Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Gevoelige periodes en hoogbegaafdheid (1)

Hilde van Rossen
Bestuurslid bij Bekina  

van Rossen, H. (2021). Gevoelige periodes en hoogbegaafdheid -1-.
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/hoogbegaafdheid-gevoelige-periodes-ontwikkeling.php
Geplaatst op 16 maart 2021
Hoogbegaafdheid en gevoelige periodes in de ontwikkeling

Dit artikel is geschreven samen met Carl D’hondt.

In dit eerste deel geven wij een korte schets van hoe de visie op hoogbegaafdheid evolueerde en welke maatregelen er toen als effectief werden beschouwd. Wij eindigen dit deel met het belang van gevoelige periodes in de ontwikkeling van alle kinderen, maar in het bijzonder in de ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen.

In de populaire literatuur wordt hoogbegaafdheid vaak nog voorgesteld als iets waarmee je geboren wordt. Zoals de kleur van de ogen of het haar genetisch bepaald is en dus vastligt bij de geboorte, zo zou ook hoogbegaafdheid vastliggen vanaf de geboorte (nature-modellen).
Andere modellen benadrukken het belang van het milieu in het ontstaan van hoogbegaafdheid. Een aangepaste opvoeding thuis, adequate leerprogramma’s en didactische designs op school, naast ondersteunende stimulansen vanuit de directe omgeving (hobbyclubs, muziek- en tekenscholen, een netwerk van ondersteunende vrienden …) zouden extra voeding geven aan het ontluiken en de groei van de talenten van het kind (nurture-modellen).

Nog andere theorieën benadrukken de persoonlijke inzet (vlijt, diligence). Niet enkel nature en/of nurture zijn belangrijk, maar vooral het doorzettingsvermogen en de wil om er te komen ( 1% inspiratie, maar 99% transpiratie !!).

Er zijn ook modellen die enkele specifieke persoonlijkheidseigenschappen van hoogbegaafden accentueren als dragers van hoogbegaafdheid, zoals stressbestendigheid, doorzetting, zelfvertrouwen, fascinatie, streven naar excellentie.

Deze modellen werden later verfijnd en probeerden een meer gedifferentieerd beeld te schetsen. De nature-modellen stapten af van de eenzijdige accentuering van intelligentie (Terman) en probeerden dieper door te dringen in de mechanismen die het creatief gebruik van intelligentie mogelijk maakten.
De rol van de omgeving in het ontwikkelen van hoogbegaafdheid werd duidelijker vanaf de jaren 1980. Hoogbegaafdheid werd niet enkel meer bekeken als een intern cognitief gebeuren, dat via speciale stimuleringsprogramma’s, door middel van selectie van een beperkte groep ‘promising children’, via aparte scholen of klassen gestimuleerd moest worden. Geleidelijk aan werd duidelijk dat bepaalde persoonlijkheidsfactoren even belangrijk waren. Terman had al gewezen op het belang van zelfvertrouwen en doorzetting. Later vulden belangrijke kenmerken het lijstje aan, zoals prestatiemotivatie, zelfsturing, stressbestendigheid, fascinatie, liefde voor het vak, cognitieve integriteit enz.

Uiteindelijk vond er vanaf het begin van de 21ste eeuw een paradigmawissel plaats. Het mystery-model (nature) werd geleidelijk aan verlaten en vervangen door een zogenaamd mastery-model.

Dit maakte duidelijk dat het vooral de interactie is tussen het individu en de omgeving, die de ontwikkeling van hoogbegaafdheid mogelijk maakt.

Een krachtige leeromgeving die inhaakt op de specifieke manier van informatieverwerking, op de eigen leer- en opvoedingsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen is noodzakelijk. Een dynamische begeleiding die soepel inspeelt op de steeds evoluerende behoeften van deze leerlingen behaalt de beste resultaten.

Volgroeide hoogbegaafdheid

Veel kinderen met een hoog potentieel groeien niet uit tot hoogbegaafde volwassenen. Daar zijn veel verklaringen voor, zowel in het thuismilieu, de school als de directe omgeving. Er zijn ook hindernissen die rechtstreeks uit het fenomeen hoogbegaafdheid voortvloeien, zoals dissynchroniciteit (1), overperfectionisme, hoogsensitiviteit, overdreven zelfkritiek en/of een onrealistisch hoog aspiratieniveau. Al deze factoren kunnen bepaalde hoogbegaafde kinderen in grote moeilijkheden brengen, zodat zij hun potentieel onmogelijk waar kunnen maken. In dit artikel kunnen wij niet ingaan op bovenstaande problemen.

Wij vertrekken vanuit een situatie waarin hoogbegaafde kinderen heel veel kansen krijgen zowel thuis, op school, in de omgeving en waarbij zij ook weinig last ondervinden van de obstakels die rechtstreeks verband houden met het verschijnsel hoogbegaafdheid. Wij onderzoeken hoe het komt dat een bepaalde categorie het wel waar maakt en een andere categorie minder kans op succes heeft.

Plasticiteit

Men gaat er van uit dat de hersenen van hoogbegaafde kinderen meer plastisch zijn dan deze van andere kinderen. Hoogbegaafde kinderen leggen veel meer verbanden tussen gegevens, vaak ook tussen gegevens met slechts een verre verwantschap. Hun gevoeligheid voor nieuwe gedachtengangen, voor tegenspraken en hiaten in de kennis, voor logische samenhang tussen gegevens enz. is blijkbaar groter dan bij andere kinderen. Dit alles betekent dat hun cognitieve ruimte veel breder is en meer gedifferentieerd dan bij andere kinderen. Meestal hebben zij weinig moeite om geheugensporen opnieuw wakker te maken, zodat zij ook veel gemakkelijker nieuwe associaties kunnen leggen. Zoals de fysieke ruimte in het universum steeds maar uitdijt, zo groeit hun psychische ruimte steeds maar verder aan.

De ontwikkelingspsychologie heeft ons duidelijk gemaakt dat de cognitieve ontwikkeling geen continu proces is maar sprongsgewijs gaat.

Maria Montessori heeft als één der eersten gewezen op het belang van “gevoelige periodes” in de ontwikkeling.

Tijdens deze periodes staat het kind meer open voor bepaalde leerprocessen en dan verloopt dit leren ook veel vlotter en efficiënter. Zo zijn er gevoelige periodes om te leren spreken, om te leren lopen, lezen, rekenen enz.
Ook bij hoogbegaafde kinderen zijn er gevoelige periodes, maar er is meer aan de hand. Naast de gewone gevoeligheden voor spreken, lopen, lezen, zien wij dat er vaak fases zijn waarin extra gevoeligheden voor bepaalde terreinen van wetenschappen optreden (natuurwetenschappen, biologie, mensenkennis, techniek, talen). Er zijn kinderen die weken tot maanden bezig kunnen zijn met één van deze domeinen. Vaak stopt deze interesse abrupt of vertraagt de vooruitgang op dit domein na zekere tijd.

Bij sommigen treedt dan een periode van consolidatie op, waarbij de “nieuwe” kennis evolueert tot stabiele acquisities (verworvenheden). Tijdens deze latentieperiode (rustperiode zonder de drive van extra gevoeligheden) moeten de stabiele acquisities ingepast worden in de specifieke cognitieve structuur of de persoonlijke “gietvorm van het denken” van het kind (2). De Zwitserse bioloog - psycholoog Jean Piaget spreekt in dit verband over assimilatie en accommodatie. Zonder accommodatie (inpassing in het eigen denksysteem) blijven de nieuwe acquisities losse partikels, die na verloop van tijd hun associatieve kracht verliezen en dus geen verbinding meer kunnen aangaan met vroegere of toekomstige kennis.

Bij iedere accommodatie krijgt de eigen cognitieve structuur een (licht) gewijzigde vorm. Op deze wijze groeien en ontwikkelen zich de typisch eigen denkwijzen.

Anderzijds zorgen sensitieve periodes bij hoogbegaafde kinderen voor een versnelde ontwikkeling van het cognitief potentieel. Hierdoor kunnen disharmonieën ontstaan, zoals dissynchroniciteit.

In deel 2 onderzoeken wij de deep driver mechanismen van hoogbegaafdheid.
Ongeveer 2-5% van de kinderen heeft een hoog potentieel, maar slechts weinigen kunnen dit potentieel ook waar maken. Hoe komt dat?

  1. dissynchroniciteit betekent dat de verschillende ontwikkelingsaspecten niet gelijkmatig(synchroon) verlopen. De cognitieve ontwikkeling verloopt bij hoogbegaafde kinderen veel sneller dan de motorische, sociale, emotionele ontwikkeling, die zich eerder op gewoon tempo ontwikkelen.
  2. de persoonlijke gietvorm van het denken kan men vergelijken met de fysieke of atletische fitheid (letterlijk: in vorm zijn) die een jongere opbouwt door geregeld te joggen of deel te nemen aan loopwedstrijden. Hoe vaker hij traint, hoe sterker zijn fysiek vermogen wordt (cfr. accommodatie). Zelfs als de jongere later gedurende jaren inactief blijft en nadien z’n trainingen hervat, dan komt het effect van wat hij vroeger heeft opgebouwd, heel vlug terug. Zijn fysieke gietvorm die jaren ongebruikt is gebleven is er nog, zodat hij nog steeds min of meer de vruchten kan plukken van zijn vroegere inspanningen. Hetzelfde fenomeen doet zich voor in andere sporten, in het bespelen van een muziekinstrument, gebruik van het toetsenbord enz.                                                                      
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.