Ik ben een beetje misselijk - ontwikkelingsgericht leesonderwijs
Bea Pompert
Directeur en nascholer bij De Activiteit
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/middenbouw-ontwikkelingsgericht-opbrengsten-bouwstenen-vierveldenmodel.php
In ontwikkelingsgericht leesonderwijs gaat het er vooral om dat kinderen het lezen en schrijven van teksten een zinvolle en begrijpelijke activiteit vinden. En dat ze dat met veel plezier kunnen blijven doen, ook als het niet altijd even vlot en makkelijk gaat. Plezier krijgen en houden staat voorop. Dat is nodig, zeker als je bedenkt dat Nederlandse vijftienjarigen wereldkampioen leesaversie zijn (Pisa, 2009). Ook in basisscholen haken de kinderen af en soms al heel jong. Wij kennen allemaal de acht-tot negenjarigen die redelijk of goed scoren op de technische aspecten van leesvaardigheid, maar lezen een “moetje” zijn gaan vinden.
In dit artikel staat het lezen in groep 3 centraal, waarbij aangegeven wordt op welke wijze geprobeerd wordt lezen meer te laten zijn dan een wedstrijdje snellezen via AVI-hordes.
Inhoudsrijk leesonderwijs
Interesse voor en de inhoud van de tekst staat voorop.
Effectieve instructies worden hieraan verbonden. De groepsleider zorgt er voor dat alle kinderen steun krijgen bij het vlot gaan lezen van een tekst die er voor hen echt toe doet. Zo groeit de intrinsieke motivatie voor het lezen en het is evident dat intrinsieke motivatie de leesprestaties verbetert (Guthrie, 2004).
In groep 3 van groepsleider Gerlanda gaat het over ‘je eigen lichaam’. Alle kinderen zitten in de kring als zij vertelt dat zij het afgelopen weekend misselijk was, zelfs zo dat zij niet in haar tuin kon werken: ‘Misselijk en een beetje hoofdpijn, géén zin in eten. Kennen jullie dat?’
De kinderen reageren direct. ‘Vertel maar eens aan het kind naast je, hoe dat bij jou was toen je misselijk was.’ De verhalen komen los. Ze zijn persoonlijk en allemaal verschillend: Lucy wordt misselijk achter in de auto, Martin als hij te weinig eet. Je kunt overgeven als je misselijk bent of soms als je iets verkeerds hebt gegeten. De kinderen komen ook op interessante vragen, zoals ‘Hoe komt het dat je gaat spugen, wat gebeurt er dan en kun je er iets tegen doen?’
De groepsleider heeft voor groepjes kinderen teksten over deze onderwerpen van verschillend niveau. De hele groep kan nu gaan lezen. Gerlanda leest met de kinderen die haar ondersteuning nodig hebben bij de tekst van het laagste niveau. Na het lezen wordt in de hele groep besproken welke vragen wel en niet beantwoord kunnen worden én welke interessante nieuwe dingen naar voren kwamen in de teksten. Alle kinderen hebben wel iets te vertellen. Tot slot schrijven en tekenen ze een eigen tekst over een stukje dat zij belangrijk vinden, bijvoorbeeld over het rommelen van je maag of de functie van de darmen.
Drie leerlijnen, vier velden, tien bouwstenen
Aan de basis van de aanpak ligt het idee dat er sprake is van langlopende leerlijnen van groep 1 tot begin groep 4 als kinderen zelf leren lezen. Er zijn op verschillende momenten voor kinderen overgangen van ontluikende naar beginnende geletterdheid en van beginnende geletterdheid naar zelf lezen en schrijven. Daar is géén standaard voor. De ‘beruchte’ vijftien letters aan het einde van groep 2 zullen voor sommige kinderen te veel gevraagd zijn en voor anderen -de kinderen die in groep 2 al lezen en schrijven- veel te weinig.
Leerlijnen worden geconcretiseerd op de werkvloer en wel langs drie aan elkaar verbonden perspectieven:
- van verhalen vertellen en tekenen naar teksten schrijven en terug lezen
- van spelscripts waarbinnen kinderen lezen en schrijven naar begrijpelijk lezen en schrijven
- van voorlezen en samen lezen naar meelezen en zelf lezen
De schooldokter is op school om de kinderen te onderzoeken.
De groep van Gerlanda praat naar aanleiding van foto’s uit een kijkdoosboek over het werk van de schoolarts. Ze weten er al heel wat van:
- Je wacht in de wachtkamer op je beurt, tot je geroepen wordt door de assistente
- De dokter luistert met een stethoscoop naar je hart en longen
- Je moet je uitkleden en dan word je gewogen
- Je moet op een kaart kijken met een bril met één glas, om te zien of je links en rechts goed kunt zien.
- Met een koptelefoon op je hoofd hoor je een piepje in je linker- of je rechteroor
- Je moet op elk been hinkelen, om te zien of je benen al sterk genoeg zijn
- Je moet een stukje rennen, om te laten zien hoe je beweegt
- Je wordt gemeten met een meetlat, om te zien of je goed groeit
- De dokter vraagt of je weet wat links of rechts is
- De dokter kijkt ook of je heupen goed zijn
- De dokter praat ook met je ouders over jou: of je goed eet en goed slaapt. Het kind wacht dan in de wachtkamer
- En je maakt een tekening over jezelf
- Tot slot krijg je een sticker
Deze ervaringskennis komt op papier. De eerste tekst die gelezen kan worden.
In de klas wordt een hoekje ingericht met de wachtkamer en spreekkamer van de schoolarts. Daar kunnen steeds vier kinderen spelen. De schoolarts met haar assistente en het kind met vader/ moeder, soms oma of opa. In het spel wordt veel geschreven door de arts en de assistente. Ze maken een onderzoeksverslag van elk kind. Het spel genereert ook veel nieuwe kwesties en vragen, waarover gelezen wordt, zoals ‘Waarom moet een kind veel slapen, wat is een goed gewicht voor een kind van zes jaar, hoe werkt je oor eigenlijk, waarom kijkt de dokter in je mond?’
In de boekenkring komen alle boeken, verhalen en teksten die de kinderen hierover kunnen lezen steeds aan bod. De groepsleider presenteert ze, leest stukjes voor, doet voor hoe je iets kunt vinden en laat verschillen tussen teksten zien. Ook kinderen lezen voor en promoten boeken en teksten, waar ze enthousiast over zijn.
Vierveldenmodel
Bij het opbouwen van leerlijnen is het zaak betekenisvolle lees- en schrijfactiviteiten te ontwerpen. Daarbij maakt de groepsleider gebruik van het vierveldenmodel. In dit model wordt zichtbaar welke aspecten een rol spelen bij de ontwikkeling van een goede leeshouding en leesvaardigheid.
De activiteiten worden zo ingericht en begeleid dat er telkens verbindingen tot stand komen tussen de intrinsieke motivatie van de kinderen, het begrijpen van de tekst, woordenschat inzetten en technische vaardigheden toepassen. Dus niet geïsoleerd trainen op tempo. Lezers met begrip en een grote woordenschat lezen eerder en beter. Bekendheid met een woord ondersteunt de correcte verklanking en het vinden van het juiste klankpatroon.
Door de inzet van het vierveldenmodel blijven mondelinge taal en schriftelijke taal ook met elkaar verbonden, omdat er vooraf en na afloop van het lezen veel met elkaar gepraat wordt over wat de tekst of het verhaal voor jou betekent.
Dieren hebben soms ook een arts nodig. De groep is nieuwsgierig naar het werk van de dierenarts. Ze lezen het boek ‘Weet jij alles over de dierenarts?’ Daarin komt goed naar voren welke dieren de dierenarts kan behandelen, welke dieren naar de veearts gaan en welke behandelingen aan de orde zijn.
De groepsleider heeft voor alle kinderen het hoofdstuk “Naar de dierenarts” gekopieerd. In tweetallen worden de foto’s bekeken en besproken. De kinderen hebben heel wat te vertellen. Woorden als onderzoeken, koorts meten, wegen en de assistente worden samen gelezen. Kinderen die de tekst zelf kunnen lezen doen dat in tweetallen. De groepsleider leest met de kinderen die hulp nodig hebben. Na het lezen maken de kinderen een eigen stripverhaal over ‘Naar de dierenarts met mijn …’ Deze activiteit laat goed zien dat verschillende leesdoelen geïntegreerd aan bod komen.
Tien bouwstenen
Doordat het lezen en schrijven verbonden is aan het thema in de klas, de verhalen en vragen van kinderen, hun spel en constructieve/beeldende activiteiten wordt er relatief veel tijd gestopt in deze activiteiten. In veel middenbouwgroepen vaak meer dan de helft van het weekrooster.
De groepsleider ontwerpt dus een uitstekend activiteitenaanbod met veel leestijd. Hij heeft daarvoor tien bouwstenen tot zijn beschikking:
- Lezen en schrijven zijn voor kinderen betekenisvolle activiteiten.
- Schrijven van teksten blijft verbonden aan het lezen en verhalen vertellen.
- Motivatie, begrip, woordenschat en techniek worden met elkaar verbonden.
- Kinderen leren lezen met een leesdoel in drie fasen: voor, tijdens en na.
- Kinderen vinden boeken van hun gading, er valt iets te kiezen en te lezen in verschillende genres.
- Kinderen lezen op en net boven hun niveau. Dit laatste met hulp en instructie van de groepsleider.
- Passende instructies voor alle kinderen en groepjes kinderen.
- Gerichte planning per themaperiode, week en per dag.
- Handelingsgericht observeren in de volle breedte (met behulp van het vierveldenmodel).
- Adaptief toetsen als aanvulling op observaties.
Rijk activiteitenaanbod
Als er niet met een aanvankelijke leesmethode wordt gewerkt, maar toegesneden leesinstructies verbonden worden aan de lees- en schrijfactiviteiten van kinderen, is een rijk aanbod een eerste vereiste. In het weekrooster treffen wij daarom de volgende activiteiten aan:
- boekenkring
- zelf lezen
- expert lezen
- lezen in kleine groepen met instructie en oefenen
- teksten schrijven
- teksten lezen
Voor alle activiteiten is de groepsleider steeds goed op de hoogte van de doelen voor de hele groep, voor kleine groepjes en individuele kinderen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het HOREB-model (observatiemodellen bij Basisontwikkeling lezen/schrijven) en de Tussendoelen voor beginnende geletterdheid (groep 1-2-3) van het Expertise Centrum Nederlands.
Verschillen tussen de kinderen vragen om een flexibele organisatie en goed afgestemde instructie.
De groep is bezig een medische encyclopedie te schrijven. Allerlei zaken moeten daarin aan de orde komen, zoals ‘Wat doet je hart, waarom hebben wij twee longen, waar zit je sleutelbeen?’ De kinderen hebben de beschikking over allerlei teksten als informatiebron. Elke dag gaan ze aan de slag. De groepsleider gebruikt hierbij de volgende werkwijze:
De groepsleider heeft hoge verwachtingen van alle kinderen en zorgt er voor dat ze allemaal mee kunnen blijven doen aan de groepsactiviteiten. Door coöperatieve leesvormen, zoals expert lezen en denken/ delen/uitwisselen in te zetten, kunnen kinderen van elkaar blijven profiteren en kan het leesniveau van de teksten variëren. De groepsleider zorgt er voor dat zwakkere kinderen in de groepjes extra begeleiding krijgen, bijvoorbeeld door pre-teaching.
Het belangrijkste blijft het betrokken en gemotiveerd lezen. Als dat lukt, legt het kind een stevige basis om verder te kunnen groeien en plezier te ervaren in het meedoen aan de community van lezers en schrijvers. Juist in groep 3!