Leerlingen laten excelleren
Dolf Janson
Senior onderwijsadviseur en -ontwikkelaar bij Jansonadvies
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/excellent-activeren-hoogbegaafd.php
De rol van de leraar
Leerlingen met meer dan gemiddelde mogelijkheden uitdagen en tot hun recht laten komen, behoort niet tot het standaardrepertoire van alle leraren.
Nu het bevorderen van excellentie een van de speerpunten van het onderwijsbeleid is geworden, groeit de behoefte aan deze kwaliteit van leraren.
Wat kunnen leraren bijdragen aan het excelleren van hun leerlingen? Dat verkennen we in dit artikel. Eerst staan we even stil bij dat begrip excellent.
Verschillen
Er is een tijd geweest dat we spraken over ‘omgaan met verschillen’. En dan automatisch dachten aan leerlingen met (leer)problemen. We zeiden dan ‘verschillen’, maar eigenlijk bedoelden we ‘afwijkingen’. Het denken in termen van afwijkingen komt voort uit het denken in gemiddelden.
Gemiddelde is gewoon een term uit de statistiek: het is een getal dat staat voor een hele groep. Hoe meer de leden van die groep op elkaar lijken, hoe beter het gemiddelde die groep weerspiegelt.
Grote verschillen in zo’n groep maken dat gemiddelde tot een lachertje, want bijna niemand lijkt dan op dat gemiddelde. Statistiek werkt daarom het best grote aantallen. Als je maar genoeg exemplaren hebt, gaat het gemiddelde steeds beter kloppen.
Dat heet zelfs een ‘normaalverdeling’, wat suggereert dat die verschillen zo horen: veel exemplaren die lijken op dat gemiddelde en hoe extremer, hoe minder er daarvan zijn.
Vanuit het gemiddelde gedacht is excellentie een afwijking, een extreme uitschieter. Dat betekent het woord excellentie ook letterlijk: ergens bovenuit steken.
Hoe zit dat in jouw groep? Statistisch gezien is dat maar een klein aantal, al vind je dat zelf misschien, niet statistisch gezien, best een volle bak. De kans dat die groep mooi ‘normaal’ is verdeeld, is daardoor klein. Als leraar word je geacht om te gaan met de verschillen in die groep.
"Omgaan met verschillen is geen recht doen aan verschillen!"
Nu is ‘omgaan’ met verschillen geen kunst. Zelfs als je niet differentieert en alleen achteraf verschillende cijfers geeft, ‘ga je om’ met verschillen. Zelf spreek ik daarom liever van ‘recht doen aan verschillen’. Wie dat wil kan zich er niet zo gemakkelijk vanaf maken, die moet aan de bak. Wie dit wil, moet stoppen met denken in gemiddelden, in ‘doe maar gewoon’ of ‘ een beetje groen is ook groen’.
Excellent
Leerlingen worden niet excellent geboren. Leerkrachten trouwens ook niet. Ze kunnen wel veel talent hebben voor iets of begaafd zijn in iets of zelfs in heel veel. Om vervolgens excellent te worden is het hard werken.
Bekende sporters als Epke Zonderland of Marianne Vos hebben ongetwijfeld veel talent. Zij doen mee aan wedstrijden waar heel veel mensen met talent rondlopen, maar om daar te excelleren moet er veel gebeuren. In de eerste plaats door die sporters zelf, maar daarnaast ook door:
- trainers;
- mental coaches;
- verzorgers;
- supporters.
Als leraar ben je, samen met de ouders, verantwoordelijk voor al deze rollen ten opzichte van je leerlingen. Wat moet je doen om die leerlingen te laten excelleren? Zo'n vraag suggereert dat het een kwestie is van 'tips & trucs'. Dat is het beslist niet.
Het bevorderen van excellentie zou je kunnen benoemen als:
"Leerlingen in staat stellen te worden wie ze (zouden kunnen) zijn."
Het aardige van deze formulering is dat die geldt voor alle leerlingen. Elke leerling kan excelleren ten opzichte van de eigen mogelijkheden. Eigenlijk is dat al in de Wet op het Primair Onderwijs geregeld. Er staat immers (in artikel 8) dat een basisschool het onderwijs zo moet inrichten dat elke leerling een ononderbroken ontwikkeling kan doormaken.
Dat betekent dat leerlingen zich elke dag kunnen ontwikkelen. Met een andere actuele term zou je dat ook zo kunnen zeggen:
elke leerling ervaart elke dag opbrengsten van de eigen inspanningen op school.
Bezighouden
Voor leerlingen met veel mogelijkheden en talenten is een rijk aanbod nodig om elke dag opbrengsten te kunnen ervaren. Rijk zegt hier niet in de eerste plaats iets over de omvang, maar meer over de kwaliteit. Dat rare woord 'aanbod' (Wat is er vandaag in de aanbieding?) is ook meer dan de optelsom van alle vakinhouden.
Vooral de houding en de interventies van de leraar en de interactie met andere leerlingen horen daarbij.
In dit artikel kijken we daarom in het bijzonder naar de rol van de leraar. We weten uit allerlei bronnen dat 'de leraar ertoe doet', maar daarmee is nog niet duidelijk wát die leraar dan doet. Leraren die hun groep onder controle hebben kunnen ervoor zorgen dat ze allemaal 'lekker aan het werk' zijn. In zo'n geval kan een leraar het verschil maken tussen klieren en doorwerken.
De vraag is dan echter nog steeds wát die leerlingen doen en of ze daar letterlijk wijzer van worden. Tijdens veel klassenobservaties is het mij opgevallen dat leerlingen die zo fijn doorwerken lang niet altijd met een doel voor ogen aan het werk zijn.
Als ik daarnaar vraag blijkt vaak dat de opdracht is om de bladzijde af te maken of de lesjes te maken die op het bord staan aangegeven. Het doel is eigenlijk: het moet af.
"Dat soort werk en dit type doelen leiden niet tot excellentie."
Ik noem dat wel gekscherend 'binnenschoolse opvang', want (stil) bezig zijn is dan eigenlijk belangrijker dan ervan leren.
Activeren
Het kan ook anders. Er zijn leraren die:
- hun leerlingen vragen stellen;
- aan het denken zetten;
- uitdagen tot uitproberen en onderzoeken.
Appels en peren vergelijken
'Ik heb hier een mandje appels en een mandje peren. Er zijn mensen die zeggen dat je appels en peren niet met elkaar mag vergelijken, maar dat gaan wij vandaag lekker wel doen! Je krijgt met je maatje een appel en een peer en ga samen eens onderzoeken wat er allemaal hetzelfde is aan appels en peren, maar probeer ook zo veel mogelijk verschillen te ontdekken. Bedenk samen een manier om dat overzichtelijk op te schrijven. Je mag er ook bij tekenen.' |
Er zijn leraren die hun leerlingen helpen de eigen doelen te herkennen, zodat zij daarmee gericht aan een volgende stap in hun leerproces kunnen werken. Zulke leraren maken inderdaad ook een verschil.
Het mooie van deze aanpak is, dat het 'niveau' van de leerlingen ineens minder belangrijk is. Goede (open en activerende) vragen leiden bij kleuters al tot doelgerichte activiteiten.
'Ga eens met je maatje op zoek naar dingen hier in de klas waarin je een [aa] hoort als je de naam ervan zegt. Als je het er samen over eens bent dat je echt een [aa] hoort, dan maak je er een foto van. Loop maar eens rond, kijk goed om je heen en luister naar de namen.'
"Dan is er geen toets nodig om vast te stellen dat er opbrengsten zijn."
De leerlingen laten dat gewoon elke dag zien. Door dit soort leraren ben ik zelf gaan spreken van 'opbrengstveroorzakend lesgeven'. Blijkbaar is het een bepaalde kwaliteit die leraren hebben ontwikkeld. Wat doen zij en wat laten zij?
Het begint met iets heel basaals: het besef dat hun leerlingen alleen leren als zij snappen wat er te leren is. Bovendien: om iets te kunnen leren moeten leerlingen de tijd en ruimte krijgen om te ontdekken en zich bewust te worden waar dat 'nieuwe' een oplossing voor of een antwoord op is.
Zo is 'leren optellen' een oplossing voor 'alles moeten blijven tellen'. Als dat lukt zonder nog te hoeven tellen, ben je daarmee klaar en kun je weer een stap verder. De leraar doet eigenlijk niet anders dan activerende vragen stellen (Boog, Janson & Memelink, 20l2).
- Kun je iets bedenken om ... ?
- Hoe zou je het voor elkaar kunnen krijgen dat... ?
- Zou jij een manier kunnen vinden waardoor het nog korter of handiger gaat?
- Wat zou er gebeuren als ... ?
Leerlingen die dit van jongs af aan gewend zijn en die dus niet geleerd hebben afhankelijk gedrag te vertonen (Wat moet ik doen? Ik snap het niet ... ) gaan zelf aan de slag:
- zij lezen wél eerst de opdracht;
- zij overleggen met hun buur;
- zij zoeken iets op wat onduidelijk is.
Energie
Veel leraren zijn gewend in hun lessen eerst zelf een poos aan het woord te zijn. Het is heel boeiend om te observeren wat er ondertussen in zo'n klas gebeurt. De energie die in de leerlingen zit mag niet naar buiten, want ze moeten:
- stil zijn;
- opletten;
- luisteren.
Dus zijn er altijd leerlingen die dat niet voor elkaar krijgen. Met als gevolg dat de leraar tussendoor steeds daaraan aandacht geeft. Op die momenten zie je een deel van de nog wel oplettende leerlingen ook afhaken.
Er gaat soms echt een zucht van verlichting door een groep als het sein klinkt dat ze aan het werk mogen.
"Dat is in allerlei opzichten verspilling van energie: van leerlingen en leraar!"
De energie van de leerlingen wordt niet benut: zij willen meestal wel, als ze maar de kans krijgen. De leraar verspilt ook energie, want het is inspannend om de draad vast te houden tussen al die onderbrekingen door.
Bovendien lijkt het of de leraar steeds harder moet werken en de leerlingen steeds meer onderuit gaan zitten. Het is dan een geruststelling leraren bezig te zien die het anders doen, omdat hieruit blijkt dat het inderdaad anders kan. Leraren die direct met een vraag, een probleem of een opdracht leerlingen aan het werk zetten en hen stimuleren om:
- na te denken;
- te overleggen;
- doelgericht bezig te zijn.
Moet je horen, ik zit met een probleempje. Ik heb van onze bakker het recept gekregen voor speculaas. Die bakker bij ons maakt altijd zulke lekkere speculaas, dat ik gewoon aan hem gevraagd heb of ik het thuis ook eens mocht proberen. Eigenlijk was dat recept een beetje geheim, maar omdat ik een vaste klant was, wilde hij het me wel geven. Hij dacht zeker dat het me toch niet zou lukken. Hier heb ik dat recept! Maar die bakker bakt altijd heel veel tegelijk in heel grote ovens. Ik heb maar een klein oventje.
|
In zulke groepen is overleg tussen leerlingen geen verstoring van de rust, maar noodzakelijk om argumenten uit te wisselen, feedback te krijgen en stimulerend om toch moeite te blijven doen. Hier ligt de nadruk eerder op een nabespreking (met de hele groep of met een deel daarvan) dan op een instructie vooraf.
Het voordeel daarvan is dat de leerlingen hun energie al hebben gestopt in het bezig zijn met die opdrachten. Daardoor hebben ze meer rust om samen te praten. Bovendien hebben ze stuk voor stuk verse ervaringen, waardoor ze allemaal wat kunnen inbrengen. Dat verhoogt de betrokkenheid.
Excelleren
Leerlingen activeren en aansluiten bij wat zij kunnen en weten is eigenlijk de sleutel tot het succes. Maar ook belangstelling tonen en zelf nieuwsgierig zijn of het zal lukken. Dat maakt dat de leerlingen verbondenheid met hun leraar voelen.
Die verbondenheid (relatedness) is een van die psychologische basisbehoeften die een voortgaande ontwikkeling mogelijk maken (Deci & Ryan, 1985). Zo’n werkwijze maakt het de leerlingen ook mogelijk feedback te vragen (en te krijgen). Die mogelijkheid om feedback te vragen, blijkt een grote bijdrage aan leeropbrengsten (Hattie, 2009).
Om leerlingen te laten excelleren is het belangrijk dat leraren zich realiseren op welke manier zij lesgeven.
"Organiseren zij door hun aanpak binnenschoolse opvang, of is hun manier van lesgeven opbrengstveroorzakend?"
In dat laatste geval zullen zij leerlingen actief maken met hun vragen en zinvolle opdrachten. Zij zullen nalaten de leerlingen afhankelijk te maken door overbodige uitleg en wantrouwende regels. Zij laten vertrouwen blijken en durven hun leerlingen steeds meer verantwoordelijkheid te geven.
Vanmorgen hebben we weer oefenclubs!
Je mag je naam ophangen:
Bedenk wel eerst even wat je het meest nodig hebt, waarin je nog beter wilt worden. Zoek een maatje dat ook daarmee wil oefenen en pak een soort oefeningen die jullie daar voor nodig hebben. Ik begin zelf bij verhalen schrijven, daarna kom ik in de breukenclub en tenslotte ga ik naar de spellingclub. Spreek van tevoren met jezelf en je maatje af wat je wilt kunnen aan het eind van de clubtijd. En je weet: 'beter' is niet precies genoeg: je moet bedenken hoe dat er uitziet of hoe dat klinkt! |
Zulke leraren kunnen het opbrengen hun leerlingen niet te controleren, maar hen zich te laten verantwoorden voor hun werkwijze en opbrengsten. Ook de beste leerlingen van een groep varen hier wel bij.
Natuurlijk hebben zij ook leerstof nodig die meer is dan bezighouden en die van voldoende omvang is om diepgang te garanderen. Natuurlijk horen aan de uitwerkingen van hun opdrachten eisen te worden gesteld die passen bij de mogelijkheden van deze leerlingen.
Dat lukt echter alleen als de houding en aanpak van hun leraar hen stimuleert tot nieuwsgierigheid, tot onderzoek, tot actie en ook tot volharding.
"Carol Dweck noemt dit werken aan een op groei gerichte mindset (Dweck, 2006)."
Niet doorgaan tot de bladzijde af is, maar tot het beoogde resultaat gehaald is. Dan is de leerling er wijzer van geworden en heeft hij zijn doel bereikt.
Literatuur
- Boog, G.J., Janson, D.J. & Memelink, D.J. (2012). Leren kun je observeren. Amersfoort: Thieme-Meulenhoff.
- Deci, E.L. & Ryan, R.M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum Press.
- Dweck, C.S., (2006); Mindset. New York: Ballantine
- Hattie, J. (2012); Visible learning for teachers – Maximizing impact on learning. Oxford: Routledge.
Dit artikel verscheen eerder in JSW.