Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Toelichting beoordelingscriteria en beoordeling LVS-toetsen Woordenschat (1)

Corine Treffers
Onderwijskundige | Onderwijsondersteuner | Redactielid bij wij-leren.nl  

Treffers, C. (2022). Toelichting beoordelingscriteria en beoordeling LVS-toetsen Woordenschat (1).
Geraadpleegd op 04-12-2024,
van https://wij-leren.nl/beoordeling-lvs-toetsen-toelichting-woordenschat.php.
Geplaatst op 8 november 2022
Beoordeling LVS-toetsen woordenschat (1)

In het artikel Welk LVS past bij jouw school? - Keuzehulp bij het kiezen van een LVS worden alle toetsen van de huidige toetsaanbieders vergeleken en besproken aan de hand van vijf categorieën: brede vaardigheden, specifieke vaardigheden, afnamemogelijkheden, rapportage en overige criteria. Dit om de keuze voor een LVS te vergemakkelijken. De beoordeling van de inhoud van de LVS-toetsen van de specifieke vaardigheden wordt in een artikelenserie toegelicht. In dit eerste deel worden allereerst de beoordelingscriteria toegelicht. Vervolgens wordt de beoordeling van de woordenschattoetsen toegelicht. Hier staat een overzicht van alle artikelen, toetsen en bronnen. 

Toelichting beoordelingscriteria

Het toetsen van de specifieke vaardigheden wordt voornamelijk beoordeeld op grond van de inhoud van de toetsen. Hieronder worden alle beoordelingscriteria kort toegelicht. 

Elke toets wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  1. Wordt de betreffende specifieke vaardigheid door de leverancier in het systeem aangeboden?

Er wordt aan dit criterium voldaan wanneer de vaardigheid door middel van een aparte toets wordt getoetst of wanneer het een onderdeel is van een andere toets die door de leverancier wordt geleverd.

  1. Voor welke leerjaren is de betreffende toets beschikbaar? 

Er wordt aan dit criterium voldaan wanneer de toets beschikbaar is vanaf en tot het moment waarop dit getoetst zou kunnen worden, doordat het in het onderwijs aangeboden is en de leerlingen er qua ontwikkeling aan toe zijn. Bijvoorbeeld begrijpend lezen mag pas vanaf groep 4 getoetst worden, doordat begrijpend lezen qua leesontwikkeling pas vanaf groep 4 aangeboden mag worden. 

  1. Worden alle elementen van zowel de kerndoelen als de referentieniveaus en/of de leerlijnen en tussendoelen afgedekt door de toets(en) van de betreffende specifieke vaardigheid?

De kerndoelen zijn doelen die aangeven welke leerstof in het onderwijs minimaal behandeld moet worden. Deze doelen hoeven leerlingen in tegenstelling tot de doelen in het referentiekader niet per se te beheersen. In het referentiekader is vastgesteld welke leerstof scholen tenminste moeten aanbieden, maar ook wat leerlingen aan het eind van het basisonderwijs moeten beheersen (Wouda, 2017). Leerlingen moeten minimaal 1F behalen, maar het streefniveau is 1S. In de beoordeling van dit criterium is het referentiekader voor de leerjaren 6 t/m 8 daarom leidend, doordat met de toetsen niet direct gemeten kan worden wat scholen wel of niet hebben aangeboden. Dit betekent echter niet meteen dat wanneer een toets niet alle elementen van het referentiekader toetst, dit criteria automatisch wordt behaald. Wanneer namelijk uit de literatuur blijkt dat het niet getoetste element van het kerndoel wel getoetst moet worden, dan wordt dit alsnog als niet behaald beoordeeld.

Daarom is het uitgangspunt bij de beoordeling van dit criterium: Er wordt aan dit criterium voldaan wanneer de toetsen van de betreffende specifieke vaardigheid van alle leerjaren samen alle elementen van het referentieniveau 1F en de kerndoelen en zo nodig de leerlijnen en/of tussendoelen afdekken, zodat aan het eind van groep 8 alle elementen getoetst zijn. Elementen zijn onder andere de opbouw van het referentiekader en doelen.

Hieruit volgt dat niet alle elementen elk leerjaar getoetst hoeven te worden, maar dat over alle leerjaren heen alle elementen getoetst moeten zijn. Daarnaast betekent dit dat de toets de doelen met een hoger referentieniveau dan 1F niet per se hoeft te bevatten. Bij het beoordelen of een toets de kerndoelen afdekt, wordt ook de toelichting en verantwoording van de kerndoelen meegenomen, doordat ze hierin specifieker worden beschreven. 

Er worden in het referentiekader bij het domein Rekenen-Wiskunde geen doelen gegeven, maar voorbeelden van wat een leerling zou moeten kunnen binnen dit (sub)domein. De toetsen van Rekenen-Wiskunde worden daarom niet beoordeeld op grond van doelen. Daarnaast zijn deze voorbeelden niet uitputtend wat betekent dat niet alles van het rekendomein in het referentiekader is opgenomen (Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen, 2009). 

Niet voor alle specifieke vaardigheden zijn kerndoelen of referentieniveaus voorhanden. Om deze toetsen alsnog op dit criterium te kunnen beoordelen, worden hierbij alleen de leerlijnen en/of tussendoelen van deze specifieke vaardigheden gebruikt. 

Voor de leerjaren 3 t/m 5 zijn de referentieniveaus nog niet relevant. Voor deze leerjaren zijn de referentieniveaus daarom alleen meegenomen in de beoordeling wanneer deze (gedeeltelijk) overeenkwamen met de leerlijnen. De referentieniveaus zijn voor deze leerjaren daarom niet leidend, maar juist de tussendoelen en de leerstoflijnen. Voorbeelden van overeenkomsten zijn: de (sub)domeinen bij het rekenen en de kenmerken van de taakuitvoering bij het begrijpend lezen. 

Sommige toetsen dekken niet alle onderdelen van de kerndoelen en referentieniveaus van de betreffende specifieke vaardigheid af. Wanneer dit het geval is, wordt gekeken welk referentieniveau het onderdeel heeft. Daarnaast kunnen toetsen in specifieke gevallen toch voldoen aan dit criterium, ook al dekt de toets niet alle kerndoelen of referentieniveaus af. Redenen hiervoor worden bij de beoordeling van de specifieke vaardigheid beschreven.

  1. Heeft de toets passende vraagvormen of manier(en) van toetsen?

De toets voldoet aan dit criterium wanneer de vraagvorm of manier van toetsen past bij het doel van de toets en wanneer deze manier van toetsen of deze vraagvormen ondersteund worden vanuit de literatuur.

  1. Wordt er in de rapportage uitgesplitst in de verschillende subonderdelen van de specifieke vaardigheid?

Er wordt aan dit criterium voldaan wanneer de score in verschillende onderdelen van de specifieke vaardigheid uitgesplitst is. Deze hoeven niet overeen te komen met de onderdelen van het referentiekader.

Hierbij moet opgemerkt worden, dat de toetsen globaal en niet op itemniveau zijn beoordeeld, doordat dit een tijdrovende klus zou worden. Dit betekent dat de toetsen beoordeeld zijn op grond van wat er op de site en in de handleidingen of wetenschappelijke verantwoordingen van de toetsen aan informatie wordt gegeven. Wanneer het nodig was, bijvoorbeeld wanneer de informatie uit de handleiding niet helemaal duidelijk of incompleet was, werd er een aantal toetsopgaven bekeken of is extra informatie aan de leverancier gevraagd. 

Toelichting beoordeling LVS-toetsen 

Woordenschat

Criterium 1

Wordt de betreffende specifieke vaardigheid door de leverancier in het systeem aangeboden?

Boom

Ja, is onderdeel van de toetsen Leerpotentie 6 | Boom test onderwijsLeerpotentie 7-8 | Boom test onderwijs en KleurenSchat. KleurenSchat is een observatie-instrument voor kleuters, maar kan ook bij leerlingen in de leerjaren 3 en 4 gebruikt worden. 

Opmerking: Techniek, Woordenschat 1F referentieniveau Lezen wordt getoetst als onderdeel van de huidige toets Begrijpend Lezen; in januari veschijnt de nieuwe Begrijpend Lezen-toets. Hierin wordt gerapporteerd op het hoofddomein Woordenschat.

Daarnaast ontwikkelt Boom LVS een woordenschattoets voor alle leerjaren. Deze toets wordt in 2024 verwacht. 

Cito Ja, door middel van de toets Woordenschat
Diataal Ja, door middel van de toets Diawoord
IEP Ja, door middel van de toets Woordenschat

Criterium 2

Voor welke leerjaren is de betreffende toets beschikbaar? 

Woordenschat kan al vanaf leerjaar 3 gemeten worden. Zelfs al vanaf leerjaar 1, mits het hierbij gaat om het doelgericht onderwijzen van woorden en dit gecombineerd wordt met observaties en checken tijdens de lessen (Bos & Verhallen, 2018). Leerjaren 1 en 2 worden in de beoordeling van de toetsen echter buiten beschouwing gelaten.

Boom Voor leerjaar 3 en 4 met KleurenSchat. De leerpotentie toetsen meten dit vanaf leerjaar 6. Voor leerjaar 5 is er geen instrument beschikbaar waarmee de woordenschat getoetst kan worden. Daarom wordt dit criterium niet als behaald beschouwd.
Cito Vanaf leerjaar 3
Diataal Vanaf leerjaar 3
IEP Vanaf leerjaar 7

Criterium 3

Worden alle elementen van zowel de kerndoelen als de referentieniveaus en/of de leerlijnen en tussendoelen afgedekt door de toets(en) van de betreffende specifieke vaardigheid?

Woordenschat kan onderverdeeld worden in receptieve en productieve woordenschat (Cöp, 2014). Receptieve woordenschat is ook wel de passieve woordenschat. Dit zijn de woorden die iemand wel begrijpt, maar (nog) niet gebruikt. Het gaat hierbij dus om het herkennen van woorden (decoderen, vlot lezen, lezen met begrip en luisteren) en woordkennis. Productieve woordenschat is ook wel de actieve woordenschat. Dit zijn woorden die iemand gebruikt. Het gaat hierbij om het actief gebruiken van woorden (spreken, schrijven en spellen); ook wel woordgebruik (Cöp, 2014). Een goede woordenschat is daarom niet alleen cruciaal voor de mondelinge taalontwikkeling, maar speelt ook een belangrijke rol bij de leesontwikkeling (Filipiak, 2022c). In de kerndoelen komt dit ook terug, doordat het hierin gaat over zowel mondelinge als schriftelijke woordenschat. Dit betekent dat een woordenschattoets zowel de woordkennis als het woordgebruik van leerlingen zou moeten toetsen.

De toetsen woordenschat worden beoordeeld aan de hand van het referentiekader, kerndoel 12, tussendoelen van de leerlijn Woordenschat van Mondelinge taalvaardigheid en van de leerlijn Leeswoordenschat.

Referentiekader

In het referentiekader bestaat er geen apart domein voor woordenschat. Wel is woordenschat onderdeel van elk taaldomein: 

  • Mondelinge taalvaardigheid - Woordgebruik en woordenschat (niveau 1F): Beschikt over voldoende woorden om te praten over vertrouwde situaties en onderwerpen, maar zoekt nog regelmatig naar woorden en varieert niet veel in woordgebruik.
  • Lezen - Techniek en woordenschat (niveau 1F): Kan teksten zodanig vloeiend lezen dat woordherkenning tekstbegrip niet in de weg staat. Kent de meest alledaagse (frequente) woorden, of kan de betekenis van een enkel onbekend woord uit de context afleiden.
  • Schrijven - Woordgebruik en woordenschat (niveau 1F): Gebruikt voornamelijk frequent voorkomende woorden. 
  • Begrippenlijst - Dit zijn de begrippen die nodig zijn om over taal te spreken en na te denken, ook wel taalbeschouwing. 

Kerndoel Nederlands

  • Kerndoel 12 - De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

Bij dit kerndoel gaat het erom dat leerlingen: 

  • Een ruime receptieve en productieve woordkennis verwerven;
  • Strategieën verwerven om de betekenis van woorden af te leiden uit de context;
  • Strategieën verwerven om de betekenis van woorden te onthouden;
  • Reflecteren op hun eigen woordenschatontwikkeling (SLO, z.d.-l). 

Kerndoel 12 is specifiek gericht op woordenschat. In de andere kerndoelen Nederlands wordt woordenschat niet specifiek genoemd, maar door te werken aan deze kerndoelen de woordenschat automatisch vergroot. Ook hebben leerlingen een goede woordenschat nodig om deze kerndoelen te behalen. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van kerndoel 1. 

  • Kerndoel 1 - De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.

Bij dit kerndoel moeten leerlingen de verworven informatie mondeling over kunnen dragen aan anderen en gestructureerd op papier kunnen zetten (SLO, z.d.-b). Leerlingen leren nieuwe woorden uit de informatie waarnaar ze luisteren of wanneer ze luisteren naar de overdracht van andere leerlingen of mensen. Ook heb je als leerling een goede woordenschat nodig om dit over te kunnen dragen. De woordenschat van de leerlingen wordt dus vergroot, maar ze hebben ook een goede woordenschat nodig om dit duidelijk over te brengen.

Aangezien deze kerndoelen niet specifiek gaan over woordenschat, wordt alleen kerndoel 12 in de beoordeling van dit criterium meegenomen. Doordat het referentiekader en kerndoel 12 vrij globaal zijn, worden ook de tussendoelen voor de midden- en bovenbouw meegenomen in de beoordeling.

Tussendoelen - Leerlijn 4 Woordenschat Mondelinge taalvaardigheid

Middenbouw

  • 4.6 - Kinderen verbreden en verdiepen hun woordkennis.
  • 4.7 - Ze hanteren strategieën voor het afleiden van woordbetekenissen.
  • 4.8 - Ze hanteren strategieën voor het onthouden van woorden.
  • 4.9 - Ze kennen betekenisrelaties tussen woorden (onderschikking/bovenschikking, bijvoorbeeld: fruit-appel).
  • 4.10 - Ze begrijpen figuurlijk taalgebruik.

Bovenbouw

  • 4.11 - Kinderen kunnen hun woordenschat zelfstandig verbreden en verdiepen.
  • 4.12 - Ze kunnen strategieën verwoorden voor het afleiden en onthouden van woordbetekenissen.
  • 4.13 - Ze kunnen woorden buiten de context definiëren.
  • 4.14 - Ze leggen zelf betekenisrelaties tussen woorden.
  • 4.15 - Ze passen figuurlijk taalgebruik toe.

Tussendoelen - Leerlijn 7 Leeswoordenschat

Middenbouw 

  • 7.1 - Kinderen breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan. 
  • 7.2 - Ze maken onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden. 
  • 7.3 - Ze kunnen eenvoudig figuratief taalgebruik interpreteren. 
  • 7.4 - Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst. 
  • 7.5 - Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nieuwe woorden. 

Bovenbouw 

  • 7.6 - Kinderen weten dat woorden onderschikkende en bovenschikkende betekenisrelaties kunnen hebben. 
  • 7.7 - Ze weten dat woordparen betekenisrelaties kunnen hebben, zoals tegenstelling en synoniem. 
  • 7.8 - Ze passen figuratief taalgebruik zelf toe. 
  • 7.9 - Ze kunnen zelfstandig nieuwe woordbetekenissen afleiden en onthouden. 
  • 7.10 - Ze weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken (woordenboek, encyclopedie).

Criterium 3: Worden alle elementen van zowel de kerndoelen als de referentieniveaus en/of de leerlijnen en tussendoelen afgedekt door de toets(en) van de betreffende specifieke vaardigheid?

Boom

Nee, in beide toetsen wordt alleen de receptieve woordenschat getoetst. Bij de leerpotentietest gaat het om de woordenschat als onderdeel van de verbale intelligentie. 

  • Kerndoel

Kerndoel 12 wordt gedeeltelijk getoetst. De volgende aspecten worden niet getoetst: 

  • Begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal na te denken en te spreken;
  • Het verwerven van een ruime productieve woordkennis;
  • Reflecteren op de eigen woordenschatontwikkeling.

De volgende aspecten worden indirect getoetst: 

  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden af te leiden uit de context;
  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden te onthouden;
  • Tussendoelen Leerlijn Woordenschat Mondelinge taalvaardigheid

Leerpotentietesten

De volgende tussendoelen worden niet getoetst: 4.7, 4.10, 4.12, 4.13 en 4.15.

KleurenSchat

De volgende tussendoelen voor de middenbouw worden niet getoetst: 4.7, 4.9 en 4.10.

  • Tussendoelen Leerlijn Leeswoordenschat

Leerpotentietesten

De volgende tussendoelen worden niet getoetst: 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.8 en 7.10.

KleurenSchat

De volgende tussendoelen voor de middenbouw worden niet getoetst: 7.2, 7.3, 7.4 en 7.5.

Cito

Nee, er wordt alleen receptieve woordenschat getoetst. Geen productieve woordenschat en dus geen woordgebruik. Cito geeft aan dat het in de toets niet gaat om het in woorden uit te drukken, maar dat ze de woorden die ze krijgen aangeboden, moeten identificeren en herkennen om zo tot de betekenis van of betekenisrelaties tussen de woorden te komen (Van Berkel, Hilte, Groenen & Engelen, 2013). 

  • Kerndoel

Kerndoel 12 wordt gedeeltelijk getoetst. De volgende aspecten worden niet getoetst: 

  • Begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal na te denken en te spreken;
  • Het verwerven van een ruime productieve woordkennis;
  • Reflecteren op de eigen woordenschatontwikkeling.

De volgende aspecten worden indirect getoetst: 

  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden af te leiden uit de context;
  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden te onthouden.
  • Tussendoelen Leerlijn Woordenschat Mondelinge taalvaardigheid

Deze worden niet getoetst.

  • Tussendoelen Leerlijn Leeswoordenschat

De volgende tussendoelen worden niet getoetst: 7.2, 7.5, 7.8 en 7.10.

Diataal

Nee, er wordt alleen receptieve woordenschat getoetst (kennis van algemene schooltaalwoorden).

  • Kerndoel

Kerndoel 12 wordt gedeeltelijk getoetst. De volgende aspecten worden niet getoetst: 

  • Begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal na te denken en te spreken;
  • Het verwerven van een ruime productieve woordkennis;
  • Reflecteren op de eigen woordenschatontwikkeling.

De volgende aspecten worden indirect getoetst: 

  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden af te leiden uit de context;
  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden te onthouden.
  • Tussendoelen Leerlijn Woordenschat Mondelinge taalvaardigheid

Deze worden niet getoetst.

  • Tussendoelen Leerlijn Leeswoordenschat

De volgende tussendoelen worden niet getoetst: 7.2, 7.5, 7.6, 7.8 en 7.10.

IEP

Nee, er wordt alleen receptieve woordenschat getoetst.

  • Kerndoel

Kerndoel 12 wordt gedeeltelijk getoetst. De volgende aspecten worden niet getoetst: 

  • Het verwerven van een ruime productieve woordkennis;
  • Begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal na te denken en te spreken;
  • Reflecteren op de eigen woordenschatontwikkeling.

De volgende aspecten worden indirect getoetst: 

  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden af te leiden uit de context;
  • Het verwerven van strategieën om de betekenis van woorden te onthouden.
  • Tussendoelen Leerlijn Woordenschat Mondelinge taalvaardigheid

Deze worden niet getoetst.

  • Tussendoelen Leerlijn Leeswoordenschat

De volgende tussendoelen worden niet getoetst: 7.2, 7.3, 7.5, 7.6, 7.8 en 7.10.

Opvallend

Wat opvalt is dat alle toetsen alleen de receptieve woordenschat toetsen. Er wordt geen aandacht gegeven aan de productieve kant van woordenschat. Dit betekent dat slechts een gedeelte van de woordenschat van de leerlingen wordt getoetst. Leerkrachten moeten daarom voorzichtig zijn met het doen van uitspraken op basis van alleen deze toetsen, doordat dit alleen een inschatting geeft van de receptieve woordenschat. Om goede uitspraken te kunnen doen over het woordenschatniveau van de leerlingen, moet de toetsscore aangevuld worden met andere resultaten en observaties. 

Daarnaast is een aanbeveling aan alle leveranciers om opties te onderzoeken voor het toetsen van de productieve woordenschat en dit niet alleen te toetsen bij de leesvaardigheid, maar ook bij de mondelinge taalvaardigheid. 

Criterium 4

Heeft de toets passende vraagvormen of manier(en) van toetsen?

Woordkennis en woordgebruik kunnen op de volgende manieren worden getoetst: 

  • Het toetsen van woordkennis kan onder andere gedaan worden door middel van meerkeuzevragen. De vraag is echter of dit wel de juiste manier is. Paul Filipiak (2015) geeft namelijk aan dat er met deze manier eigenlijk geen woordkennis wordt getoetst, maar waarschijnlijk voor een groot deel verbale intelligentie. Daarnaast betekent een fout antwoord niet meteen dat het kind het woord helemaal niet kent. Het is niet duidelijk hoe woordkennis dan wel getoetst moet worden. Daarom worden alle toetsen op dit criterium beoordeeld als behaald.
  • Verder is het toetsen van woordgebruik passender dan het toetsen van woordkennis. Het toetsen van woordgebruik kan op verschillende manieren worden gedaan. Bijvoorbeeld door middel van het zelf maken van een goedlopende zin met het gegeven woord. Of het onderstrepen van elk verkeerd woord en het goede woord eronder op te schrijven. Daarnaast kan er een gatentoets gebruik worden na het lezen van een tekstje. Zie voor voorbeelden het artikel Toetsing -10- van Paul Filipiak. 
Boom
  • Leerpotentietesten

Ja, omdat de toets woordkennis door middel van meerkeuzevragen met vijf antwoordmogelijkheden toetst. 

  • KleurenSchat

Ja. De toets toetst woordkennis door middel van een gesproken zin, waarna de leerling het voorwerp dat uit de zin op een tekening moet inkleuren.

Cito Ja, omdat de toets woordkennis door middel van meerkeuzevragen met vier antwoordalternatieven toetst.
Diataal Ja, omdat de toets woordkennis door middel van driekeuzevragen toetst.
IEP Ja, omdat de toets woordkennis door middel van meerkeuzevragen toetst.

Criterium 5

Wordt er in de rapportage uitgesplitst in de verschillende subonderdelen van de specifieke vaardigheid?

Doordat in de toetsen alleen receptieve leeswoordenschat wordt getoetst, hoeft er in de rapportage niet uitgesplitst te worden. Het is een bonus wanneer dat toch wordt gedaan.

Boom

Ja en nee. Bij de leerpotentietesten wordt Woordenschat als categorie van de hoofdcategorie Verbaal gerapporteerd. Bij KleurenSchat wordt de score uitgesplitst in het percentage woorden goed:

  • per thema
  • per woordcategorie (zelfstandig naamwoorden, werkwoorden, binnen en buiten)
  • per moeilijkheidsniveau (niveau 1 tot en met 6).
Cito Ja, er kan uitgesplitst worden in twee categorieën: betekenis en betekenisrelaties.
Diataal Nee
IEP Nee

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.