Leeromgevingen
Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/leeromgevingen.php
Rijke leeromgeving
Het is belangrijk dat leerlingen actief betrokken worden bij het leerproces. Om goed te kunnen leren, heeft een leerling een rijke, krachtige en betekenisvolle leeromgeving nodig. In zo’n omgeving wordt het leerproces van leerlingen optimaal bevorderd.
Bij een betekenisvolle leeromgeving horen:
- Een professionele leerkracht, van wie je kunt leren. Hij legt niet alles uit, maar richt zich op het leerproces van zijn leerlingen.
- Diverse soorten uitnodigende materialen en activiteiten, ook m.b.t. ICT.
- Verschillende contexten die de nieuwsgierigheid opwekken.
- Ruimte voor inbreng van de leerling, voor eigen wensen, oplossingen en creativiteit.
- Ruimte om samen te werken.
- Mogelijkheden voor experimenten en onderzoeken.
- Ruimte voor verschillende leerstijlen en leervormen.
De rol van de leerkracht
Bij het creëren van een rijke leeromgeving heeft de leerkracht verschillende rollen. Hij is ontwerper van de leeromgeving. Hij is ook de expert als het gaat om de inhoud, de leerstof. Daarnaast is hij voor de kinderen een identificatiefiguur en daarmee ook cultuurdrager. Tenslotte is hij ook een coach, die de kinderen stimuleert om het beste uit zichzelf te halen.
Een onderzoekende houding is een voorwaarde om deze rollen goed te kunnen vervullen. Vier basale kenmerken van een onderzoekende houding zijn:
- nieuwsgierigheid;
- sensitiviteit;
- goede vragen kunnen stellen en
- goed waarnemen en noteren.
Maar natuurlijk is een leerkracht veel meer dan een optelsom van deze rollen. Elke leerkracht heeft unieke persoonlijkheidskenmerken, overtuigingen en waarden en normen. Veel persoonlijkheidskenmerken spelen een rol bij het leraarschap, zoals flexibiliteit, stressbestendigheid, sociabiliteit, zorgvuldigheid, nauwkeurigheid, creativiteit en verantwoordelijkheid.
Onderwijsleersituaties
In elke didactiek komen de drie kernelementen terug: leerstof, leerling en leerkracht. Bij het inrichten van de leeromgeving gaat het altijd over de manier waarop deze kernelementen zich tot elkaar verhouden. De kernvragen die daarbij gesteld worden, richten zich op de beginsituatie van leerlingen, de doelen, het inrichten van de leeromgeving en het evalueren van de doelen.
Elke leerkracht weet dat een goede voorbereiding belangrijk is bij het onderwijs. Maar wat verstaan we daaronder? Het is de vaardigheid om een leeromgeving te creëren, waarin de kinderen optimaal ontwikkelen. Daarbij maakt de leerkracht een keuze uit de leerstof, leervormen, didactische werkvormen, groeperingsvormen, en evaluatievormen. Bij het werken in projecten kan de leerkracht op drie manieren een opbouw verwerken in de voorbereiding: een opbouw in het thema, een opbouw in moeilijkheid of een opbouw in vaardigheden. Kennis en de keuze van goede leermiddelen zijn essentieel.
Tegenwoordig zijn er veel mogelijkheden om te leren met behulp van ICT. De taak van de leerkracht verandert daardoor, want de leerlingen verwerven zelf meer informatie en hij coacht daarbij.
Jonge kinderen leren veel door lichamelijk ervaringen op te doen. Hierbij wordt de basis gelegd voor het latere, meer abstracte leren. Een leerkracht van jonge kinderen moet met dit gegeven rekening houden bij het inrichten van het lokaal.
Didactische werkvormen
Didactische werkvormen zijn gedragingen van leerkrachten, zoals het geven van instructie en opdrachten, of het laten samenwerken van de kinderen. Een belangrijke vraag daarbij is: wil je als leerkracht zelf veel de leiding, of wil je dat de kinderen actief leren? Het is belangrijk dat de leerkracht veel didactische werkvormen tot zijn beschikking heeft, want dan kan hij per situatie bekijken welke werkvorm het meest geschikt is.
De didactische werkvormen zijn grofweg in vijf groepen onder te verdelen:
- Instructievormen. Door de leraar gestuurd. Meestal ligt het accent meer op de leerstof dan op de leerling, maar ondanks dat kan de leerling erg actief zijn. Deze vormen zijn geschikt voor het doorgeven van informatie of het inleiden in een nieuw onderwerp. Voorbeelden zijn: doceren, vertellen, voorlezen of demonstreren.
- Interactievormen. Hierbij kunnen leerlingen kennis, ervaringen en vragen met elkaar uitwisselen. Deze vormen zijn geschikt om kinderen te leren overleggen, actief te luisteren, een mening te vormen, de leerstof te verwerken en zich open te stellen voor de ander. Voorbeelden zijn: klassengesprek, kringgesprek of een forumdiscussie.
- Opdrachtvormen. Leerlingen krijgen taken, die ze vervolgens zelfstandig of met anderen uitvoeren. Het gaat hierbij niet alleen om het product, maar ook om het proces. Kinderen leren hierbij samenwerken, informatie zoeken, verwerken en presenteren. Ook wordt een beroep gedaan op zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
- Samenwerkingsvormen. Ook wel coöperatief leren. De leerlingen werken samen aan een gezamenlijk doel. De groepssamenstelling kan gebaseerd zijn op interesse, ontwikkelingsniveau, vorderingen of het sociogram.
- Spelvormen. Hierbij is er onderscheid tussen vrij en geleid spel. Voorbeelden zijn een leerspel (zoals kwartet) of een rollenspel.
Prikkelende poster - te downloaden of te bestellen bij Onderwijs Maak Je Samen.
Uitvoeren van onderwijsactiviteiten
Bij de uitvoering van het onderwijs is het belangrijk om alle leerlingen goed in beeld te hebben en houden, consequent te zijn, overzicht over de groep te houden en te zorgen voor een goede organisatie. Bij management van leerprocessen hoort het plannen, organiseren, groeperen en het beheren van het materiaal. Ook het stellen van regels en de timing vallen hieronder. Het doel van goed management is het vergroten van de effectieve leertijd. Reflectie kan ervoor zorgen dat het de volgende keer beter gaat. Het is daarom ook een onmisbare competentie van een leerkracht.
Differentiatie
Differentiatie is het actief rekening houden met de individuele verschillen tussen leerlingen. Het gaat dus om aandacht voor de zwakke leerlingen, het oog hebben voor de sterke leerlingen het zorgen voor de middengroep.
Er is verschil tussen convergente en divergentie differentiatie. Convergente differentiatie is erop gericht om de verschillen tussen de kinderen kleiner te maken. Als een leerkracht ruimte geeft om de verschillen tussen kinderen groter te laten worden, dan spreken we over divergente differentiatie. Het is ook een optie om te streven naar het gelijk houden van de verschillen. Het beleid van de overheid was jarenlang gericht op het bestrijden van achterstanden (convergente differentiatie). Nu komt er steeds meer aandacht voor excellentie en talentontplooiing (divergente differentiatie).
Competenties voor het informatietijdperk
Eerder in het artikel is al naar voren gekomen dat ICT een steeds grotere rol speelt in ons onderwijs. Dit vraagt om andere competenties, zoals het selecteren uit informatie. Ook is creativiteit erg belangrijk. De leerkracht kan de creativiteit van zijn leerlingen bevorderen door een pedagogische sfeer in de leeromgeving te creëren waarin ruimte is voor experimenten en creatieve uitingen. Hij kan de creativiteit ook stimuleren door het oefenen van vaardigheden als brainstormen.
Literatuur
Alkema, E. e.a. (2011) Meer dan onderwijs, Assen: Uitgeverij Van Gorcum.
Biestra, G., Korthagen, F. en Verkuyl, H. (2002) Pedagogische bekeken. De rol van pedagogische idealen in het onderwijs. Soest: Uitgeverij Nelissen.
Dasberg, L. (1994) Grootbrengen door kleinhouden als historisch verschijnsel. Meppel: Boom.
Hoogeveen, P., Winkels J. (2011) Het didactisch werkvormenboek, Variatie en differentiatie in de praktijk, Assen: Van Gorcum.
Korthagen, F.A.J., Koster, B. en Melief, K. (2005) Docenten leren reflecteren. Soest: Uitgeverij Nelissen.
Marzano, R.J. (2008) Wat werkt in de klas, research in actie. Middelburg: Bazalt.
Oers, B. van en Janssen-Vos, F. (2001) Visies op onderwijs aan jonge kinderen. Assen: Van Gorcum.
Pompert, B. (2004) Thema’s en Taal. Ontwikkelingsgericht onderwijs in de bovenbouw. Assen: Van Gorcum.
Boeken