Effecten van aanpakken voor een soepele overgang van kinderen naar de basisschool
Geplaatst op 19 juli 2024
De overgang van de voorschoolse periode naar de basisschool is een cruciale fase in het leven van jonge kinderen. Deze overgang kan aanzienlijke invloed hebben op hun veiligheid, welbevinden en ontwikkeling. Er zijn verschillende strategieën en experimenten ontwikkeld om deze overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen. Hieronder worden enkele belangrijke aanpakken en hun effecten besproken.
Vaste Instroommomenten en Flexibilisering
Experimenten met vaste instroommomenten op de basisschool hebben positieve ervaringen opgeleverd. Door het beperken van het aantal instroommomenten per jaar, bijvoorbeeld rond de vierde verjaardag, ervaren leerkrachten meer rust en stabiliteit in de klas. Dit draagt bij aan een beter pedagogisch klimaat, waarin kinderen zich veiliger en meer op hun gemak voelen. Kinderen beginnen in een groepje en vinden steun bij elkaar, wat de sociale relaties bevordert. Bovendien blijkt dat een dergelijke aanpak de klassenorganisatie en differentiatie ten goede komt, waardoor leerkrachten beter maatwerk kunnen bieden.
Vroege Start voor Kansengelijkheid
Een vroege start op de basisschool kan de kansengelijkheid bevorderen, vooral voor kinderen uit sociaal-economisch achtergestelde milieus en anderstalige kinderen. In sommige Europese landen, zoals België en Frankrijk, beginnen kinderen al op respectievelijk 2,5 en 2 jaar aan het kleuteronderwijs. Deze vroege start helpt de educatieve kloof te verkleinen door kinderen op jonge leeftijd toegang te geven tot educatieve programma’s. Dit kan een positieve invloed hebben op hun cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Spelend Leren
Voor jonge kinderen is het belangrijk dat het leren aanvankelijk speels blijft. Veel vierjarigen zijn nog niet klaar voor gestructureerd onderwijs. Daarom is het wenselijk om in de eerste groepen van de basisschool zoveel mogelijk speelse leeractiviteiten aan te bieden. Dit sluit aan bij de pedagogische benadering in de peuterleeftijd. Naast de cognitieve ontwikkeling moeten ook de sociaal-emotionele ontwikkeling en het gedrag van het kind worden meegenomen in de beoordeling of het kind klaar is voor meer gestructureerde activiteiten.
Betrokkenheid van Ouders
Een goede communicatie en samenwerking met ouders zijn essentieel voor een soepele overgang naar de basisschool. Vooral als de cultuur thuis verschilt van de schoolcultuur, is het belangrijk dat de school rekening houdt met de wensen en behoeften van ouders. Een sterke ouderbetrokkenheid kan ervoor zorgen dat kinderen zich sneller thuis voelen in de nieuwe omgeving, wat hun welbevinden en veiligheid ten goede komt.
Samenwerking Tussen Kinderopvang en Basisschool
De samenwerking tussen kinderopvang en basisschool, bijvoorbeeld in brede scholen en Integrale Kindcentra (IKC), beoogt een naadloze overgang te creëren. Hoewel er positieve signalen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling door gezamenlijke activiteiten, is er nog geen eenduidig bewijs dat deze samenwerking de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van jonge kinderen significant bevordert. Bij IKC's varieert de intensiteit van de samenwerking, waarbij vooral kinderen met een onderwijsachterstand profiteren als de samenwerking leidt tot meer onderwijs en verbeterde educatieve kwaliteit.
Inclusieve Speelleeromgeving
In zogenaamde proeftuinen van PACT is de samenwerking tussen kinderopvang, basisschool en zorginstellingen uitgebreid om een inclusieve speelleeromgeving voor kinderen van 0 tot 6 jaar te creëren. Dit heeft geresulteerd in een vermindering van het aantal verwijzingen naar specialistische hulp en onderwijs, wat aangeeft dat een geïntegreerde aanpak kan bijdragen aan de inclusie en het welzijn van jonge kinderen.
Het samenbrengen van peuters en kleuters in één groep heeft zowel voordelen als nadelen. Deze groepen, vaak bedoeld voor kinderen vanaf drieënhalf jaar, kunnen helpen om de overgang naar de basisschool te vergemakkelijken. Het idee is dat jongere kinderen profiteren van het gedrag en de vaardigheden van oudere kinderen, terwijl oudere kinderen hun sociale en leiderschapsvaardigheden kunnen ontwikkelen door met jongere leeftijdsgenoten om te gaan.
Echter, het combineren van peuters en kleuters vraagt veel van leerkrachten. Het klassenmanagement wordt complexer, omdat de leerkracht aandacht moet besteden aan de verschillende ontwikkelingsniveaus en behoeften van de kinderen. Kleine groepjes kunnen hierbij helpen, maar er zijn aanwijzingen dat oudere kinderen in combinatiegroepen minder profiteren van de cognitieve stimulatie. Voor jongere kinderen daarentegen, kunnen de voordelen duidelijk zijn, vooral op het gebied van taalontwikkeling en taakgericht gedrag. De impact op sociale vaardigheden, spel en conflicthantering blijft echter onduidelijk.
Voorschoolse Educatie onder Regie van de Basisschool
Een alternatieve aanpak om de overgang soepel te maken, is het onderbrengen van voorschoolse educatie onder de regie van basisscholen. Dit houdt in dat peutergroepen worden geleid door een pedagogisch medewerker en een basisschoolleerkracht. Onderzoek heeft aangetoond dat deze aanpak positieve effecten kan hebben, vooral op executieve functies zoals werkgeheugen en aandacht. Het is cruciaal dat de samenwerking tussen pedagogisch medewerkers en leerkrachten gelijkwaardig is, hoewel hun rollen verschillen: leerkrachten zijn verantwoordelijk voor de didactische aanpak en pedagogisch medewerkers voor het creëren van geschikte activiteiten voor peuters. Verhoogde professionaliteit en opleiding van beide partijen kunnen de kwaliteit van educatie verbeteren.
Onderzoek naar Overgangsstrategieën
Onderzoek toont aan dat de overgang van de voorschoolse periode naar de basisschool van groot belang is voor de ontwikkeling van kinderen. Diverse studies hebben aangetoond dat vroege en goed geplande startmomenten op de basisschool voordelen kunnen hebben. Specifieke experimenten met vaste instroommomenten hebben geleid tot meer rust en stabiliteit in de klas en hebben de sociale relaties tussen leerlingen verbeterd. Internationaal onderzoek wijst uit dat een vroege start op de basisschool gunstig is voor kinderen met een sociaal-economische achterstand, omdat het de kansengelijkheid vergroot. Het is echter belangrijk dat deze vroege start speels is en de overgang naar formeel leren geleidelijk verloopt.
De rol van communicatie met ouders en een goede afstemming tussen opvang en onderwijs zijn ook van groot belang voor een soepele overgang. Ondanks de positieve aanwijzingen zijn er geen definitieve conclusies over de impact van een voortdurende afstemming op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Brede scholen en Integraal KindCentra (IKC’s) hebben nog niet voldoende bewijs geleverd voor de effectiviteit van een soepele overgang. Studies met meer gerichte focus, zoals proeftuinen, geven echter hoopvolle signalen, vooral met betrekking tot inclusiviteit en samenwerking tussen verschillende professionals.
Het Nederlandse onderwijssysteem kent traditioneel vaste regels voor de toelating van kinderen tot de basisschool. Sinds de invoering van de Wet op het Basisonderwijs (WPO) in 1985 moeten basisscholen elke maand nieuwe leerlingen toelaten, terwijl kinderen vanaf 4 jaar welkom zijn en leerplichtig worden vanaf 5 jaar. Recent zijn er echter experimenten uitgevoerd met flexibele instroommomenten en vervroegde instroom, met wisselende resultaten.
Vaste Instroommomenten en Hun Effecten
Binnen het experiment Regelluwe Scholen kregen zeven basisscholen vanaf 2016 de mogelijkheid om af te wijken van de maandelijkse instroomplicht. Deze scholen introduceerden vaste instroommomenten, meestal na vakanties, met als doel meer rust en stabiliteit in de klas te brengen. Leerkrachten rapporteren dat deze aanpak positieve effecten heeft, zoals een verbeterd pedagogisch klimaat en een veiligere omgeving voor nieuwe leerlingen. Het begin van school in groepjes lijkt de groepsvorming te vergemakkelijken en maakt maatwerk en differentiatie eenvoudiger. Hoewel de leerkrachten overwegend positief zijn, zijn er geen metingen gedaan naar de effectiviteit van deze aanpak op de ontwikkeling van leerlingen (Van der Vegt et al., 2020).
Vroegere Start en Kansengelijkheid
Internationaal onderzoek toont aan dat een vroege start op school vooral voordelig is voor kinderen uit sociaal-economisch achtergestelde milieus. Deze vroege start kan bijdragen aan een grotere kansengelijkheid door kinderen met minder thuisstimuli een voorsprong te geven. In landen zoals België en Frankrijk beginnen kinderen al vanaf 2,5 jaar met kleuteronderwijs, wat blijkt bij te dragen aan hun ontwikkeling, vooral voor anderstalige kinderen (Crul et al., 2012). Nederlandse studies bevestigen ook dat deelname aan voorschoolse educatie kan helpen de onderwijskloof te verkleinen (Slot & Leseman, 2019; Broekhuizen et al., 2018).
Kritiek op Vroeg Onderwijs
Ondanks de voordelen van vroege instroom wijzen critici erop dat veel 4-jarigen nog niet klaar zijn voor gestructureerd onderwijs. Peuters hebben baat bij een speelse aanpak die aansluit bij hun ontwikkelingsfase. Het is cruciaal om zowel de cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling in overweging te nemen voordat kinderen overgaan naar meer gestructureerd leren (Hamerslag et al., 2018).
De Rol van Ouders en Flexibele Overgang
Een soepele overgang van thuis naar school is sterk afhankelijk van goede communicatie met ouders, vooral als de schoolcultuur afwijkt van de thuissituatie. Fabian en Dunlop (2007) benadrukken het belang van samenwerking tussen school en ouders om een geleidelijke aanpassing te waarborgen. Flexibele startmogelijkheden en gezamenlijke instroom kunnen helpen om kinderen sneller te laten wennen en vriendschappen te vormen.
De Doorgaande Lijn: Kinderopvang en Basisschool
De overgang van kinderopvang naar basisschool, vaak aangeduid als de 'doorgaande lijn', blijkt geen consistente invloed te hebben op de ontwikkeling van kinderen. Nederlands onderzoek, zoals het pre-COOL cohortonderzoek, toont geen duidelijke relatie tussen de doorgaande lijn en de prestaties of sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen (Veen et al., 2013).
Brede scholen en Integrale Kindcentra (IKC’s), die intensieve samenwerking tussen kinderopvang en basisschool bevorderen, hebben gemengde resultaten. Hoewel de samenwerking kan leiden tot positieve effecten op inclusiviteit en onderwijskwaliteit, is er geen sluitend bewijs dat dit direct de ontwikkeling van jonge kinderen bevordert.
Combinatiegroepen: Peuters en Kleuters Samen
Het combineren van peuters en kleuters in één groep kan complex zijn vanwege de leeftijdsverschillen. Onderzoek wijst uit dat oudere kinderen mogelijk minder profiteren van dergelijke groepen, terwijl jongere kinderen baat kunnen hebben bij de interactie met oudere leeftijdsgenoten (Ansari, 2017). Kleine groepen blijken gunstig te zijn voor de begeleiding en ontwikkeling van jonge kinderen (Centraal Planbureau, 2018).
Experimenten met Pedagogisch Medewerker en Leerkracht
Experimenten met peutergroepen onder leiding van zowel een pedagogisch medewerker als een basisschoolleerkracht tonen veelbelovende resultaten, vooral op het gebied van executieve functies en taalontwikkeling. Deze modellen bevorderen samenwerking en educatieve kwaliteit, hoewel de kosten en de noodzaak van verdere studies om de effectiviteit op grotere schaal te bevestigen, belangrijke aandachtspunten blijven.
In conclusie, het aanpassen van instroommomenten en het vervroegen van de basisschoolstart kunnen voordelen bieden, vooral voor sociaal-economisch achtergestelde kinderen. Echter, de aanpak moet zorgvuldig worden afgestemd op de ontwikkelingsbehoeften van kinderen, met aandacht voor zowel pedagogische als structurele aspecten van het onderwijs.
Geraadpleegde bronnen
- Ansari, A. (2017). Multigrade kindergarten classrooms and children’s academic achievement, executive function, and socioemotional development. Infant and Child Development, 26(6).
- Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Prentice Hall.
- Blatchford, P. & Mortimore, P. (1994). The Issue of Class Size for Young Children in Schools: what can we learn from research? Oxford Review of Education, 20(4), 411-428.
- Blatchford, P., Bassett, P., Goldstein, H., & Martin, C. (2003). Are Class Size Differences Related to Pupils’ Educational Progress and Classroom Processes? Findings from the Institute of Education Class Size Study of Children Aged 5–7 Years. British Educational Research Journal 29(5), 709–30.
- Blatchford, P. & Russell, A. (2020). Rethinking Class Size: The complex story of impact on teaching and learning. UCL Press.
- Broekhuizen, M.L., Dubas, J.S., van Aken, M.A.G., & Leseman, P.P.M. (2018). Child care quality and Dutch 2- and 3-year-olds’ socio-emotional outcomes: Does the amount of care matter? Infant and Child Development, e2043, 1-21.
- Bulder, E. & Van der Vegt, A.L. (2021). Kwaliteit van lesgeven in combinatiegroepen. Oberon.
- Centraal Planbureau (2018). Effectieve interventies leerachterstanden in het primair onderwijs. CPB Notitie 6 juni 2018. CPB.
- Crul, M., Schnell, P., Herzorg-Punzenberg, B., Wilmes, M., Slootman, M., & Aparicio Gómez, R. (2012). School careers of second-generation youth in Europe: Which education systems provide the best changes for success? In M. Crul, J. Scheiner, & F. Lelie (Eds.) The European second generation compared: Does the integration context matter? (pp. 101-164) University Press.
- Denissen, I. & IJpelaar, B. (2020). Werk met peuters en kleuters in één groep: 8 aanraders. Instondo.
- Doornenbal, J., Fukkink, R., Van Yperen, T., Balledux, M., Spoelstra, J., & Van Verseveld, M. (2017). Inclusie door interprofessionele samenwerking, Resultaten van de proeftuinen van PACT. PACT / Kinderopvangfonds
- Fabian, H., & Dunlop, A.-W., (2007). Outcomes of good practice in transition process for children entering primary school: working paper 42. Bernard van Leer Foundation.
- Fluijt, D., Bakker, C., & Struyf, E. (2016). Team-reflection: the missing link in co- teaching teams. European Journal of Special Needs Education, 31(2), 187-201
- Hamerslag, R., Oostdam, R., & Tavecchio, L. (2018). Inside school readiness: the role of socioemotional and behavioral factors in relation to school, teachers, peers and academic outcome in kindergarten and first grade. European Early Childhood Education Research Journal, 26(1), 80-96.
- Hoogeveen, K. (2019). De doorgaande lijn: wat zegt onderzoek? In: Hoogeveen, K. & Vander Heyden, K. (red.). Van peuter naar kleuter. Een doorgaande lijn van voorschool naar school. Sardes.
- Hyry-Beihammer, E. K. & Hascher, T. (2015). Multi-grade teaching practices in Austrian and Finnish primary schools. International Journal of Educational Research, 74, 104-113.
- Inspectie van het Onderwijs (2018). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2016/2017. Utrecht: Inspectie van het onderwijs.
- Kennisrotonde. (2020a). Wat draagt meer bij aan de ontwikkeling van kleuters met het oog op hun toerusting voor groep 3: aparte jaargroepen 1 en 2 of combinatiegroepen 1-2? (KR. 945). Kennisrotonde.
- Kennisrotonde. (2020b). Waar leren kleuters meer van in het reken- en taalonderwijs: groepsdoorbrekende instructie in grote kring of groepsgewijze instructie per leerjaar in kleine kring? (KR. 986). Kennisrotonde.
- Kruiter, J., m.m.v. Fettelaar, D., Beekhoven, S. e.a. (2013). De brede school in een veranderend tijdsgewricht. Uitkomsten landelijke effectmeting 2009-2013. Oberon, ITS en Sardes.
- Kruiter, J. & Studulski, F. (2019). De toekomst van het IKC. Whitepaper 2. Sardes.
- McDermott, P., Watkins, M., Roveen, M., & Rikoon, S. (2014). Informing Context and Change in Young Children’s Sociobehavioral Development – The National Adjustment Scales for Early Transition in Schooling (ASETS). Early Childhood Research Quarterly, 29(3), 255-267.
- Onderwijsraad (2015). Een goede start voor het jonge Kind. Onderwijsraad.
- Sociaal Economische Raad (2016). Gelijk goed van start. SER.
- Slot, P. & Leseman, P. (2019). Investeren in kinderen van 0-12 jaar. Bevindingen uit de wetenschap. Den Haag, Het Kinderopvangfonds, in het kader van PACT voor kindcentra
- Swart, L., Van der Wiel, K., & Houkes-Hommes, A. (2017). Samenwerking kinderopvang en onderwijs: Gunstig voor gezin met opvang – Risico op segregatie. CPB, 2017.
- Van der Grinten, M., Kieft, M., Kooij, D., Bomhof, M., & Van den Berg, E. (2019). Samenwerking in beeld 2. Basisscholen, kinderopvang en kindcentra: de stand van het land 2019. Oberon.
- Van der Vegt, A. L. & Van Eck, P. (2016). Implementatieonderzoek Startgroepen peuters. Eindrapportage. Oberon.
- Van der Vegt, A. L., Weijers, S., Damstra, G., Klein, T., Boogaard, M., Schenke, W., & Zandbergen, S. (2020). Regel het maar! Eindrapportage monitoronderzoek experiment Regelluwe scholen. Oberon.
- Veen, A., Karssen, A. M., Van Daalen, M. M., Roeleveld, J., Triesscheijn, J., & Elshof, D. (2013). De aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en tussen vroegschoolse educatie en groep 3. Kohnstamm Instituut.
- Veer, I., Luyten, H., Van Tuijl, C., & Sleegers, P. (2016). Effectonderzoek Pilot startgroepen voor peuters. Eindrapportage 2016. Universiteit Twente.
- Vygotsky, L. S. (1978). Interaction between Learning and Development. In M. Cole, V. John-Steiner, S. Scribner, & E. Souberman (Eds.), Mind and Society: The Development of Higher Psychological Processes (pp. 79-91). Harvard University Press.
[1] De literatuurstudie is uitgevoerd door raadpleging van de EBSCO-database en Google Scholar. Daarbinnen is gezocht naar wetenschappelijke publicaties vanaf 2000, met als Engelse zoektermen combinaties van ‘multigrade’, ‘kindergarten’, ‘school readiness’, ‘early childhood education and care’ en als Nederlandse zoektermen ‘doorgaande lijn’, ‘peuter-kleutergroepen’. Naast wetenschappelijke publicaties is ook gezocht naar rapporten over relevant beleidsonderzoek.
[2] In de context van voor- en vroegschoolse educatie (vve) betekent de doorgaande lijn ook dat in zowel de peuter- als de kleuterperiode kinderen uit een achterstandssituatie een extra educatief aanbod krijgen. In dit antwoord ligt de focus echter niet op vve.