Leesstrategieën en leesdoelen - Lezen met denkstrategieën (9)
Paul Filipiak
Taalleesdeskundige bij Filipiak Educatie en Multimedia
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/lezen-met-denkstrategie.php/.
Goed kunnen lezen is een samenspel van denken, decoderen en snelle woord(deel)herkenning. Goede lezers voeren als het ware een innerlijke dialoog wanneer ze lezen. Veel van onze leerlingen zijn echter geen denkende lezers. Het is onze taak om hen te helpen. Het hardopdenkend(voor)lezen vormt daarbij de belangrijkste techniek om lezend te leren voor leerlingen. Dit artikel is onderdeel van een artikelenserie waarin wordt besproken wat hardopdenkend lezen is en hoe dit in het onderwijs kan worden ingezet. Hier staat een overzicht van alle artikelen en bronnen.
Oude methoden voor begrijpend lezen waren zoals bekend niet voorzien van leesinstructie. We dachten, dat kinderen teksten konden begrijpen door er achteraf vragen over te beantwoorden. We leerden ze niet wat ze voor tijdens en na het lezen konden doen om een tekst beter te begrijpen. In de wat oudere methoden van begrijpend lezen zijn meestal veel zogenoemde leesstrategieën opgenomen. Daarbij loopt de aandacht voor leesstrategieën, leesdoelen en kenmerken van teksten vaak ook nog wel eens door elkaar. Dat maakt het onderwijs in leesbegrip onoverzichtelijk en voor kinderen minder leerbaar.
Leesgedachten
Goede lezers krijgen allerlei gedachten voor, tijdens en na het lezen. Ze voeren als het ware een innerlijke dialoog, een innerlijk gesprek met de tekst, wanneer ze lezen. Op deze manier construeren ze een eigen betekenis bij de tekst. Goede lezers denken ook na over de manier waarop ze tot die gedachten komen. Ze denken dus na over hun eigen leesaanpak en kunnen daardoor hun manier van lezen ook aanpassen. Het begrijpen van een tekst gaat dus veel verder dan letterlijk begrip van de tekst of het achteraf beantwoorden van vragen. Goede leerkrachten doen dat hardop voor om kinderen te laten horen wat je doet als je begrijpend leest.
Denkstrategieën
Om denkstrategieën te onderscheiden van allerlei andere gedachten die je tijdens het lezen kunt hebben, hanteren we enkele criteria aan de hand waarvan we gedachten tijdens het lezen, denkstrategieën willen noemen:
- Denkstrategieën kun je voor, tijdens en na het lezen gebruiken. ‘Samenvatten’ is bijvoorbeeld vanwege dit criterium geen leesstrategie.
- Een denkstrategie is een hulpmiddel om iets in een tekst beter te begrijpen. Een leesstrategie is dus geen leesdoel. Het doel van lezen is immers om iets in de tekst beter te begrijpen.
- Tekstkenmerken zoals kopjes, alinea’s, en dergelijke zijn ook geen denkstrategieën.
- Denkstrategieën bij het lezen moeten algemeen toepasbaar zijn bij de meeste tekstsoorten.
- We moeten uitgaan van zo weinig mogelijk denkstrategieën, omdat ze anders niet leerbaar en hanteerbaar zijn; zeker voor jonge lezers in de basisschoolperiode.
Vaak worden vele andere zaken strategieën genoemd, zoals bijvoorbeeld de hoofdgedachte vinden of een samenvatting maken, conclusies trekken, gebruik maken van de tekststructuur.
Dat zijn weliswaar belangrijke aandachtspunten bij het lezen, maar het zijn eigenlijk geen denkstrategieën voor leesbegrip, volgens de criteria die we hier willen aanhouden. We zouden in het onderwijs namelijk dienen te werken met zo weinig mogelijk leesstrategieën, omdat ze anders niet leerbaar en hanteerbaar zijn voor jonge lezers in de basisschoolperiode en zelfs het begrijpen van teksten in de weg kunnen staan.
Voorbeeld
Wanneer ik over de buffeljacht in Amerika lees krijg ik heel veel foto’s in mijn hoofd. Ik zie mijzelf bij het lezen als een indiaan. Ik voel me dan net een indiaan.
Wanneer Amanda leest, komen er allerlei gedachten bij haar op, zoals herinneringen, vragen, conclusies, belangrijke ideeën, verbeelding, enzovoorts. Niet alles noemen we een leesstrategie (29).
Belangrijke denkstrategieën bij het lezen: de vier v’s.
We noemden nogmaals vier belangrijke denkstrategieën: voorkennis gebruiken, voorspellen, verbeelden en vragen stellen. Het voordeel van deze ‘vier v’s is dat het aantal strategieën voor kinderen beperkt en overzichtelijk is en het gaat om belangrijke denkstrategieën; het gaat immers om mentale handelingen die algemeen inzetbaar zijn bij allerlei teksten en die nog los staan van leesdoelen. Tevens zijn het allemaal denkstrategieën die je voor, tijdens en na het lezen kunt gebruiken. Ondanks dat ze mogelijk al bekend zijn, lichten we deze vier belangrijke denkstrategieën hierna toe.
Voorkennis gebruiken (ofwel: verbanden leggen tussen bekende en de nieuwe informatie)
Deze strategie heeft betrekking op het leggen van verband tussen je voorkennis (je eigen ervaring en kennis van de wereld) en de tekst en tussen de tekst en de informatie uit een andere tekst. Als je leest vraag je je bijvoorbeeld het volgende af: is er iets in deze tekst dat me doet denken aan iets in mijn eigen leven of iets wat ik gelezen heb in een andere tekst? Dit doet me denken aan……
Aspecten aan deze voorkennis zijn dus:
- De relatie tussen de tekst en je eigen ervaring of kennis van de wereld.
- De relatie tussen de tekst en kennis uit een andere tekst
Leren om Voorkennis gebruiken kan bij kinderen goed voor het eerst gepresenteerd worden met bekende en populaire verhalende teksten, omdat daarin vaak herkenbare informatie is te vinden. Nadenkend lezen met voorkennis doe je niet alleen vóór, maar ook tijdens het lezen.
Voorbeeld
Als ik lees denk ik nergens aan.
Omdat ik maar één vis heb.
Mijn vis is nog niet dood.
Bij het lezen komen bij Daniel herinneringen op, al zegt hij zelf dat hij ze niet heeft. Daardoor verbindt hij tóch nieuwe aan eigen informatie (29).
Het lezen met voorkennis kan betrekking hebben op eigen ervaringen, kennis over verhaalfiguren in een tekst, problemen, ideeën, illustraties, tekstsoorten en kenmerken van tekstsoorten.
Voorspellen (ofwel: op weg naar conclusies)
Voorspellen ligt op het kruispunt van wat je weet (je voorkennis) en de informatie die je al (oppervlakkig) uit de tekst hebt gehaald. Als je leest vraag je je bijvoorbeeld het volgende af: wat kan ik voorspellen op grond van wat ik al weet of heb gelezen of gezien? Aspecten bij de strategie van het voorspellen zijn:
- Plaatjes gebruiken
- Voorkennis gebruiken
- Gebruiken van uiterlijke tekstkenmerken (plaatjes, kopjes, lay out, alinea’s, )
Voorspellen werkt dus het best vanuit je voorkennis en op grond van wat je al oppervlakkig ziet of leest in de tekst. Het trekken van conclusies uit een tekst gaat makkelijker, als je daarbij je voorkennis en voorspelling gebruikt.
Verbeelden en visualiseren (ofwel: het verhogen van je ‘grip’ op de tekst)
Actieve lezers vormen vaak visuele beelden gebaseerd op de woorden of zinnen die ze in de tekst tegenkomen. Maar er zijn ook lezers die weinig of niet visualiseren bij het lezen. Het leidt echter tot meer ‘grip op de tekst’ en het draagt bij tot verdere gedachtevorming over de tekst. Als je leest vraag je je bijvoorbeeld het volgende af: Bij welke woorden of zinnen in de tekst maakte ik een foto of filmpje in mijn hoofd? Welke beelden zag ik voor me? Aspecten aan het visualiseren zijn:
- Het creëren van mentale beelden op basis van woorden in de tekst.
- Het vergroten van betekenis uit de tekst door je verbeelding.
- Voorkennis en ervaringen aan woorden en ideeën uit de tekst verbinden door te visualiseren.
- Je beter inleven in de tekst.
- De stimulering van je fantasie en van het beeldend denken.
- Andere verbeelding; geuren, geluiden, aanrakingen
Teksten die beeldend geschreven zijn, waarin personen, situaties en gebeurtenissen voorkomen, lenen zich goed voor de introductie van de strategie van het visualiseren. Deze denkstrategie kan ook heel goed gestimuleerd worden met prentenboeken en strips. Er zijn lezers die niet alleen foto's en filmpjes zien bij het lezen van woorden en zinnen, maar ook meer 'zintuigen inschakelen' bij het lezen: smaak, reuk, tast, gevoel. Je kan de strategie dus verbreden naar verbeelden op basis van andere zintuigen; hoor je het, proef je het, ruik je het, voel je het? De term 'verbeelden' dekt dan een bredere lading dan de term visualiseren.
Voorbeeld
We lezen samen gedicht hardop voor.
We luisteren naar de woorden.
We maken bij de woorden foto’s in ons hoofd.
Dan tekenen we onze foto’s.
En soms maken we eigen gedichten.
De witte en donkere wolken komen bij elkaar.
Ze regenen allemaal.
Een vallende ster schiet door de lucht, en over de wereld.
En dan is ie weg.
In ’n minuut.
Terwijl je leest kun je woorden of zinnen aanwijzen, waarbij je beelden krijgt. Dit draagt, zoals elke leesstrategie, bij aan het begrijpen van de tekst. Je kunt dus woorden of zinnen in de tekst kiezen en daarbij foto’s of filmpjes maken. Leerlingen kunnen dit ook tekenen (29).
Vragen bedenken (ofwel: de stimulans om verder te lezen)
Door eigen vragen te stellen bij de tekst blijf je gemotiveerd om verder te lezen, verhelder je je eigen begrip en ben je bezig om een eigen ‘betekenis bij de tekst te maken’. Je gebruikt daarvoor je eigen nieuwsgierigheid. Vragen bedenken gaat het best op basis van je voorkennis, de daarop gebaseerde voorspelling en op basis van de verbeelding of visualisering van de woorden en zinnen in de tekst. Als je leest vraag je je bijvoorbeeld het volgende af: Is er een stukje tekst waar ik een vraag bij heb? Wat vroeg ik me af bij dit stukje tekst? Waar raakte ik in de war, wat was verwarrend? Welke vraag moet ik hier bedenken? Je bedenkt bijvoorbeeld vragen om:
- Betekenis van woorden te vormen
- Antwoorden te vinden
- Problemen op te lossen
- Speciale informatie te vinden
- Informatie te verzamelen
- Nieuwe informatie te ontdekken en je eigen te maken
- Onderzoek voort te zetten
- Verwarring op te heffen
- Na te denken over je manier van lezen
- Andere leesstrategieën toe te passen
Voorbeeld
We lazen het verhaal over het meisje Elizabeth in de oorlog. We bedachten heel veel vragen bij het verhaal.
Is de schildpad echt?
Waarom keken de soldaten naar het huis?
Waarom moesten ze zo snel het huis uit?
Waarom mochten ze niks meenemen?
Is het echt gebeurd?
Waarom konden ze nooit meer terug?
De familie was Duits. Waarom moesten ze toch weg uit Duitsland?
Daarna lazen we de tekst om antwoorden te vinden.
We vonden enkele antwoorden.
Maar we hebben meer informatie nodig.
Door eigen vragen te stellen en te beantwoorden bij de tekst blijf je gemotiveerd om verder te lezen, verhelder je je begrip en ben je bezig om een eigen ‘betekenis bij de tekst te maken. Je gebruikt daarvoor je eigen nieuwsgierigheid. Vragen bedenken gaat het best op basis van je voorkennis, de daarop gebaseerde voorspelling en op basis van de visualisering of verbeelding bij woorden en zinnen in de tekst. Als je leest vraag je je bijvoorbeeld het volgende af. Is er een stukje tekst waar ik een vraag bij heb? Wat vroeg ik me af bij dit stukje tekst? Waar raakte ik in de war, wat was verwarrend? Welke vraag moet ik hier bedenken?
Goede lezers stellen zichzelf voor tijdens en na het lezen vragen, waardoor ze de tekst beter begrijpen. Je kunt je vragen en antwoorden verzamelen, om de tekst beter te begrijpen en te bedenken wat je nog niet weet of begrijpt.
Leesdoelen
Over het verschil tussen leesstrategieën en leesdoelen
Voor, tijdens en na het lezen moeten kinderen leren om gebruik te maken van denkstrategieën, zoals voorkennis gebruiken, voorspellen, visualiseren en vragen bedenken, teneinde bepaalde leesdoelen te bereiken. Met andere woorden, met behulp van denkstrategieën leer je om iets in de tekst of de gehele tekst beter te begrijpen.
Het begrijpen van iets in de tekst kan van alles zijn. Met andere woorden je kunt lezen met talloze leesdoelen. Te veel om in lessen te onderwijzen en te makkelijk om ze te verwarren met leesstrategieën. Indien leerlingen eigen teksten mogen kiezen, kiezen ze overigens al impliciet voor een eigen leesdoel. Dat hoeft dan eigenlijk niet apart geleerd te worden. We noemen hier echter enkele belangrijke leesdoelen, die in de meeste moderne leesmethoden ook voorkomen en die voor de gevorderde lezers kunnen worden ingezet.
- Het vinden van belangrijke informatie, het thema of de hoofdgedachte in de tekst
- Het trekken van conclusies
In veel methoden voor begrijpend lezen lopen zogenoemde leesstrategieën en leesdoelen door elkaar. Dat is niet bevorderlijk voor het goed leren van het lezen met begrip. Het is goed om voor de kinderen een heel duidelijk onderscheid in de leesles te maken, tussen een leesdoel en een denkstrategie. Leesdoelen kunnen bij een tekst vooraf worden gegeven, maar kinderen kunnen bij een tekst ook eigen leesdoelen bedenken. Een handleiding willen ze bijvoorbeeld lezen om een robot te bouwen. Bij het kiezen van een interessante tekst door je leerlingen hebben ze impliciet al een eigen leesdoel; maak die expliciet.
Belangrijke informatie, het thema of de hoofdgedachte vinden (op weg naar conclusies)
Denkende lezers onderscheiden tijdens het lezen belangrijke van onbelangrijke informatie. Als je leest moet je alleen al vanwege de veelheid aan informatie in veel teksten, een onderscheid maken tussen onbelangrijke en belangrijke informatie. Het belangrijkste in een tekst hangt natuurlijk wél sterk samen met wat je als lezer zelf belangrijk vindt. Het hangt dus af van je leesdoel. Het is bijvoorbeeld afhankelijk van datgene wat je wilt onthouden of wat je wilt weten.
Op basis van verzamelde belangrijke informatie kun je er bijvoorbeeld voor kiezen om een samenvatting te maken, al of niet met behulp van een visueel schema. Als je leest vraag je je bijvoorbeeld het volgende af. Waar gaat dit vooral over? Welke belangrijke ideeën vielen me op? Wat is het belangrijkste in elke alinea? Over welk belangrijk thema of hoofdgedachte gaat deze tekst eigenlijk? Wat is het belangrijkste om te onthouden? Aspecten die met het vinden van de belangrijke informatie of het thema van de tekst samenhangen zijn:
- Het samenhangend gebruik van de vier denkstrategieën met betrekking tot voorkennis, voorspellen, visualisering en het lezen met eigen vragen.
- Het gebruik van uiterlijke kenmerken van de tekst (bijvoorbeeld kopjes, subkopjes, alinea’s)
- Het kiezen van een stukje tekst waar je zorgvuldig aandacht aan besteedt.
- Het kiezen van een stukje tekst dat je even overslaat.
- Besluiten of de tekst het waard is om zorgvuldig te lezen of juist zoekend.
- Besluiten om te stoppen met lezen, omdat de tekst voor jou geen belangrijke of nieuwe informatie bevat.
- Het opbouwen van nieuwe kennis die je daarna als voorkennis kunt gebruiken.
- Een onderscheid maken tussen het belangrijke, het interessante en details.
- Een thema, mening of perspectief vinden.
- Een specifieke vraag beantwoorden.
- Bepalen of de schrijver wil informeren, overtuigen of vermaken. (het doel van de schrijver zoeken)
- Het samenvatten en eventueel onthouden van de belangrijke informatie.
Voorbeeld
Toen we het verhaal over de Titanic lazen werden we erg nieuwsgierig.
Waarom is de Titanic gezonken?
We lazen het verhaal om een antwoord op deze vraag te vinden.
We moesten belangrijke informatie vinden om het te begrijpen.
We maakten aantekeningen:
- De radioman (telegrafist) was moe en niet ervaren
- De zee was rustig
- De lucht was helder
- De kapitein lette niet op.
- De kapitein wist dat er ijsbergen konden zijn
- Voor een onzinkbaar schip waren een paar stukjes ijs niet gevaarlijk
Deze weetjes hielpen ons beter om te begrijpen waarom het schip toch zonk.
De mensen dachten, dat de boot niet kon zinken.. En daarom letten ze niet meer op de gevaren.
Terwijl je leest kun je belangrijke informatie onderstrepen of markeren. Je kunt beschrijven waarom je iets belangrijk vindt en wat je wilt onthouden. Daarbij start je bijvoorbeeld met een vraag, waarop je echt het antwoord wilt weten (29).
Conclusies trekken (de verdere ontwikkeling van het eigen denken over allerlei onderwerpen)
Het gaat bij het concluderen om het combineren van bestaande eigen kennis met de nieuwe informatie, om tot eigen ideeën en interpretaties te komen. Het herzien en sorteren van de belangrijke informatie uit de tekst, kan tot nieuwe inzichten, conclusies en kritiek leiden en je denken of je mening veranderen. Je moet bijvoorbeeld de informatie aan iemand anders kunnen uitleggen, iets kunnen verbinden met vorige kennis en de informatie op de een of andere manier kunnen gebruiken. Als je leest vraag je je bijvoorbeeld het volgende af: kan ik in de tekst aanwijzen waar mijn eigen ideeën veranderden? Welke nieuwe ideeën of informatie heb ik gevonden? Waarmee ben ik het helemaal niet eens? Je kunt ook zelf je eigen leesaanpak beoordelen. Het gaat onder andere om:
- Het samenhangend gebruik van voorkennis, voorspellen, verbeelden/visualiseren en eigen vragen bedenken.
- Het onderscheiden van belangrijke en onbelangrijke informatie.
- Stoppen met lezen en gedachten verzamelen voordat je verder leest.
- Het combineren van de hoofdgedachte met een omvangrijker idee.
- Het veralgemeniseren van de informatie.
- Het beoordelen van de informatie.
- Conclusies trekken op basis van aanwijzingen en eigen voorspellingen en ze onderbouwen vanuit de tekst.
- Het persoonlijker maken van het gelezene, door nieuwe en oude informatie te integreren in een nieuw idee, mening of een eigen standpunt.
- Impliciete informatie gedurende en na het lezen gebruiken (tussen de regels lezen).
Leerlingen kunnen leren om conclusies te trekken op basis van hun voorkennis en voorspelling. Daarmee wordt dit lastige leesdoel voor hen bereikbaar. Niet alle leesgedachten bij een tekst zijn leesstrategieën. Geoefende lezers gebruiken er misschien maar vier en niet veel meer. Leesstrategieën mogen niet worden verward met leesdoelen en kenmerken van teksten. Gebruik leesstrategieën in samenhang.
Lesdoelen zijn in de methode Leeshuis (18) voor de leerlingen vertaald in een authentiek leesdoel. Dit leesdoel is verpakt in een motiverende ‘introductie’ op de opdrachten in het leerlingmateriaal. Ze geven de leerlingen een aantrekkelijk motief of probleem bij het lezen van de tekst(en). Deze doelen zijn duidelijk onderscheiden van leesstrategieën. Leesstrategieën zijn hulpmiddelen om je leesdoel te bereiken. In de introductie wordt de leerlingen gevraagd het antwoord op een vraag te vinden, of een oplossing voor een probleem te zoeken. Dit vormt de rode draad bij het lezen van de tekst(en) en het maken van de opdrachten. Door daarbij toe te passen wat ze geleerd hebben, weten je leerlingen de oplossing te vinden. Zo ervaren ze impliciet dat de leesstrategieën concreet nut kunnen opleveren. Het leesdoel geeft dus vorm aan het probleemgestuurd lezen en heeft als doel je leerlingen te motiveren en een duidelijk doel mee te geven voor de les. Ze lezen de tekst om het doel te bereiken en leren ook om eigen doelen bij hun lezen te gebruiken.