Over ambitieuze en duurzame onderwijsinnovatie (3): wetenschappelijke ondersteuning
Tim Surma
Managing director bij ExpertiseCentrum voor Effectief Leren
Geraadpleegd op 04-12-2024,
van https://wij-leren.nl/over-ambitieuze-en-duurzame-onderwijsinnovatie-3-wetenschappelijke-ondersteuning.php
In deze driedelige blogserie poogt Tim Surma de toekomst van ons onderwijs te voorspellen aan de hand van ambitieuze en duurzame onderwijsinnovaties. In deze derde aflevering staat wetenschappelijke ondersteuning centraal.
“Het is ontzettend moeilijk om voorspellingen te maken, zeker als het over de toekomst gaat.” Deze gevleugelde uitspraak geeft terecht aan dat wie probeert een blik in de toekomst te werpen, zich op glad ijs begeeft. Dat is voor onderwijs niet anders, maar toch durf ik me eraan wagen, omdat we ook lessen voor de toekomst kunnen leren uit het verleden.
Wanneer we weten dat verandering incrementeel – en dus geleidelijk – kan plaatsvinden door rekening te houden met de grammatica van onderwijs, dan is veel mogelijk. Los van alle potentiële perikelen horend bij voorspelling, waag ik me in deze blogreeks aan een drietal paden waarin volgens mij binnen onderwijs een onderwijstoekomst zit. In vorige blogs kon je lezen over innovaties op technologisch vlak en de impact van curriculum. Vandaag is innovatie door wetenschappelijke ondersteuning aan de beurt.
Innovatie door wetenschappelijke ondersteuning
Tom Bennett, stichter en bezieler van ResearchED, beschrijft de wetenschappelijkheid van het onderwijs als een soort vijftiende-eeuwse geneeskunde (denk aan aderlatingen en schedeltrepanaties), toen beweringen als waarheid werden beschouwd als ze plausibel klonken, er weinig of niets werd getest voor gebruik en malafide wondermiddelen de regel waren. Hij overdrijft waarschijnlijk enigszins, maar toch worden wereldwijd nog steeds grote sommen overheidsgeld en mankracht besteed aan onderwijsinitiatieven die niet op enige vorm van bewijs zijn gebaseerd, daardoor weinig kans van slagen hebben en zelfs worden voortgezet of gesubsidieerd wanneer hun ondoeltreffendheid al is gebleken.
Eén voorbeeldje slechts: scholen kunnen in theorie alle boeken van dag 1 op dag 2 vervangen door iPad-schermen zonder dat we eigenlijk weten welk effect die verhoogde blootstelling aan die schermen heeft op leerprestaties, gehanteerde didactiek, concentratie, etc.
Niks zo gemakkelijk opgezet als een experiment met het leren van onze kinderen.
Een andere belangrijke publieke sector, de gezondheidszorg, heeft vermoedelijk enkele decennia voorsprong. Toen Archie Cochrane in 1979 een oproep deed om samenvattingen van hoogwaardig onderzoek ter beschikking te stellen voor de medische sector, besefte hij waarschijnlijk niet dat hij aan de vooravond stond van de doorbraak richting evidencebased werken in de geneeskunde. In navolging van zijn oproep volgden uit de Cochrane collaboration sectorbrede syntheses van alle wetenschappelijke kennis binnen de domeinen, die telkens werden geüpdated en tot op heden 8500 reviews (samenvattingen van synthese-studies) bevatten. Amper 40 jaar later is het normaal dat medische professionals een combinatie van ‘buikgevoel’ (analyse-vermogen opgebouwd door jarenlange ervaring) koppelen aan wetenschappelijke evidentie die te vinden is in zogenaamde best-evidence libraries, zoals Cochrane.
Het logo van Cochrane verklapt ons het belang van ‘Evidence Based Medicine’: Het toont de resultaten van zeven gerandomiseerde gecontroleerde experimenten (RCT’s) voor het gebruik van een goedkoop geneesmiddel dat werd toegediend aan vrouwen die op het punt stonden te vroeg te bevallen. Indien de studies systematisch in kaart zouden zijn gebracht, dan zou het rond 1982 duidelijk zijn geweest dat een eenvoudige injectie met steroïden de longen van de baby doet rijpen om de overlevingskansen buiten de baarmoeder te verbeteren, waardoor de kans op overlijden met 30-50% wordt verminderd. Aangezien er tot 1990 geen systematisch overzicht werd gepubliceerd, beseften de meeste artsen niet dat de behandeling zo doeltreffend was waardoor veel te vroeg geboren baby’s waarschijnlijk onnodig gestorven zijn.
Evidencebased werken in onderwijs zoals in de medische sector is vermoedelijk een brug te ver, geïnformeerd zijn door onderzoek is echter wel wenselijk.
Je kunt het dus als innovatie bestempelen als we binnen onderwijs ook bouwen aan dat pad richting meer geïnformeerd werken, al hebben we zo’n 30 jaar vertraging ten opzichte van die andere grote sector (en is die andere grote sector ook niet zonder problemen). Nu al ongeveer een decennium werken Education Endowment Foundation, What Works Clearinghouse en andere best-evidence centra aan het laagdrempelig ter beschikking stellen van wetenschappelijke inzichten aan verschillende doelgroepen, gaande van beleid tot de klaspraktijk. In de medische sector worden 22.000 syntheses per jaar geproduceerd, in onderwijs 860. De wetenschap die onderwijs informeert, is dus nog jong, heeft veel groeipotentieel maar ook nog veel zorgen.
In zijn keynote op ResearchED formuleerde Prof. dr. Dirk Van Damme een aantal rake, maar terechte bemerkingen over de kwaliteit en impact van huidig onderwijskundig onderzoek. Ze zijn moeilijk te ontkennen, en ik ervaar sommige ervan ook pas ten gronde sinds ik actief ben in de sector.
Met enig cynisme kan men zelfs stellen dat het huidig wetenschappelijk onderzoek ons onderwijs niet heeft kunnen behoeden voor de kwaliteitsproblemen die we nu kennen (een opmerking niet zelden gehoord tijdens gesprekken met gezond kritische leraren).
Onder het mom van wetenschappelijk onderzoek werden bijvoorbeeld al meermaals ideeën gelanceerd die nadien in de echte klascontext maar weinig verbetering hebben gebracht (leerstijlen, meervoudige intelligenties, whole language methodes, anyone?).
Als je daar meer over te weten wil komen, zijn de mytheboeken van Pedro De Bruyckere, Paul Kirschner en Casper Hulshof ten zeerste aan te raden.
Alvorens wetenschappelijk onderzoek ook daadwerkelijk een positieve impact kan hebben, moeten er ook inspanningen geleverd worden qua kwaliteit en robuustheid van de bevindingen over contexten heen, geloofwaardigheid ten aanzien van het werkveld en het vinden van optimale manieren om die onderzoeksbevindingen te vertalen naar het bredere publiek (Surma, Muijs, Sluijsmans, 2020).
Maar innoveren is ook dromen en durven: binnen een paar decennia zou het dus zomaar kunnen dat wij als onderwijsprofessional – naast onze eigen waardevolle ervaring – ons ook laten informeren door goed toegankelijke en robuuste wetenschappelijke kennis. Dat een ervaren leraar Nederlands via een wetenschappelijke database op zoek gaat naar aanpakken voor bijvoorbeeld dyslectische leerlingen van een bepaalde leeftijd, dat een OKAN-leraar wetenschappelijke inzichten gebruikt om optimale taaldidactiek voor analfabeten te verzorgen, dat het onderwijskundig beleid afwegingen maakt onder welke omstandigheden bijvoorbeeld tutoring best werkt om leervertragingen weg te werken etc.
Dit impliceert niet dat leraren onderzoekers dienen te worden, verre van zelfs, maar wel dat de bronnen waaruit men put om lessen te ontwerpen verruimd worden met laagdrempelig toegankelijke best-evidence.
Implementatie van een zogenaamde evidence-informed aanpak op basis van stabiele en robuuste wetenschappelijke bevindingen over leren en instructie (best-evidence), biedt dan de kans om de klaspraktijk, de opleiding en professionalisering van leraren en zelfs het onderwijsbeleid naar een hoger niveau te tillen (zie o.a. Slavin, 2020).
Het uiteindelijke doel? Ook in onderwijs beroep kunnen doen op een ‘an educated guess’. Ik ben heel benieuwd om de drie blogs rond innovatie in 2035 terug te lezen. Kan iemand me er dan aan herinneren, aub?
Referenties
- Slavin, R. (2020) How evidence-based reform will transform research and practice in education, Educational Psychologist, 55, 1, 21-31.
- Surma, T., Muijs, D. & Sluijsmans, D. (2021). Routes van best-evidence richting klaspraktijk. In W. Smets & M. Van den Brande (Eds). Meer weten over effectief leren, (pp. 165-175). Leuven, Be: Politeia.