwdruk helpen implementeren.

Voor 4CID-gebaseerde lessen is de docent niet zozeer een overdrager van kennis maar:

  • begeleider die ondersteuning biedt bij uitvoeren van leertaken;
  • begeleider die cognitieve feedback geeft op uitgevoerde taken;
  • beoordelaar van de uitgevoerde taken;
  • presentator van instructie van routines;
  • gever van correctieve feedback op aan te leren routineaspecten in leertaken;
  • begeleider van automatiseren van deeltaken;
  • gever van voortgangsfeedback en eindbeoordelingen.

Effectiviteit

In het vorige decennium zijn er twee metastudies uitgevoerd, waarin de relatie tussen docentstrategieën en leerprestaties werd onderzocht. In de eerste meta-analyse vond Scheerens (2007) een bescheiden maar betekenisvol effect voor constructivistisch gerichte onderwijsstrategieën (waaronder ook het 4C/ID ontwerp te scharen is) boven de directe instructiestrategieën. Ten tweede onderzocht Hattie (2009) in zijn meta-analyse de variabelen in docentgedrag, en vergeleek hij sturende en faciliterende docenten. Hij vond voor de meeste variabelen met betrekking tot strategiegebruik door docenten gemiddeld hoge effecten op de leerprestaties. In relatie tot de bovengenoemde docentrollen liet Hattie zien dat onder andere de volgende docentstrategieën een positief effect op de leerresultaten hadden: directe instructie, uitgewerkte voorbeelden verstrekken, geprogrammeerde instructie, metacognitieve vaardigheden aanleren, leerstrategieën aanleren, herhaald oefenen van vaardigheden, beheersingsleren, hiërarchie in leren aanbrengen, feedback geven in zijn algemeenheid, regelmatig toetsen en het onderwijs aanpassen, geven van correctieve feedback, formatieve evaluatie.

Conclusie

Beide vragen konden ten dele worden beantwoord. Implementatie van het 4C/ID model zal leiden tot een verandering in de docentrollen: van vooral kennisoverdrager naar begeleider en feedbackgever. Wat dit betekent voor de praktijk wordt nader onderbouwd in een in 2017 te verschijnen boek van Hoogveld, Janssen-Noordman en Van Merriënboer. Voor een aantal aspecten van docentgedrag, zoals feedback geven, werden in eerder onderzoek positieve effecten gevonden op de leerprestaties.

Geraadpleegde bronnen

  • Dolmans, D. H. J. M., Wolfhagen, I. H. A. P., & Van Merriënboer, J. J. G. (2013). Twelve tips for implementing whole-task curricula: How to make it work. Medical Teacher, 35, 801-805.
  • Frick, T. W., Chadha, R., Watson, C., & Zlatkovska, E. (2010). Improving course evaluations to improve instruction and complex learning in higher education. Educational Technology Research and Development, 58, 115-136. Verkregen van https://www.indiana.edu
  • Hattie, J. (2009). Visible learning: A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. London: Taylor & Francis.
  • Hoogveld, A.W.M., & Steinen, H. (2007) Eerstejaars zicht geven op hun latere beroep: Herontwerp van de propedeuse Facility Management met behulp van het 4CID model. Tijdschrift voor Hoger onderwijs, 26, 66-76. Verkregen van http://docplayer.nl/615612-Eerstejaars-zicht-geven-op-hun-latere-beroep-herontwerp-van-de-propedeuse-facility-management-met-behulp-van-het-4c-id-model.html
  • Hoogveld, A. W. M. (2003). The teacher as designer of competency-based education. Academisch proefschrift. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Verkregen van http://www.ou.nl/Docs/Onderzoek/Promoties/2003/Hoogveld_thesis_gedrukteversie.pdf
  • Merriënboer, J. J. G. van, & Kirschner, P. A. (2007). Ten Steps to Complex Learning. A Systematic Approach to Four-Component Instructional Design. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.
  • Oostdam R. & Peetsma, T. & Blok, H. (2007). Het nieuwe leren in basisonderwijs en voortgezet onderwijs nader beschouwd: een verkenningsnotitie voor het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Verkregen van http://dare.uva.nl/document/2/55378
  • Scheerens, J. (2007). Een overzichtsstudie naar school- en instructie-effectiviteit. Enschede: Universiteit Twente.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.