Techniek - Onderzoeken met de empirische cyclus (2)
Hanno van Keulen
Professor in Leadership in Education bij Windesheim Flevoland
Geraadpleegd op 19-09-2024,
van https://wij-leren.nl/techniek-onderzoek.php
De kunst van het vragen stellen
De kunst van het vragen stellen is ook om de vraag of het probleem zó te formuleren dat je er mee aan de slag kunt. ‘Operationaliseren’ heet dat: praktisch uitvoerbaar maken. Bij de vraag: “Welke kleur heeft de tijd?” heeft nog niemand een succesvol onderzoek bedacht, omdat (voor zover we nu denken te weten!) kleur geen kenmerk van tijd kan zijn.
Sommige vragen komen voort uit eigenbelang (“hoe kun je naar school fietsen zonder moe te worden?”) of juist vanuit medeleven (“hoe zorgen we er voor dat niemand meer ziek wordt?”), en ook die vragen zijn lang niet altijd te operationaliseren. Maar met een onderzoekbare vraag kun je aan het werk.
Veel kinderen popelen om in actie te komen wanneer ze iets willen weten. Dat is lang niet altijd verkeerd. Door uitproberen en ‘aanrommelen’ doe je namelijk ervaringen op waar je je voordeel mee kunt doen. Sommige kinderen hebben geluk of zetten intuïtief meteen de juiste stappen. En niet alle vragen hebben een uitgebreid of goed doordacht plan van aanpak nodig.
Toch zal het heel vaak niet meteen duidelijk zijn hoe je te werk moet gaan. Dan helpt het als je een plan kunt maken en de verschillende stappen om van vraag tot antwoord te komen met elkaar in verband weet te brengen. Veel kinderen moeten echter nog leren dat de beloning, in dit geval de oplossing of het antwoord op de vraag, vaak pas later komt, na de nodige geconcentreerde en systematische inspanning.
Talent voor empirisch werken
- Een open oog hebben voor wat opmerkelijk is.
- Goede, onderzoekbare vragen of problemen kunnen formuleren.
- Een probleem kunnen verkennen.
- Eisen kunnen formuleren waar een antwoord of oplossing aan moet voldoen.
- Experimenten kunnen verzinnen; oplossingen kunnen ontwerpen
- Verwachtingen en hypotheses kunnen formuleren.
- Experimenten kunnen uitvoeren; oplossingen kunnen bedenken
- Gegevens kunnen verzamelen.
- Nauwgezet kunnen waarnemen en beschrijven.
- Data kunnen verwerken.
- Verbanden kunnen leggen en verklaringen kunnen opperen.
- Kunnen argumenteren.
- Resultaten kunnen presenteren.