Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Wisselende samenstelling van klassen in het basisonderwijs: wat we weten en wat we niet weten

Geplaatst op 19 juli 2024

In het primair onderwijs wordt vaak geëxperimenteerd met de samenstelling van klassen, bijvoorbeeld door leerlingen te verplaatsen of combinatieklassen te vormen. Dit kan gebeuren om organisatorische redenen, zoals het aantal leerlingen per leeftijdsgroep, of om pedagogische overwegingen, zoals het spreiden van leerlingen met verschillende achtergronden. Ondanks deze praktijk is er relatief weinig bekend over de impact van wisselende klassenamen op de prestaties van leerlingen. Dit artikel onderzoekt de bestaande kennis over dit onderwerp en behandelt de vraag of het zinvol is om de samenstelling van klassen te wijzigen.

Invloed van Samenstelling op Onderwijsprestaties

Onderzoek naar de effecten van klassenamen op de prestaties van leerlingen heeft tot nu toe weinig duidelijke aanwijzingen opgeleverd dat de samenstelling van de groep significante gevolgen heeft voor leerresultaten. Volgens een review van Driessen (2007) zijn de effecten van groepssamenstelling op onderwijsprestaties doorgaans klein. Dit geldt voor diverse aspecten van samenstelling:

  • Vaardigheidsniveau: Er is weinig bewijs dat het effectiever is om leerlingen van gelijke vaardigheid in dezelfde klas te plaatsen dan om een mix van vaardigheidsniveaus in één klas te hebben. De prestaties van leerlingen lijken niet sterk beïnvloed te worden door of ze in een groep zitten met leerlingen van vergelijkbaar of uiteenlopend prestatieniveau.

  • Combinatieklassen: Combinatieklassen, waar leerlingen uit verschillende leerjaren of leeftijden worden samengevoegd, blijken geen nadelige invloed te hebben op de prestaties. Dit komt ook naar voren in eerdere studies die geen negatieve effecten van combinatieklassen op leerprestaties hebben gevonden (Veenman, 1997; Kral, 1997).

  • Sekse: Het geslacht van leerlingen in een klas, of het nu gaat om gescheiden jongens- en meisjesklassen of gemengde klassen, lijkt geen significante invloed te hebben op prestaties. De verdeling van jongens en meisjes binnen een klas heeft weinig effect op de leerresultaten.

  • Sociaal Milieu en Etnische Herkomst: De sociale en etnische samenstelling van een klas lijkt eveneens weinig invloed te hebben op onderwijsprestaties. Het blijkt niet uit te maken of een klas veel leerlingen uit een bepaald sociaal milieu of etnische groep bevat. Bijvoorbeeld, er is geen bewijs dat allochtone leerlingen beter presteren in een relatief 'witte' klas.

Waarom Maken Wij Wijzigingen in Klassenamen?

Ondanks het beperkte bewijs voor significante effecten van wisselende samenstellingen, zijn er verschillende redenen waarom scholen de samenstelling van klassen aanpassen:

  1. Organisatorische Redenen: Combinatieklassen worden vaak gevormd op kleinere scholen waar het niet haalbaar is om voor elk leerjaar een aparte klas te hebben. Ook grotere scholen maken soms gebruik van combinatieklassen wanneer er te veel leerlingen zijn voor één klas, maar te weinig voor twee aparte klassen.

  2. Pedagogische Overwegingen: Soms worden leerlingen verplaatst tussen klassen om pedagogische redenen, zoals het spreiden van leerlingen met een hoger of lager prestatieniveau, of om leerlingen van etnische minderheden beter te spreiden. Dit kan ook gebeuren om lastige klassen te splitsen of om de sociale dynamiek te verbeteren.

  3. Tijdelijke Wijzigingen: Scholen kunnen ook tijdelijke wijzigingen aanbrengen in de samenstelling van klassen, bijvoorbeeld door niveaugroepen te vormen voor specifieke vakken, zoals in het Jenaplanonderwijs.

Combinatieklassen: Wat We Weten

Combinatieklassen worden vaak ingezet uit praktische overwegingen, vooral op kleinere scholen. Het idee was dat dergelijke klassen mogelijk nadelig konden zijn voor zwakkere leerlingen. Echter, onderzoek heeft tot nu toe geen sterke negatieve effecten aangetoond van combinatieklassen op de prestaties van leerlingen.

  • Onderwijs- en Zelfbeeld: Veenman (1997) concludeert dat de kwaliteit van de instructie van de leerkracht een veel belangrijker factor is voor de leerresultaten dan de groeperingsvorm. Een studie die specifiek naar combinatieklassen keek, vond zelfs dat leerlingen in deze klassen een positiever zelfbeeld ontwikkelden en zelfstandiger werkten. Dit zou kunnen bijdragen aan een betere motivatie en leerhouding (Veenman, 1997).

  • Extrinsieke Motivatie: Een recente studie van De Winter (2015) heeft aangetoond dat leerlingen in combinatieklassen significant meer extrinsiek gemotiveerd zijn dan hun leeftijdsgenoten in reguliere klassen. Dit kan worden toegeschreven aan de verhoogde competitie die vaak voorkomt in combinatieklassen. Aan de andere kant wordt opgemerkt dat deze competitie soms een negatieve invloed kan hebben op de intrinsieke motivatie van leerlingen (De Winter, 2015).

Conclusie

Samenvattend, blijkt uit onderzoek dat de effecten van wisselende samenstelling van klassen op de prestaties van basisschoolleerlingen doorgaans klein zijn. Of leerlingen nu in een homogene groep zitten, in een combinatieklas, of in een groep met een gemengde samenstelling, lijkt weinig verschil te maken voor hun leerresultaten. Dit suggereert dat de samenstelling van klassen niet de belangrijkste factor is voor onderwijsprestaties; eerder zijn de kwaliteit van instructie en andere individuele leerlingkenmerken van groter belang.

 

Desondanks zijn er praktische redenen waarom scholen kiezen voor het wijzigen van klassenamen, zoals organisatorische noodzaak en pedagogische overwegingen. Combinatieklassen blijken geen negatieve invloed te hebben op de prestaties en kunnen zelfs positieve effecten hebben op het zelfbeeld en de motivatie van leerlingen. Het is dus belangrijk voor scholen om te blijven focussen op de kwaliteit van het onderwijs en de ondersteuning van individuele leerlingen, ongeacht de samenstelling van hun klassen.

Geraadpleegde bronnen

  • Driessen, G. (2007). ‘Peer group’ effecten op onderwijsprestaties. Een internationaal review van effecten, verklaringen en theoretische en methodologische aspecten. Nijmegen: IST, Radboud Universiteit.
  • Inspectie van het Onderwijs (2008). De staat van het onderwijs, Onderwijsverslag 2006/2007. Utrecht: Inspectie van het onderwijs,
  • Inspectie van het Onderwijs (2016) Analyse en waarderingen van opbrengsten. Utrecht: Inspectie van het onderwijs.
  • Jimerson, S.R. (2001).Meta-analyses of Grade retention Research: Implications for Practice in the 21st Century. School Psychology Review, 30, 420-437.
  • Kral, M ( 1997)). Instructie en leren in combinatieklassen: een onderzoek naar effectiviteitsverschillen tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Nijmegen: ITS.
  • Veenman, S. (1997). Leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een ‘best-evidence’-synthese. Tijdschrift voor onderwijskunde en opvoedkunde. Jrg. 74, nr. 2, blz. 96.
  • Vernooy, K. (2009). Lezen stopt nooit! Lectorale rede bij het aanvaarden van het lectoraat "Doorlopende leerlijnen: Effectief taal- en leesonderwijs". Video van de rede op Youtube, verkregen op 01-08-2011.
  • Werf van der, M.P.C., Reezigt, G.J. & Guldemond, H (1996). Zittenblijven in het basisonderwijs: Omvang, effecten en relaties met leerling- en schoolkenmerken. Groningen: GION.
  • Winter, I. de (2015) Het verband tussen de mate waarin leerkrachten gedifferentieerd lesgeven en de motivatie van de leerlingen. Leiden: Rijksuniversiteit Leiden.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.