Waarin verschillen havo- en vwo-leerlingen van elkaar?
Geplaatst op 16 mei 2022
De voornaamste verschillen tussen het havo- en vwo-curriculum liggen in de hoeveelheid stof en het tempo waarin deze wordt behandeld. Daarnaast wordt er in het vwo meer een beroep gedaan op de cognitieve niveaus ‘transfergerichte toepassingen’ en ‘inzicht’, terwijl bij havo de nadruk ligt op ‘onthouden’ en ‘trainingsgerichte toepassing’. Bij toetsing, om te bepalen of leerlingen meer geschikt zijn voor havo of vwo, is het essentieel om zowel naar de totaalscore als naar de afzonderlijke scores op de onderliggende cognitieve niveaus te kijken.
Keuze tussen havo en vwo
Veel leerlingen staan samen met hun ouders of verzorgers voor de keuze tussen havo en vwo. Om een juiste beslissing te nemen, is het belangrijk om een goed beeld te hebben van de verschillen tussen deze twee niveaus. Dit betreft niet alleen de inhoud en de manier waarop de leerstof wordt onderwezen en getoetst, maar ook de kenmerken die leerlingen op elk niveau nodig hebben om succesvol mee te komen.
Verschillen tussen havo en vwo vooral zichtbaar in de bovenbouw
Er is weinig onderzoek beschikbaar naar de essentiële verschillen tussen havo en vwo. De grootste inhoudelijke verschillen bevinden zich in het extra leerjaar voor het vwo, de hoeveelheid stof, en het tempo en de manier waarop deze wordt onderwezen. Vwo-leerlingen volgen meer vakken en behandelen meer onderwerpen per vak, vooral in de bovenbouw. In de onderbouw zijn de verschillen klein, met een grote overlap in tussendoelen voor havo en vwo.
Intelligentie en cognitieve vaardigheden
Vwo-leerlingen scoren hoger op intelligentie en cognitieve vaardigheden dan havo-leerlingen. Ook hanteren zij andere cognitieve en studiestrategieën. Bij vwo ligt de nadruk op het begrijpen van de leerstof, terwijl bij havo de nadruk ligt op het leren zelf. De variatie binnen de groepen havo- en vwo-leerlingen is overigens groter dan tussen beide groepen.
Toetsen om het niveau van de leerling vast te stellen
Toetsen kunnen helpen bij het bepalen of een leerling geschikter is voor havo of vwo. Het is gebruikelijk om leerdoelen en toetsvragen te classificeren met systemen als de taxonomie van Bloom en de RTTI-methodiek.
Taxonomie van Bloom
De taxonomie van Bloom onderscheidt leerdoelen in kennis (feitelijke, conceptuele, procedurele en metacognitieve kennis) en cognitieve processen (onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren). Vwo-leerdoelen liggen vaker op het niveau van begrijpen, toepassen en analyseren dan bij havo.
RTTI-methodiek
RTTI staat voor reproductie (R), trainingsgerichte toepassingen (T1), transfergerichte toepassingen (T2), en inzicht–innovatie (I). Havo-toetsing is meer reproductief en minder complex (R/T1), terwijl vwo-toetsing meer gericht is op begrijpen in complexe omgevingen (T2/I).
Cognitieve niveaus zijn niet strikt hiërarchisch geordend
Volgens Bloom’s taxonomie is cognitieve complexiteit hiërarchisch, waarbij hogere niveaus zoals toepassen en analyseren afhankelijk zijn van kennis en begrip. RTTI laat deze hiërarchie echter los, waarbij een leerling bijvoorbeeld goed kan scoren op inzichtvragen maar slecht op reproductievragen door gebrek aan feitelijke kennis. Dit betekent dat alle niveaus bevraagd moeten worden voor zinvolle uitspraken over elk niveau.
Belang van gedifferentieerde toetsing
Het is verstandig om niet alleen naar de totaalscore van een toets te kijken, maar ook naar de prestaties op verschillende cognitieve niveaus. Dit maakt verschillen beter zichtbaar en vergroot de voorspellende waarde van leerprestaties voor het meest kansrijke type bovenbouw, wat de kwaliteit van het keuzeproces voor de leerling bevordert.
Vraag
In welke mate zijn verschillen in het niveau van havo- en vwo-leerlingen terug te voeren op verschillen in de verhouding tussen reproductie van kennis, toepassing van kennis en inzicht?
Kort antwoord
Er is zeer beperkt wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over de verschillen in het niveau tussen havo en vwo. Het voornaamste verschil zit in de hoeveelheid stof en het tempo waarin deze wordt behandeld. Daarnaast wordt bij vwo-leerlingen meer een beroep gedaan op de cognitieve niveaus ‘transfergerichte toepassingen’ en ‘inzicht’, terwijl bij havo-leerlingen meer nadruk ligt op ‘onthouden en trainingsgerichte toepassing’. Bij toetsing om te bepalen of leerlingen meer geschikt zijn voor havo of vwo, is het belangrijk om niet alleen naar de totaalscore te kijken, maar juist ook naar de afzonderlijke scores op onderliggende cognitieve niveaus.
Toelichting antwoord
Veel leerlingen staan samen met hun ouders/verzorgers voor de keuze tussen havo of vwo. Dit betreft niet alleen groep-8 leerlingen met een samengesteld school- of toetsadvies, maar ook leerlingen in de afsluitende fase van een gecombineerde klas (brugklas of dakpanklas). Voor een goede keuze is een goed beeld van de verschillen tussen de twee schoolniveaus essentieel, waarbij niet alleen de inhoud, maar ook de manier van onderwijzen en toetsen en de benodigde kenmerken van leerlingen worden meegenomen.
Er is nauwelijks wetenschappelijk onderzoek beschikbaar naar de essentiële verschillen tussen havo en vwo. De grootste inhoudelijke verschillen zitten in het extra leerjaar voor het vwo, de hoeveelheid stof, en de manier van onderwijzen. Vwo-leerlingen volgen meer vakken en behandelen meer onderwerpen per vak, vooral in de bovenbouw. In de onderbouw zijn de verschillen nog klein, met een grote overlap in tussendoelen voor havo en vwo.
Onderzoek van Michels (2006) toont aan dat vwo-leerlingen hoger scoren op intelligentie, cognitieve vaardigheden en toetsscores dan havo-leerlingen. Ook hanteren zij andere cognitieve en studiestrategieën. Vwo-leerlingen maken minder gebruik van concrete strategieën en meer van integratieve strategieën, en richten zich vaker op meerwerk-strategieën en hebben minder gedetailleerde aandacht voor maakwerk dan havo-leerlingen. Dit sluit aan bij bevindingen dat het cognitieniveau waarop leerlingen moeten functioneren hoger ligt voor vwo dan voor havo: bij havo ligt de nadruk op het leren zelf en bij vwo op het begrijpen van de leerstof. De variatie binnen de groepen havo- en vwo-leerlingen is groter dan tussen beide groepen.
Relatie met cognitieve niveaus
Toetsscores kunnen helpen bij het bepalen of een leerling meer geschikt is voor havo of vwo. Het is verstandig om niet alleen naar de totaalscore te kijken, maar ook naar het soort getoetste vaardigheden. Leerdoelen en toetsvragen worden vaak geclassificeerd, zoals met de taxonomie van Bloom (1975) en de gereviseerde versie (Anderson et al., 2001).
In de gereviseerde taxonomie worden twee dimensies onderscheiden:
- Kennis (feitelijke kennis, conceptuele kennis, procedurele kennis, en metacognitieve kennis).
- Cognitieve processen (zes niveaus geordend in toenemende cognitieve complexiteit: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren). In het vwo liggen de leerdoelen vaker op het niveau van begrijpen, toepassen en analyseren dan bij havo.
Buruma-van Seventer (2015) vond significante verschillen in toetsscores tussen havo- en vwo-leerlingen op verschillende cognitieve niveaus uit Bloom’s taxonomie, waarbij vwo-leerlingen beter scoorden op begrijpen, toepassen en analyseren.
De RTTI-methodiek van Drost en Verra (2018) is eenvoudiger dan Bloom, met vier cognitieve niveaus: reproductie (R), trainingsgerichte toepassingen (T1), transfergerichte toepassingen (T2), en inzicht–innovatie (I). RTTI maakt een expliciet onderscheid tussen trainingsgerichte en transfergerichte toepassingen. Havo-toetsing is meer reproductief en minder complex (R/T1), terwijl vwo-toetsing meer gericht is op begrijpen in complexe omgevingen (T2/I).
Cognitieve niveaus zijn niet strikt hiërarchisch geordend
Een belangrijk verschil tussen RTTI en Bloom is dat RTTI de hiërarchie loslaat. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld goed scoren op inzichtvragen maar slecht op reproductievragen door gebrek aan feitelijke kennis. Het ontbreken van een hiërarchische structuur betekent dat alle niveaus bevraagd moeten worden voor zinvolle uitspraken. Kuhlemeier e.a. (2018) onderzochten de hiërarchische ordening van beheersingsniveaus en vonden geen strikt hiërarchische relatie tussen cognitieve complexiteit en itemmoeilijkheid. Dit ondersteunt de gedachte dat verschillende niveaus van cognitieve complexiteit zoals beschreven door RTTI en Bloom niet strikt hiërarchisch zijn.
Belang van gedifferentieerde toetsing
Het is zinvol om niet alleen naar de totaalscore van een toets te kijken, maar ook naar de verdeling van scorepunten over de RTTI-niveaus. Dit geeft meer inzicht in de leerstrategieën van leerlingen en vergroot de voorspellende waarde van leerprestaties voor het meest kansrijke type bovenbouw. Hiermee wordt de kwaliteit van determinatiebeslissingen verbeterd.
Geraadpleegde bronnen
- Anderson, L. W., & Krathwohl, D. (2001). A taxonomy for learning, teaching and assessing. A revised Bloom’s taxonomy of educational objectives; abridged version. Longman.
- Barendsen, E. en Tolboom, J. (2016). Advies examenprogramma havo/vwo. SLO.
- Beeker, A., Braber, N. den, Ekens, T., Hoeven, M. van der, Ravesloot, C., Schmidt, V., Spek, W., & Trimbos, B. (2012). Advies tussendoelen kernvakken onderbouw vo. SLO.
- Bloom, B. S. (1975). Taxonomy of educational objectives: Handbook 1: Cognitive domain. David McKay Co.
- Buruma-van Seventer, W. (2015). Toetsen op niveau?! LIO-praktijk-onderzoek, i.k.v. bachelor, Hogeschool van Amsterdam.
- Drost, M., & Verra, P. (2018). Handboek RTTI [10de herziene druk]. DocentPlus.
- Kennisrotonde. (2018). Wat is de voorspellende waarde van leerlingresultaten in de onderbouw van het vo en daarop gebaseerde adviezen voor resultaten in de bovenbouw? (KR.420). Kennisrotonde.
- Kuhlemeier, H., L. Smeets, Galema, A. (2018). Op weg naar een vernieuwde rapportage van examenprestaties aan scholen. Examens, 3, 7-15.
- Michels, B. (2006). Verschil moet er wezen: Een werkdocument over verschillen tussen havo en vwo-leerlingen in de tweede fase en handreikingen om daar mee om te gaan. SLO.
- Sanders, P. (2017).Toetsen op School [herziene editie]. Cito.