Zelfsturing bij peuters en kleuters en de rol van de ib'er
Lilian van der Bolt
Adviseur Jonge Kind en Pedagogiek bij CPS
Geraadpleegd op 04-12-2024,
van https://wij-leren.nl/executieve-functies-peuters-kleuters.php
Het verkleinen of voorkomen van onderwijsachterstanden van bepaalde groepen jonge kinderen is een speerpunt van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Hiertoe zijn programma’s ontwikkeld met veel aandacht voor taal, rekenen en sociaal-emotionele ontwikkeling, en dat heeft veel opgeleverd. Maar er kan nog veel meer gedaan worden om alle talenten van elk kind optimaal te benutten. Kinderen leren om hun eigen gedrag te sturen en bewuste en doelgerichte aandacht voor zogenoemde executieve functies bijvoorbeeld. (Voorschoolse) ib’ers hebben een belangrijke taak in het ondersteunen van leerkrachten en leidsters hierbij.
In de groep willen we op verschillende momenten verschillende dingen van peuters en kleuters. De ene keer willen we dat kinderen stil zitten en luisteren naar een verhaaltje dat wordt voorgelezen. Maar buiten op de speelplaats mogen kinderen druk zijn en rennen. Soms moeten kinderen samenwerken en met elkaar overleggen. En weer op een ander moment is het de bedoeling dat kinderen zich juist niet laten afleiden door die ene druktemaker.
In de kinderopvang, de peuterspeelzaal en het onderwijs spelen en leren kinderen met elkaar in een groep. Om dat goed te laten verlopen zijn er omgangsafspraken en structuren nodig. Bijvoorbeeld als het gaat om het dagprogramma, om de materialen en het gebruik van de ruimte, of om het samenspel tussen kinderen. Leerkrachten en pedagogisch medewerkers (pm’ers) hebben de taak om dit goed te laten verlopen, maar hebben ook een pedagogische taak om kinderen over deze zaken te leren en op te voeden. Peuters en kleuters ervaren deze aspecten van het groepsleven vaak als Wonderland, waar ze voor het eerst met volstrekt nieuwe omgangsvormen en afspraken te maken krijgen.
Dat voortdurend doelgericht en sociaal moeten handelen en het moeten schakelen van de ene situatie naar de andere doet een beroep op de zelfsturing van kinderen. Zelfsturing (ook wel Executieve Functies genoemd) bepaalt wat iemand doet en hoe iemand zich gedraagt. Er zijn drie domeinen van executieve functies:
- werkgeheugen;
- impulscontrole en
- cognitieve flexibiliteit (aandacht vast kunnen houden en kunnen verleggen).
Daarnaast zijn er nog een aantal zogenoemde ‘higher order functions’, te weten:
- problemen oplossen,
- reflectie en zelfreflectie,
- plannen en emotieregulatie.
Belang van zelfsturing
Zelfsturing is zo belangrijk, omdat het een rol speelt bij alles wat je doet. Het is een voorwaarde om dingen te kunnen leren. Jonge kinderen met een goede zelfsturing kunnen beter vriendjes maken, omgaan met teleurstellingen, dingen die ze van tevoren hebben bedacht goed uitvoeren, langere tijd geconcentreerd de aandacht vasthouden en zich minder laten afleiden door allerlei prikkels.
Er is veel overtuigend bewijs uit internationaal onderzoek dat goed ontwikkelde zelfsturing een ideale bodem vormt voor sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling.
Kinderen met goede zelfsturing zijn beter in taal en rekenen. Daarmee ligt een goede zelfsturing aan de basis van het ‘schoolse’ leren zoals kinderen dat vanaf een jaar of zes volgen.
Goed ontwikkelde zelfsturing laat verder ook veel effecten zien op de lange termijn, zoals betere schoolprestaties. Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat als kinderen deze vaardigheden goed leren op jonge leeftijd, ze op latere leeftijd bijvoorbeeld beter in staat zijn met anderen samen te werken, goede relaties op te bouwen, beter op hun gezondheid te letten, beter hun kinderen op te voeden en een waardevolle bijdrage te leveren aan de samenleving in termen van werk en maatschappelijke positie. Kortom, hun leven lang hebben kinderen er baat bij wanneer zij al vanaf jonge leeftijd kunnen werken aan zelfsturing.
Het kost misschien wat tijd, maar veel kinderen vinden hun eigen weggetje in het Wonderland van de groep wel. Er zijn echter ook kinderen bij wie dit moeizamer verloopt. Kleuters met slecht ontwikkelde zelfsturing zijn herkenbaar doordat ze bijvoorbeeld verveeld, ongericht en doelloos rondlopen in de groep, geen aandacht hebben en niet op hun stoel kunnen blijven zitten, niet kunnen kiezen, niet op hun beurt kunnen wachten of niet kunnen samen spelen en snel ruzie krijgen met andere kinderen. Het is niet verwonderlijk dat veel gedragsstoornissen rechtstreeks samenhangen met gebrekkig ontwikkelde zelfsturing.
Aandacht voor zelfsturing als antwoord op onderwijsachterstanden
Kinderen ontwikkelen zelfsturing door interactie met de sociale omgeving; ouders, opvoeders, leidsters en leerkrachten kunnen de ontwikkeling ervan stimuleren. Maar voor sommige kinderen zijn de omstandigheden thuis juist een belemmering voor een goede ontwikkeling van zelfsturing; sommige ouders zijn -om wat voor reden dan ook- niet goed in staat om een optimale thuissituatie te bieden voor hun kind. Deze ouders stellen bijvoorbeeld weinig grenzen en zijn te weinig duidelijk of durven/kunnen geen nee te zeggen. Ze geven geen uitleg of instructie wanneer iets niet mag en helpen niet met problemen oplossen. Ze helpen hun kinderen niet met plannen of voeren geen reflectiegesprekjes. Hier is een duidelijk verband met het inkomen en de opleiding van ouders. De zogenoemde (VVE) doelgroepkinderen/gewichtenkinderen lopen het grootste risico.
Taak van het onderwijs
Zelfsturing is voorwaardelijk voor het leren vanaf groep 3 en voor de latere schoolcarrière. Executieve functies worden daarom ook wel ‘learning related skills’ genoemd, of ‘schoolreadiness skills’. In het onderwijs wordt dit ook wel aangeduid met het begrip ‘schoolrijpheid’. Waar schoolrijpheid altijd een lastig te concretiseren begrip bleek, wordt de invulling ervan vanuit de domeinen van executieve functies veel helderder en inzichtelijker. Juist omdat deze capaciteiten zo van belang zijn voor de ontwikkeling en het leren rust er een belangrijke taak in de voor en vroegschool. Zo ondersteun je de ontwikkeling van zelfsturing bij peuters en kleuters op het meest cruciale moment, namelijk wanneer de hersenen het meest ontvankelijk zijn voor het leren van zelfsturing, in de leeftijd tussen 2,5 en 6 jaar.
Kinderen zijn op hun best als ze zichzelf kunnen en mogen aansturen.
Leidsters of leerkrachten kunnen dat proces begeleiden en, in kleine stapjes, kinderen een bepaalde vorm van autonomie geven. Daarmee kan je al op jonge leeftijd problemen in het latere leven voorkomen. Gebleken is dat oefening en ondersteuning bij de ontwikkeling van zelfsturing heel goede resultaten kan opleveren bij het jonge kind. Maar waar kan die ondersteuning en dat aanbod uit bestaan? Veel activiteiten worden al dagelijks toegepast in de voor- en vroegschool, zonder dat professionals zich ervan bewust zijn dat ze hiermee zelfsturing stimuleren. De kunst is dan natuurlijk om het ook doelbewust te kunnen aanbieden. En uiteraard is het van belang om het aanbod af te stemmen op de behoeften van elk kind en daarbij het eigen spel van het kind en de betekenisvolle context als uitgangspunt te nemen.
Tools of the mind
In de VS werd het programma ‘Tools of the Mind’ ontwikkeld, een VVE-programma waar in alle activiteiten, naast aandacht aan taal, rekenen/wiskunde, sociaal emotionele ontwikkeling of sensomotorische ontwikkeling, ook doelgericht aandacht wordt besteed aan zelfsturing. Ook in Nederland staan zelfsturing en executieve functies bij kleuters volop in de belangstelling. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de populariteit van praktijkboeken als die van Dawson en Guare (‘Slim maar…..’) en het gebruik van instrumenten als de BRIEF, waarmee executieve functies in kaart kunnen worden gebracht. Ook zijn er interventies beschikbaar die zich richten op specifieke kinderen met zwakke executieve functies zoals de Cogmedtraining.
In navolging van Tools of the Mind heeft Sardes het professionaliseringsprogramma ‘De Kleine Kapitein’ ontwikkeld, een basistraining die pedagogisch medewerkers en leerkrachten leert de ontwikkeling van zelfsturing bij jonge kinderen (2,5 tot 6 jaar) groepsbreed te stimuleren.
Zelfsturing en groepsmanagement
Gebrek aan zelfsturing kan het groepsmanagement best lastig maken. Vaak hoor je verhalen van professionals die problemen hebben met peuters of kleuters die in hun beleving het groepsproces verstoren. Dat kan veel ‘vuile energie’ met zich meebrengen in de groep. Veel tijd gaat op aan kinderen extra uitleg geven of wachten totdat alle kinderen bij de les zijn. Werken aan zelfsturing kan ervoor zorgen dat de routines die dagelijks moeten gebeuren naast de speelleeractiviteiten, gesmeerder en lekkerder verlopen. Na verloop van tijd zie je dan dat kinderen ook echt zelfstandiger gaan werken en zelfsturend handelen, en vaker zelf initiatieven nemen, individueel of in samenwerking met andere kinderen.
Zelfsturing betekent dat kinderen leren zelfstandig te werken.
Daardoor hebben leerkrachten af en toe de handen vrij om in kleine groepjes te werken, juist omdat andere kinderen geleerd hebben hoe ze op een goede manier zelfstandig konden werken. Met Passend Onderwijs krijgen leerkrachten te maken met (meer) zorgleerlingen in de klas voor wie zij een oplossing moeten zoeken. Dan is het wel zo fijn dat de andere kinderen hun eigen gedrag kunnen sturen en geconcentreerd spelen en werken.
Twee praktijkvoorbeelden
Impulsen beheersen blijkt heel lastig voor de peuters in haar groep, zo merkt juf Rita. Daarom doet ze veel kleine oefeningetjes met de peuters. Als er een kindje jarig is en de muziekinstrumentjes worden uitgedeeld, dan beginnen de meeste kinderen al meteen te trommelen en te spelen. Rita verwacht ook niet anders. Terwijl de kinderen spelen zwaait Rita met haar armen. ‘Als ik zo zwaai met mijn armen gaan jullie allemaal spelen’, zegt ze. ‘En als ik zó doe (ze maakt een stopteken)… dan zijn jullie allemaal stil’.
In de kleutergroep van juf Joke slaat dagelijks de vlam in de pan als de kinderen bij het buitenspel steeds vechten om wie er op de nieuwe rode fietsen mag. Op het moment dat kinderen buiten al aan het trekken en duwen zijn en hun impulscontrole al ver te zoeken is, blijkt het haast onmogelijk voor Joke om grip te krijgen. De hele groep heeft er op die manier last van. Een oplossing die goed werkt is om voorafgaand aan het buitenspel de situatie steeds even te bespreken met kinderen die met name moeite hebben om hun impulsen te beheersen. Ze bespreken van te voren wie er op de fietsen mag, en het blijkt te helpen dat Milan en Koen, de grootste ‘onruststokers’, een maatje hebben die hen helpen om zich aan de afspraak te houden. Na het buitenspel bespreken ze altijd met behulp van ‘zonnetjes’ en ‘donderwolkjes’ na hoe het is geweest op het plein vandaag. Zo wordt er systematisch aandacht besteed aan plannen (hoe zorgen we dat er geen ruzie komt over de fietsen) en reflecteren (hoe is het gegaan op het plein).
De rol van de ib’er
Bij vragen omtrent het gedrag en de begeleiding van kinderen, en de begeleiding van de groep als geheel, wordt door de begeleider op de groep vaak een beroep gedaan op de ib’er.
De ib’er kan daarbij een fundamentele, coachende rol spelen.
In een pilottraject van De Kleine Kapitein op de Oosterboerschool in Meppel vervulde de ib’er een belangrijke sleutelfunctie. Deze school werkt vanuit de principes van het Daltononderwijs. Hierin staan zelfsturingsaspecten zoals samenwerken, zelfstandig werken, plannen, reflecteren en probleem oplossen centraal. Het team wil hier bewust aan werken en merkt hoe belangrijk het is om hier al vroeg mee te beginnen.
Ook wil ze graag ouders daarbij betrekken, vooral omdat leerkrachten ervaren dat ouders tegenwoordig geneigd zijn hun kinderen dingen toe te staan die de ontwikkeling van zelfsturing in de weg staan. De leerkrachten ervaren daarom hoe belangrijk het is om ouders te betrekken bij hun werkwijze en de manier waarop ze werken aan zelfsturing. In de training is de ib’er van de Oosterboerschool goed in staat om steeds verbanden te leggen naar de praktijk en het dagelijks handelen van de leerkracht. Ook speelt de ib’er een belangrijke rol in de borging van de training. Binnen de leerlingbesprekingen wordt op deze school tegenwoordig niet alleen gekeken naar opbrengsten van de kinderen in termen van rekenen en taal, maar ook naar opbrengsten in termen van zelfsturing.
Verder wordt er in coaching en consultatie door de ib’er steeds geanalyseerd vanuit en verwezen naar de domeinen van zelfsturing. Deze maken het verkrijgen van inzicht in individuele cases van kinderen, en in de mogelijke handelingsgerichte oplossingen, eenvoudiger.
De school is daarnaast bezig na te denken over de invulling van een interactieve ouderavond. Hierin wil ze ouders betrekken bij de uitgangspunten van de school met betrekking tot zelfsturing bij de kleuters en met ouders samen verkennen welk aandeel ouders hier thuis in kunnen leveren. Het verhaal van de Oosterboerschool is een mooi voorbeeld van hoe het werken aan zelfsturing bij kleuters dankzij de strategische inzet van de ib’er een succesverhaal kan worden.
Literatuur
- Diamond, A., W. S. Barnett, J. Thomas & S.Munro (2007).
- Preschool Program Improves Cognitive Control. Science. 30 November 2007: 1387-1388.
- Leseman, P. (2010). Executieve functies als basis voor het leervermogen. In: L. van der Bolt & J. Aarssen (eds.). Zelfsturing als basis voor de ontwikkeling van het kind. Een oriëntatie vanuit wetenschap en praktijk.Sardes Speciale Editie, nr. 9. Pp. 16-20. Utrecht: Sardes.
- Moffitt, T. E., Poulton, R., & Caspi, A. (2013). Lifelong Impact of Early SelfControl: Childhood selfdiscipline predicts adult quality of life. American Scientist, 101(5), 352-259