Hersenbeest
Harm Klifman
Senior adviseur bij Van Beekveld en Terpstra
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/hersenbeest-harm-klifman.php
Een paar jaar geleden liet een bekende wetenschapsjournalist op een conferentie zien waar de menselijke taal in de hersenen is gesitueerd. Met mooie kleurtjes van de binnenkant van onze schedel illustreerde hij zijn verhaal. Verrukt vertelde hij dat we op korte termijn precies zullen weten waar al onze woorden zich in onze hersenpan bevinden. De signalen die onze hersenen afgeven, zijn wat dat betreft duidelijk. Het gehoor hing aan zijn lippen. Het klopte allemaal precies, het past in het plaatje van onze fascinatie voor hersenwetenschap. Die heeft bij voorbaat gelijk.
Reserves
Tijdens de borrel na afloop uitte ik mijn reserves bij dit, wat mij betreft, te gemakkelijke verhaal. Wat zit er dan precies in de hersenen van een woord? Neem het woord ‘kopje’. Gaat het dan om de betekenis zoals die in het woordenboek staat? (‘Een voorwerp etc.’) Gaat het om de betekenis die de spreker er zelf aan geeft? (‘Mijn koffiemok met het paatje van de Eiffeltoren’), om de klank ‘kopje’ (in de taal van de spreker)? Om het woordbeeld (‘KOPJE’)? En hoe zit het met een woord als ‘liefde’ of ‘verlegenheid’, woorden met een hoge gevoelswaarde?
Is het enige wat we weten niet meer dan een stroomstootje in onze hersenen zoals dat wordt geregistreerd door het instrument dat de onderzoeker hanteert (met alle reducerende eigenschappen van dien)? Nog anders: is niet het enige wat wordt geconstateerd dat de hersenen reageren op een woord? En als dat het is, hoe bijzonder is dat?
Simplisme
Wat ik maar wil zeggen is, dat ik de fascinatie voor wat er in onze hersenen gebeurt wel begrijp, want het fascineert ook mij, maar dat ik die fascinatie tegelijk nogal overdreven vind. ‘Wij zijn ons brein’ (Dick Swaab). Aan me hoela. Daar trap ik met mijn gezonde verstand echt niet in. Ik heb ook een lijf. Ik heb dat niet alleen, ik ben dat ook. Mijn marathonlichaam heeft me immers vaak genoeg laten weten dat het lichaam soms een eigen regie voert. En daar komt nog eens bij dat het me filosofisch gezien lijkt te getuigen van stuitend simplisme.
Confrontatie of dialoog
Maar hoe dan wel? Want laten we eerlijk zijn, de geschiedenis van de filosofie heeft een meer dan tweeëneenhalf millennium-lange traditie van denken over het menselijk denken in de achterzak. Alle denkbare opties zijn in deze traditie de revue gepasseerd. Het denken over het denken begint niet bij de geboorte van de hersenwetenschap. Intussen lijkt het dat die wetenschap daar niet alleen lak aan heeft, die wetenschap levert ook nog eens informatie op waar filosofen niet of nauwelijks mee rekenen. Tijd dus voor een confrontatie, of beter, een dialoog tussen een geesteswetenschap als de filosofie en een (methodologisch gezien) natuurwetenschappelijke discipline als de hersenwetenschap. Het wordt hoog tijd dat die twee met elkaar in gesprek gaan, wan dat naast elkaar leven leidt tot niets.
De voorgaande situatieschets zou de opmaat kunnen zijn tot een ingewikkeld verhaal over hersenen respectievelijk wat filosofen verstaan onder ‘de geest’, ‘het bewustzijn’ en, nog ingewikkelder: ‘de vrije wil’. Maar ik stel je graag gelijk gerust en wijs je op een boek van Marjan Slob. Zij schreef met Hersenbeest een boek dat deze deze confrontatie van de filosofie met de hersenwetenschap op een buitengewoon toegankelijke manier aankaart.
Kwaliteiten
Slob beschikt over een paar buitengewone kwaliteiten, om jaloers op te worden. Zo kan zij ingewikkelde filosofische vragen heel goed verbinden met haar persoonlijke ervaring om daar vervolgens op creatieve wijze op te reflecteren. Ik merkte dat al eerder bij lezing van haar boek Foute fantasieën over de aantrekkingskracht van boekjes uit de befaamde Bouquetreeks. En die persoonlijke ervaring die zij inzet is voor de lezer heel herkenbaar waardoor je echt met haar mee kunt denken. Ik zal daar straks een voorbeeld van geven.
Waar Slob ook heel goed in is, is anderen aan het woord laten. Niet door andermans publicaties langdurig te parafraseren maar door anderen te interviewen en hun een verhaal te laten vertellen. Zo laat ze een hersenonderzoeker aan het woord die tegelijk filosofisch antropoloog is, Andreas Roepstorff. Die man doet niet alleen hersenonderzoek maar is ook bezig met de filosofische vraag wat er gebeurt als een hersenonderzoeker onderzoek doet, wat dat betekent voor hoe hij kijkt naar ‘de mens’. Het levert een tegelijk intrigerend en onthullend verhaal op. Ook laat Slob Thomas Metzinger, een filosoof aan het woord die vindt ‘dat je aan een filosofisch overtuigende theorie niets hebt als die niet ook neurologisch overtuigend is.’
Vrije wil
Filosofen zijn gefascineerd door de vraag naar de vrije wil. Ook de hersenwetenschap heeft deze vraag hoog op de agenda gezet (met als verwachte uitkomst dat het meeste wat we doen zich buiten ons bewuste kiezen voltrekt).
Ik moet bekennen dat ik filosofische discussies over de vrije wil altijd heb ervaren als iets van ver weg. Het lukte me niet me ermee te verbinden, het wilde niet nestelen in mijn eigen bestaan. Maar door het lezen van Hersenbeest is dat wel veranderd. Slob geeft een paar voorbeelden uit haar eigen leven die ik goed herken.
Bijvoorbeeld, je staat voor een keuze, doe ik A of doe ik B. Je kunt niet tot een beslissing komen en gaat even iets anders doen. Je komt terug en de keuze blijkt al gemaakt.
Nog een voorbeeld: je wilt iets bespreken met je partner en denkt: o ja, dat moest ik nog doen. Wat zou een goed moment zijn? En kijk, daar begin je al te spreken.
Het zijn twee voorbeelden van dingen die gebeuren zonder dat je daar zelf een bewuste beslissing in lijkt te hebben genomen. Het gebeurt gewoon. Het is alsof jouw brein het van je wil overneemt en maar doet. En op precies dit punt laat Slob zien dat we onszelf met deze analyse op het verkeerde been hebben gezet. Want we gaan ervan uit dat we een bewuste beslissing móeten nemen (‘ja, ik kies voor A’) maar dat is een zelf gecreëerd misverstand.
In werkelijkheid gebeurt er iets anders. Slob verwijst naar William James en cognitiefiosoof Marc Slors die hier interessante dingen over vertellen. Beslissen is vaak geen handeling maar een proces, een groeiproces. ‘Beslissingen zijn handelingen die in je zwellen. En dan, plop, daar ga je.’
Zoals er heel veel opgebouwde routine in ons gedrag zit, zo gaat er ook veel proces aan ons handelen vooraf. Keuzes komen tot stand door de aandacht die we aan dingen geven. En die aandacht geven we zonder dat we ons daar bewust van zijn. Aandacht is verbonden met waar het ons in het leven om te doen is, met wat ons motiveert. En dat kunnen we richten, daar hebben we dus invloed op. Zoals je kunt leren om bepaalde dingen wel te doen en bepaalde dingen niet.
Lang verhaal nu kort: dit is nog maar een fractie van de interessante dingen die ik in Hersenbeest las. Ik ga dit boek regelmatig herlezen, want ondanks dat het heel toegankelijk is geschreven, bevat het veel dat je rustig op je moet laten inwerken. En daar zijn werk moet laten doen. ‘Daar’? Ja, daar dus.