Hoogbegaafdheid in evolutie - deel 2
Carl D'hondt
Orthopedagoog bij
Geraadpleegd op 04-12-2024,
van https://wij-leren.nl/hoogbegaafdheid-in-evolutie-deel-2.php
Dit artikel is geschreven in samenwerking met Hilde van Rossen. Lees hier deel 1.
Is hoogbegaafdheid een individuele eigenschap of kan het milieu hoogbegaafdheid creëren? Vormen hoogbegaafde kinderen en jongeren een homogene of een heterogene groep? Is hoogbegaafdheid een allround gegeven of is het beperkt tot specifieke gebieden? Hebben hoogbegaafde leerlingen een beschermlaag die de impact van ontwikkelingsproblemen waaraan deze kinderen en jongeren blootstaan, veelal sterk reduceert?
In 1985 publiceert Howard Gardner z’n frames of mind, waarin hij met heel veel empirisch materiaal aantoont dat er een achttal, vrijwel onafhankelijke intelligenties bestaan. Later wordt dit aantal nog uitgebreid.
Hiermee valt de mythe van de algemene intelligentie, hoewel dit paradigma nadien toch steeds weer in allerlei vormen de kop opsteekt. Heden ten dage wordt het Cattel - Horn - Carol model in brede kringen aangehangen.
Deze theoretische modellen lopen enigszins parallel met de ervaringen in de praktijk. Vanaf het begin van het begaafdheidsonderzoek was het duidelijk dat de groep hoogbegaafde kinderen een zeer heterogene groep was.
De eerste pogingen tot systematisering kwam van Neihart & Betts die zes profielen van hoogbegaafden ontwierpen. Bij deze profielen werden aanwijzingen gegeven op vlak van detectie, schoolse aanpassingen … voor deze afzonderlijke groepen hoogbegaafde kinderen.
Het belang hiervan is dat wereldwijd wordt erkend dat hét hoogbegaafde kind niet bestaat, maar dat deze kinderen een bijzonder heterogene populatie vormen1.
Hiermee brak ook het inzicht door dat kinderen die zo sterk van elkaar verschillen ook beter differentieel worden aangepakt. De groepsaanpak van hoogbegaafde leerlingen wordt meer en meer verlaten ten gunste van een individuele benadering. Dit betekent echter niet dat één-op-één onderwijs noodzakelijk is voor alle hoogbegaafde leerlingen. Het betekent wel dat er meer individuele momenten ingebouwd dienen te worden.
Deze individuele accenten kunnen betrekking hebben op een cluster van hoogbegaafde leerlingen in de klas of op één hoogbegaafde leerling afzonderlijk.
Individuele begeleiding van een cluster van hoogbegaafde leerlingen kan gebeuren tijdens de instructiefase en tijdens de feedback bij de bespreking van de oplossingsmethodes en de foutenanalyse.
Metacognitieve begeleiding kan zowel collectief (voor een cluster) als individueel gebeuren.
De laatste jaren is het eminent belang van deze individuele accenten steeds maar duidelijker geworden. Deze zijn niet enkel cruciaal voor de cognitieve ontwikkeling maar ook voor de persoonlijkheidsontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen. In Engeland bestaat dit systeem al lang onder de vorm van tutoring.
Aan de Vlaamse universiteiten werd dit systeem enigszins overgenomen door het monitoraat. Hierin werden praktische oefeningen gegeven in kleine groepen (20 à 30 studenten). Het bleef echter vaak beperkt tot een herhalingssessie van wat in het plenaire college werd gegeven, met weinig ruimte voor individuele accenten.
Het onderwijs is nog steeds kennisoverdracht en geen leerhulp. Het brengt op de eerste plaats leerinhouden aan. De aandacht voor het faciliteren van het leerproces zelf, voor individuele accenten die het leerrendement sterk kunnen verbeteren, blijft nog steeds ondermaats.
Hoewel er in de praktijk nog heel veel kan en moet verbeteren is de theorievorming de laatste decennia wel opgeschoven in de juiste richting. Het is reeds lang bekend dat de groep hoogbegaafde kinderen een zeer heterogene groep is, niet enkel qua interesses en talenten, maar ook op vlak van leerstijl, informatieverwerking, metacognitieve vaardigheden, vermogen om om te gaan met ambiguïteiten, stressmanagement … maar desondanks bleef men toch zoeken naar inhoudelijke leerprogramma’s die voor alle hoogbegaafde leerlingen nuttig zouden zijn.
Sommige onderzoekers zochten hun heil in astronomie en archeologie, in talen en cultuurgeschiedenis enz. Men zocht naar ideale leerpakketen voor dé hoogbegaafde leerling, zonder eigenlijk aandacht te besteden aan differentiatie binnen deze groep leerlingen.
Ondertussen werd ook duidelijk dat men meer moest inzetten op de sociaal-emotionele begeleiding van hoogbegaafde leerlingen. Goede communicatie tussen ouders en kind, tussen leraar en hoogbegaafde leerling vormt één van de sleutels tot een succesvolle ontwikkeling als hoogbegaafde.
Deze leerlingen ontwikkelen zich sneller en anders dan andere kinderen.
Volwassenen die goed aanvoelen welke gevoelens, overtuigingen, intenties, behoeften, motieven, verlangens aan de basis liggen van het gedrag van hun kind, m.a.w. volwassenen die goed kunnen mentaliseren, die hun kind goed kunnen “lezen” op vlak van mentale toestanden, zijn vaak beter in staat om op een diepgaande wijze te communiceren met hun kind.
Een kind goed kunnen lezen lijkt eenvoudig, maar vraagt langdurige en nauwkeurige observatie. Persoonlijkheidseigenschappen worden doorgaans als vaste en vrijwel onveranderlijke kenmerken van een persoon gezien. Men labelt bepaalde personen gemakkelijk als agressief, geduldig, dynamisch, onderdanig, dominant, perfectionistisch enz. Doch al deze eigenschappen zijn bij opgroeiende kinderen doorgaans situatiegebonden. Dit betekent dat deze persoonlijkheidseigenschappen slechts kloppen in bepaalde situaties, maar niet in andere situaties. Jongens kunnen bijvoorbeeld heel stoer en onbevreesd zijn tegenover andere jongens, maar heel verlegen en timide tegenover meisjes.
Hoogbegaafde kinderen bevinden zich vaak in uitzonderlijke posities, zodat finetunen niet evident is. Persoonlijkheidsbegeleiding van hoogbegaafde kinderen / leerlingen is dus geenszins vanzelfsprekend. Ondanks hun uitzonderlijke situatie en vele frustraties komen de meeste hoogbegaafde kinderen de ontwikkelingsproblemen goed te boven. Begrip en steun van ouders spelen hier ongetwijfeld een voorname rol. Maar er is meer.
Deze kinderen hebben als het ware een psychische coating of beschermlaag, die hen min of meer ongevoelig maakt voor frustraties en tegenwerking. De sterkste protectieve factor is waarschijnlijk de liefde voor hun vak. Zij zijn zo gefascineerd door hun vak dat niemand of niets hen kan tegenhouden. Grote of kleine frustraties raken hen niet. De liefde voor hun vak is zo groot dat zij er zich dagelijks veel langer op kunnen concentreren dan ‘men’ voor mogelijk acht. En, hoe langer men zich kan concentreren op z’n vak, hoe groter de liefde wordt.
Deze attitude is meestal het privilege van hoogbegaafde kinderen die als peuter of kleuter een crystallizing experience hebben beleefd, d.i. een ervaring die zoveel indruk op je gemaakt heeft dat ze je nooit meer loslaat. Soms gaat het over iets eenvoudigs dat toch een onuitwisbare indruk heeft nagelaten, zoals een optreden tijdens een schoolfeestje, een kinderopera, een stunt in een circustent, een straatmuzikant, een demonstratie van een wetenschappelijk experiment enz.
Sommige kinderen raken zo gefascineerd door zo’n gebeuren dat het hen levenslang blijft inspireren.
Hoogbegaafde kinderen die zoiets meemaken, krijgen a.h.w. een injectie die hen veerkrachtig maakt voor de rest van hun leven. Als zij dan ook nog het geluk hebben dat hun thuis- en schoolmilieu en later de ruimere omgeving hen ondersteunt en aanmoedigt, dan zijn ze vaak in staat om hun talenten maximaal te ontplooien.
Maar, er is ook een andere groep hoogbegaafde kinderen. Ook deze kinderen zijn vaak gefascineerd door hun vak, ondanks het gegeven dat zij de krachtige injectie van een crystallizing experience hebben moeten missen. Deze kinderen hebben slechts een beperkte beschermlaag vanuit de liefde voor hun vak. M.a.w. zij kunnen minder vlot omgaan met frustraties, zij zijn meer vatbaar voor de ontwikkelingsmoeilijkheden van hoogbegaafde kinderen. Zij hebben veel meer last van dyssynchroniciteit, sociale isolatie, drang om te conformeren, gebrek aan richting door veelzijdigheid, verminderd zelfvertrouwen, uitstelgedrag …
Als zij kunnen rekenen op volwassenen die deze zwakke plekken kennen en kunnen begeleiden, dan is er geen probleem.
Als volwassen echter in de valstrikken trappen bij de begeleiding van hoogbegaafde kinderen, zoals te veel of te weinig eisen van het kind, geen oog hebben voor de machtsstrijd tussen kind en volwassene, ingaan tegen de autonomiedrang van het kind enz. dan zijn ernstige opvoedingsproblemen niet ver weg. Deze categorie hoogbegaafde kinderen zijn erg kwetsbaar en hebben veel nood aan nabije begeleiding ( D’hondt & Van Rossen, Hoogbegaafde kinderen opvoeden, Antwerpen-Apeldoorn, Garant, 2022, p 25- 59).
Voetnoot
1. Veel onderzoeken houden weinig of geen rekening met deze heterogeniteit. Heel wat studies beperken zich bovendien tot intelligentie als het criterium bij uitstek voor hoogbegaafdheid. Op deze wijze bestudeert ieder onderzoek een aparte populatie. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat men vaak tegenstrijdige resultaten bekomt.