Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Flip the System aan het werk: Pilot Scholenzelfevaluatie (2)

Dick van der Wateren
Docent natuurkunde en nlt, edublogger en auteur bij dickvanderwateren.nl   

Van der Wateren, D. (2018). Flip the System aan het werk: Pilot Scholenzelfevaluatie (2).
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/kwaliteitsbeoordeling-zelfevaluatie-flip-the-system.php
Geplaatst op 17 april 2018
Flip the System (2)

Dit is het tweede stuk over projecten die Flip the System in de praktijk brengen. (Zie hier deel 1). Twee jaar geleden schreef ik een stuk over een alternatieve vorm van onderwijsevaluatie waarbij leraren de regie hebben en de Onderwijsinspectie wat meer op een afstand blijft. Daaruit kwam het project Scholenzelfevaluatie voort.

We zijn in februari 2016 met twaalf po- en vo-scholen aan de slag gegaan. Afgelopen schooljaar zijn de deelnemers aan de pilot begonnen een evaluatiesysteem op maat voor hun scholen vorm te geven. In dit stuk een verslag van de vorderingen tot nu toe en de vragen die we onderweg zijn tegengekomen.

Het project

Het project Scholenzelfevaluatie wordt gefinancierd door een subsidie van het Leraren Ontwikkelfonds (LOF) en is, zoals ik eerder al schreef, ontstaan uit mijn bijdrage aan het boek ‘Flip the System‘. Daarin stelden Audrey Amrein-Beardsley en ik voor leraren de verantwoordelijkheid te geven voor de evaluatie van het onderwijs op hun scholen.

Dat zou een alternatief kunnen zijn voor het beoordelingskader zoals dat nu door de Onderwijsinspectie wordt gehanteerd en dat te weinig ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen. In de tijd dat ik mijn stuk schreef onderzocht de Inspectie de mogelijkheid om toegevoegde waarde te meten. Dat is om diverse redenen geen goed idee.

Inmiddels heeft de Inspectie dat idee ook verlaten en werkt enthousiast mee aan de pilot Scholenzelfevaluatie, bijgenaamd ‘Flip de School’.

Hoe zou het eruit kunnen zien? 

In mijn blog schetste ik hoe dat er voor een school uit zou kunnen zien:

Elke leraar krijgt feedback van collega’s (collegiale intervisie), van leerlingen en ouders en van zijn of haar leidinggevende (supervisie). Daarnaast maakt iedere leraar een kort verslag over de aan het begin van een schooljaar gestelde uitgangspunten en doelen en wat daarvan in de loop van het een jaar terecht gekomen is. Die reflectie is een belangrijke aanvulling op de terugkoppeling die de leraar van anderen heeft ontvangen.

De evaluatiegroep verzamelt alle informatie en bespreekt die samen met de betrokkenen. Het hele proces is transparant, behalve wanneer het om gevoelige, persoonlijke zaken gaat.

De evaluatiegroep bezoekt ook andere scholen, zodat we van elkaars ervaringen kunnen leren. Dit alles staat in dienst van de ontwikkeling, zowel de persoonlijke als die van de school als geheel.

Lerende organisaties

Dit evaluatiemodel is dus in de eerste plaats bedoeld om te leren:

  • van de eigen ervaringen;
  • ervaringen van leerlingen;
  • ervaringen van collega’s;
  • ervaringen van andere scholen.

Die ervaringen maken het mogelijk voor individuele leraren, lerarenteams en scholen zich verder te ontwikkelen. De evaluatie is pas in laatste instantie bedoeld om een oordeel te geven van de kwaliteit, laat staan om scholen een cijfertje te geven in een van de jaarlijkse scholenranglijsten.

De Onderwijsinspectie blijft verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit, maar krijgt hiermee een veel completer beeld van de manieren waarop een school haar doelen bereikt dan nu het geval is.

Het ligt voor de hand zelfevaluatie te koppelen aan de ontwikkeling van het curriculum. Op veel scholen bestaan al designteams van leraren die binnen hun vakgebied of over de grenzen van hun vakgebied heen lessenseries, leerlijnen of projecten ontwikkelen. Als het goed is evalueren die regelmatig de resultaten van hun lessen of projecten. Dat is dan maar een stap verwijderd van een systeem waarbij de bereikte resultaten schoolbreed worden vergeleken met de gestelde doelen en die evaluatie met de buitenwereld wordt gedeeld.

"De Onderwijsinspectie blijft verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit, maar krijgt een veel completer beeld van de manieren waarop een school haar doelen bereikt."



De pilot

In februari 2016 kwamen we voor het eerst bij elkaar met leraren, schoolleiders en bestuurders van 12 po- en vo-scholen in Noord Holland, Utrecht en Brabant. De groep telt nu zo’n 50 deelnemers die de bijeenkomsten regelmatig bijwonen. Van het begin af aan is de Onderwijsinspectie betrokken bij het ontwikkelen van de pilot en vier onderwijsinspecteurs zijn bij alle bijeenkomsten aanwezig.

Verder denken onderzoekers van Cito en SLO mee en sinds kort ook onderzoekers van de Hogeschool van Amsterdam. Vanaf begin dit schooljaar wordt de pilot ondersteund door Schoolinfo.

Vragen

Voordat een school een evaluatiesysteem kan opzetten dat past bij de visie en doelstellingen van de school onderzoeken we twee vragen:

1. Welke onderwijspedagogische doelen streven we na?

Deze vraag leidde tot interessante discussies tijdens de bijeenkomsten van onze groep, die werkelijk de kern raken van wat we met ons onderwijs willen. Dat leerlingen voldoende kennis en vaardigheden moeten worden bijgebracht om hen op de eindtoets en het eindexamen voor te bereiden spreekt vanzelf.

Interessanter is dat ieder van de deelnemers daarnaast een eigen invulling geeft aan doelen in de domeinen vorming en opvoeding. In die doelen herkennen we veel van de onderwijspedagogische visie van Gert Biesta in Het Prachtige Risico van Onderwijs. Hij onderscheidt drie domeinen waarbinnen het onderwijs als belangrijkste doel heeft jonge mensen te helpen bij hun ontwikkeling tot volwassen deelnemers aan de democratische samenleving. Deze drie domeinen zijn: 

  • kwalificatie;
  • socialisatie;
  • subjectificatie. 

Po-scholen in het project geven o.a. de volgende doelen aan:

  • verantwoordelijkheid;
  • vertrouwen; 
  • “Ik- jij- wij- samen”;
  • zelfstandigheid; 
  • eigenaarschap bij kinderen; 
  • samenwerken.

De doelen die vo-scholen aangeven komen hiermee aardig overeen:

  • zelfbewustzijn van leerlingen; 
  • kritisch denken;
  • “je kunt meer dan je denkt”;
  • “stel je oordeel uit”;
  • “houd de emmer leeg”;
  • persoonsvorming;
  • socialisatie.

2. Hoe maken we die doelen zichtbaar?

“Wat hebben leerkrachten en leraren nodig om te laten zien wat ontwikkeling is? Niet toetsen, niet methode, maar wat dan wel?” Deze vraag kwam tijdens de discussies in verschillende vormen voorbij. Anders dan cijfers voor toetsen en examens, data over doorstroming en uitval en andere kwantificeerbare gegevens zijn de resultaten van vorming en opvoeding niet simpelweg te meten. Ook de Inspectie wil graag weten wat ze van de mooie doelstellingen concreet te zien krijgen.

Een mogelijk antwoord is dat een team omschrijft – vanuit de kerndoelen van de school – welk soort gedrag, zowel op het gebied van cognitieve als persoonlijke en sociale ontwikkeling wenselijk is en hoe dat zichtbaar wordt.

De leerkracht geeft zelf aan: “Wat kun je bij mij zien?”, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerken, vragen stellen door leerlingen, verantwoordelijkheid, zelfsturing enz. Om de ontwikkeling van leerlingen zichtbaar te maken kiezen sommige scholen voor instrumenten als iSELF of een ETIC/EMIC-benadering, die ik verderop bespreek.

"Doelstellingen kunnen zichtbaar worden door te omschrijven welk soort gedrag wenselijk is en hoe dat zichtbaar wordt."

Stand van zaken

Inmiddels zijn we zover dat de deelnemende scholen concreet een systeem van zelfevaluatie opzetten. Dat leidt weer tot nieuwe vragen:

  • Hoe zorgen we ervoor dat zelfevaluatie leidt tot verbetering? Hoe helpt het onze school te veranderen (of verder te ontwikkelen) tot een lerende organisatie/gemeenschap)?
  • Wie betrekken we bij de feedback? (Collega’s, leidinggevenden, leerlingen, ouders, conciërges, andere onderwijsondersteunende medewerkers, andere partijen buiten school.)
  • Hoe organiseren we visitatie met andere scholen?
  • Wie is/zijn verantwoordelijk voor zelfevaluatie op onze school? Hoe is die verantwoordelijkheid gedeeld met andere medewerkers?
  • Hoe vaak vindt feedback plaats? Zijn dat dagelijkse korte bordsessies (Leerkracht)? Wekelijkse/maandelijkse vergaderingen?
  • Hoe wordt de zelfevaluatie vastgelegd?
  • Hoeveel tijd krijgen de medewerkers voor intervisie? Hoe zorgen we ervoor dat zelfevaluatie niet tot een hogere, maar liefst tot een lagere werkdruk voor alle medewerkers leidt?

We zijn het er over eens dat evaluatie moet starten bij de individuele leraar, die zelf de inhoud van de evaluatie bepaalt. Die formuleert zijn of haar onderwijspedagogische doelen binnen de doelen van de school en geeft aan hoe die worden bereikt. Alle leden van de schoolgemeenschap dragen het evaluatieproces, waardoor het geen beoordeling van bovenaf wordt.

"De evaluatie moet starten bij de indiviuele leraar. Het is geen beoordeling van bovenaf."

Instrument - iSELF

Een aantal vo-scholen in de pilot maakt gebruik van iSELF, een online tool voor zelfevaluatie van leerlingen (zie hier en hier). Hiermee kunnen leerlingen;

  • regie nemen voor het eigen leerproces;
  • reflecteren op zichzelf en hun werk;
  • leerstrategieën toepassen;
  • samenwerkend leren.

Het instrument is door TNO ontwikkeld en gevalideerd.

Leerlingen geven met de online tool aan in hoeverre zij  competenties voor zelfsturend leren beheersen. Bovendien wordt duidelijk hoe ze de school ervaren als leeromgeving die richting, ruimte en ruggesteun biedt. Uniek van het instrument is dat de leerling zo zélf aangeeft in hoeverre hij of zij ondersteuning behoeft. Ook de leraar gebruikt iSELF om zijn waarnemingen in te brengen over zijn leerlingen(groep). De resultaten worden grafisch weergegeven.

Antropologische aanpak 


Het Jan Arentsz in Langedijk baseert hun aanpak van zelfevaluatie op het boek ‘De Corporatie Tribe’. Daarin beschrijven Daniëlle Braun en Jitske Kramer de wijze waarop zij als antropologen een beeld krijgen van een organisatie. Zij onderscheiden daarin de “etic’ en de ‘emic’ benadering:

  • ETIC – Dat wat je kunt zien – Het perspectief van buitenaf – De feiten die gelden voor alle scholen. Denk aan teammonitor, ouder- en leerlingtevredenheid en de kwaliteitskaart.
  • EMIC – Dat wat je niet direct kunt zien – Het perspectief van binnenuit – Het specifieke van de school. Het gaat hier om de diepere laag, de onderstroom. Hoe ervaren de mensen de schoolcultuur?

Het Jan Arentsz legt uit:

Globale opzet van het onderzoek naar het Emic.

We doen de zelfevaluatie met z’n vieren. Elk duo heeft gesprekken met leerlingen, ouders, personeelsleden en externen. We nemen het gesprek op. Er komt een schriftelijk verslag. Als de geïnterviewde het eens is met de inhoud van het verslag, deleten we de opname en bewaren we het verslag anoniem.

We spreken in twee maanden tijd 12 leerlingen, 4 ouders, 8 docenten/oop-leden en 2 externen. Daarna maken we de balans op. Dan kijken of we voldoende te weten zijn gekomen en beginnen we aan het verslag. Dit verslag gaat dan naar de inspectie.

Het interessante van deze antropologische aanpak is dat het een beter zicht kan geven op wat de ondervraagden denken en vinden dan alleen met vragenlijsten mogelijk is. Ook zaken die niet meetbaar zijn, of in cijfers uit te drukken, worden zo zichtbaar gemaakt. Alle aspecten van het onderwijs, zowel de overdracht van kennis en vaardigheden als de pedagogiek en vorming, geven samen het best mogelijke beeld van de ontwikkeling van een school.

Hoe verder?

De komende jaren willen we de pilotgroep verder uitbreiden met nieuwe scholen die op deze manier willen werken. De Onderwijsinspectie wil blijven meedenken zodat ze ook haar eigen werkwijze kan verbeteren. In de loop van schooljaar 17-18 willen we een conferentie organiseren die open staat voor alle belangstellenden.

Bronnen

  • Paul D. Barneveld (2015). Zet een antropologische bril op. Boeksamenvatting van De Corporate Tribe. Management Executive, juli/augustus 2015, pdf
  • Gert Biesta (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Culemborg: Uitgeverij Phronese.
  • Danielle Braun en Jitske Kramer (2015). De Corporate Tribe – Organisatielessen uit de antropologie, Vakmedianet.
  • Dick van der Wateren & Audrey Amrein-Beardsley (2015). Sense and Nonsense of Testing and Accountability. In: René Kneyber & Jelmer Evers (red.) Flip the System. Changing education from the ground up. New York: Routledge.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.