Factoren die inzicht Geven in de ontwikkeling van creatief denken bij leerlingen van 4 tot 12 jaar
Geplaatst op 19 juli 2024
Samenvatting
Creativiteit, een essentiële vaardigheid in de hedendaagse wereld, bestaat uit een combinatie van divergent denken (het genereren van veel verschillende ideeën) en convergent denken (het oplossen van problemen). De kenmerken van een creatieve geest omvatten nieuwsgierigheid, volharding, vindingrijkheid, samenwerking en discipline. Verschillende instrumenten, merendeels Engelstalig, zijn ontwikkeld om creativiteit te meten. Deze variëren van psychologische vragenlijsten die onderliggende vaardigheden in kaart brengen tot instrumenten die de creatieve activiteiten in kunstvakken beoordelen. Recentelijk heeft TNO een Nederlandstalig instrument ontwikkeld om het creatief vermogen van leerlingen te meten.
Inleiding
Het belang van creativiteit in het onderwijs wordt steeds meer erkend. Het model voor 21e-eeuwse vaardigheden van SLO Kennisnet identificeert creativiteit als een van de elf cruciale vaardigheden voor het toekomstige leven van leerlingen. Creativiteit wordt soms als een ongrijpbaar fenomeen beschouwd, maar sinds de jaren zestig proberen psychologen het te meten. Guilford introduceerde in deze periode de concepten convergent en divergent denken, die nog steeds centraal staan in het begrip van creatief denken.
Creativiteit: Een Combinatie van Divergent en Convergent Denken
Divergent denken richt zich op het ontwikkelen van ideeën en het combineren van verschillende cognitieve categorieën. Het gaat om flexibiliteit en het vermogen om diverse oplossingen voor een probleem te bedenken. Convergent denken daarentegen is meer systematisch en zoekt naar één of enkele beste oplossingen binnen een enkele cognitieve categorie.
Creatieve processen vereisen een integratie van divergent en convergent denken. Deze processen wisselen elkaar af, en soms vinden ze tegelijkertijd plaats. Divergent denken onderzoekt problemen vanuit meerdere invalshoeken, terwijl convergent denken gericht zoekt naar de meest effectieve oplossing.
Het Meten van Creativiteit
Sinds de jaren zestig zijn er diverse testen ontwikkeld om creativiteit te meten. De Guilford Alternative Uses Tasks en de Torrance Test of Creative Thinking (TTCT) zijn twee van de oudste instrumenten die vier indicatoren van divergent denken meten:
- Vloeiendheid (Fluency): Het vermogen om diverse oplossingen voor een probleem te bedenken.
- Flexibiliteit: Het vermogen om verschillende categorieën oplossingen te bedenken en alternatieven tegen elkaar af te wegen.
- Originaliteit: Het vermogen om innovatieve oplossingen te bedenken.
- Uitwerking (Elaboration): Het vermogen om oplossingen in detail uit te werken.
Voor het meten van convergent denken is de Remote Associates Task (RAT) ontwikkeld, waarbij deelnemers een vierde woord moeten vinden dat gerelateerd is aan drie gegeven woorden. Deze test meet eerder convergentie en probleemoplossend vermogen.
Een recent ontwikkeld instrument, de Formative Assessment of Student Creativity in School, meet zowel divergent als convergent denken en is gebaseerd op de vijf kenmerken van een creatieve geest: nieuwsgierigheid, volharding, vindingrijkheid, samenwerking en discipline.
Er zijn ook vragenlijsten die specifiek gericht zijn op creativiteit in de kunstvakken, zoals de Creative Achievement Questionnaire, de Biographical Inventory of Creative Behaviors en de Creative Behavior Inventory. Deze vragenlijsten beoordelen hoe vaak leerlingen deelnemen aan creatieve activiteiten.
Meten van Creativiteit in Nederland
Door TNO is recentelijk een Nederlands meetinstrument ontwikkeld om creativiteit bij leerlingen te meten. Dit instrument is getoetst op betrouwbaarheid en validiteit bij leerlingen van groep 7 in het basisonderwijs tot en met het vierde jaar van het voortgezet onderwijs. Het meetinstrument bestaat uit zeven schalen die zowel aspecten van divergent als convergent denken omvatten:
- Nieuwsgierigheid: Onderzoeken en verkennen.
- Vindingrijkheid: Spelen met mogelijkheden, nieuwe combinaties maken en intuïtie gebruiken.
- Volharding: Vasthoudendheid en omgaan met onzekerheid.
- Anders durven zijn: Langer een pad verkennen, ook als anderen het geen goed idee vinden.
- Interactie met anderen: Feedback vragen, geven en ideeën delen.
- Outputgerichtheid: Reflectie op product en proces, convergent denken en nauwkeurigheid.
- Trots op je werk: Gemaakt werk en keuzes kunnen uitleggen en vertrouwen op eigen ideeën.
Projecten en Toekomstige Ontwikkelingen
Momenteel voert het Kohnstamm Instituut het project 'Creatief Vermogen en Kritisch Denken' uit in opdracht van de OECD. Dit project omvat deelname van docenten uit 15 landen en heeft als doel een meetinstrument te ontwikkelen voor de competenties 'creativiteit' en 'kritisch denken'. Daarnaast richt het project zich op het ontwerpen van didactische werkvormen die deze competenties bevorderen. Het instrument is nog in ontwikkeling, maar de focus ligt op het nauwkeurig meten van zowel creatief als kritisch denken bij leerlingen.
Conclusie
Creativiteit bij leerlingen van 4 tot 12 jaar kan worden gemeten door een combinatie van divergent en convergent denken. Er zijn verschillende instrumenten beschikbaar om deze vaardigheden te beoordelen, variërend van psychologische vragenlijsten tot specifieke tests voor creatieve activiteiten in kunstvakken. In Nederland is recentelijk een betrouwbaar en valide instrument ontwikkeld door TNO om het creatief vermogen van leerlingen te meten. Dit instrument helpt leerkrachten en onderzoekers inzicht te krijgen in de ontwikkeling van creatief denken bij jonge leerlingen en biedt een basis voor verdere educatieve en onderzoeksinitiatieven.
Geraadpleegde bronnen
- Barak, M. (2009), Idea focusing versus idea generating: a course for teachers on inventive problemsolving. Innovations in Education and Teaching International, Vol. 46, No. 4, pp. 345-356.
- Batey, M.D. (2007), A psychometric investigation of everyday creativity. London: University ofLondon.
- Boot, N. (2015). De relatie tussen het werkgeheugen en creativiteit. Amsterdam: UVA.
- Carson, S.H., Peterson, J.B. & Higgins, D.M. (2005) Reliability, validity and factor structure of thecreative achievement questionnaire. Creativity Research Journal, Vol. 17, No. 1, pp. 37-50.
- Garcia-Ros, R., Talaya, I & Pérez-González, F. (2012). The process of identifying gifted children inelementary education: Teachers’ evaluations of creativity. School Psychology International, Vol. 33,No. 6, pp. 661-672.
- Guilford, J.P. (1967).The Nature of Human Intelligence. New York: McGraw-Hill.
- Hovecar, D. (1979), The development of the creative behavior inventory (CBI).
- Lucas, B., Claxton, G. & Spencer, E. (2013), Progression in student creativity in school. First stepstoward new forms of formative assessments. OECD Education Working Paper No. 86.
- Mednick, S.A. (1968). The remote associates test. The Journal of Creative Behavior, Vol. 2, no. 3, pp.213-214.
- Stubbé, H.E., Jetten, A.M., Paradie, G.L., Veldhuis, G.J. (2015) Creatief vermogen – de ontwikkelingvan een meetinstrument voor leerlingen op school. Soesterberg: TNO.
- Torrance, E.P. (1968) Torrance tests of creative thinking. Personnel Press, Incorporated.