Naar school - Psychologie van 3 tot 8 jaar
Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/ontwikkeling-psychologie.php
Ontwikkelingspsychologie
Jonge kinderen leren praten, redeneren, rekenen en lezen. Ze krijgen besef van tijd en ruimte. Hun persoonlijkheid ontwikkelt zich.
Maar… hoe verloopt deze psychologische ontwikkeling precies? In het boek Naar school behandelt Ewald Vervaet de ontwikkeling van kinderen van 3 tot 8 jaar.
Ontwikkelingsfasen
Om alle verschijnselen tot een jaar of acht recht te doen, neemt Ewald Vervaet 14 verschillende elkaar opvolgende psychologische structuren aan. Hij noemt die structuren kortweg 'fasen'. Zijn boek Groeienderwijs gaat over de fasen 1 tot 10. In Naar school beschrijft hij de fasen 11 tot en met 14.
Elke fase is begrensd met een leeftijdsaanduiding. Dit zijn globale aanduidingen. Deze grenzen verschillen per kind en per ontwikkelingsgebied. Het gaat er in de ontwikkelingspsychologie niet om of een kind binnen de fasegrenzen valt, maar het gaat om de volgorde van de fasen.
Voor de volledigheid volgen hieronder alle fasen, want de auteur grijpt regelmatig terug op eerdere fasen.
Van pasgeborene tot peuter
Een kind in de leeftijd van 0 tot 3 jaar doorloopt de volgende fasen:
- Fase 1. (tot 1 mnd.) Het kind heeft passief contact met de buitenwereld.
- Fase 2. (van 1 tot 4 mnd.) Er is afgestemdheid tussen het kind en de buitenwereld.
- Fase 3. (van 4 tot 8 mnd.) Het kind maakt opzettelijk fysiek contact met de buitenwereld.
- Fase 4. (van 8 tot 12 mnd.) Het kind ontdekt regelmaat in de buitenwereld.
- Fase 5. (van 1;0 tot 1;3) Het kind wijst naar iets, dit is een vorm van aandachtscontact.
- Fase 6. (van 1;3 tot 1;6) Het kind verbindt punten in de buitenwereld.
- Fase 7. (van 1;6 tot 1;10) De eerste mentale beelden ontstaan en een kind kan uitgesteld imiteren.
- Fase 8. (van 1;10 tot 2;2). Van mentale beelden vormt het kind verzamelingen.
- Fase 9. (van 2;2 tot 2;7). Het kind kan representeren, d.w.z. iets voorstellen van wat afwezig is, zoals een recent voorval.
- Fase 10. (van 2;7 tot 3;0). Tussen twee of meer representaties ontstaan coördinaties. Dit uit zich onder meer in samengestelde zinnen. Het kind krijgt besef van de nabije toekomst. Hieruit ontstaat het identiteitsbesef. Dit is het besef dat je nu dezelfde persoon bent als gisteren en als degene die je morgen bent.
Van peuter tot schoolkind
Een kind in de leeftijd van 3 tot 8 jaar doorloopt de volgende fasen:
- Fase 11. (van 3;0 tot 3;9). Het kind legt concreet-feitelijke verbanden. Voorbeeld: In fase 10 weet een kind de identiteiten ‘vogel’ en ‘ei’, nu legt het kind het verband dat ‘die vogel een ei legt’.
- Fase 12. (van 3;9 tot 4;6). Het kind generaliseert concreet-feitelijke verbanden. Voorbeeld: ‘Die vogel legt een ei’ generaliseert het kind tot ‘Alle vogels leggen eieren.’
- Fase 13. (van 4;6 tot 6;6). Het kind vormt abstract-logische verbanden. Voorbeeld: Het kind ordent stokjes van klein naar groot via de methode gissen-en-missen. Het abstract-logische verband is ‘groter zijn dan’.
- Fase 14. (van 6;6 tot 8;6). Het kind beschikt over abstracte systemen. Voorbeeld: Het kind ordent een rij stokjes onmiddellijk foutloos van klein naar groot.
In de bovenstaande fasen gebeurt natuurlijk meer dan dat hier in één zin samengevat staat. Daarom staan hieronder nog enkele ontwikkelingen genoemd.
Fase 11 – gerichte samengangen
Een kind in fase 11 kan:
- Redeneren van concreet naar concreet.
- Vrijvormig schrijven.
- Etiketlezen.
- Zichzelf ondersteboven tekenen, een pootkopper.
- Betrekkelijke bijzinnen maken.
- Vragenreeksen stellen.
- Confabuleren, het vertellen van verzinsels.
Fase 12 – onderlinge samengangen
Een kind in fase 12 kan:
- Generaliseren van ‘eens’ naar ‘altijd’.
- Eigenfiguurlijk schrijven.
- Fantasielezen.
- Zichzelf als koppoter tekenen.
- Één-op-één-beurtgedrag.
- Willekeurig kloklezen.
Fase 13 – onomkeerbare relaties
Een kind in fase 13 kan:
- Werkelijkheid en schijn onderscheiden.
- Woorden opdelen in klanken.
- Spiegelbeeldig, verwisselend en om-en-om-schrijven.
- Losletterig en deel-voor-geheel-lezen.
- Correct tellen zonder terugtellen.
- Zichzelf met kop en romp tekenen, al is het nog wel vertekend.
- De volgorde van verjaardagen, dagen van de week, manden en seizoenen onthouden.
- Halfcorrect aflezen en instellen van de hele uren en spiegelbeeldig kloklezen.
Fase 14 – omkeerbare relaties
Een kind in fase 14 kan:
- Logisch doordenken.
- Terugtellen.
- Optellingen als 5+3 en aftrekkingen als 6-2.
- Conventioneel kloklezen.
- Het kind heeft kloppend lichaamsbesef en geestelijk zelfgevoel.
- Het kind heeft inzicht in processen.
De fasen 11 tot en met 14 werkt de auteur uit aan de hand van de ontwikkeling van Anke en Wim. Door het boek heen ‘zie’ je deze kinderen ontwikkelen. Anke krijgt bijvoorbeeld de opdracht om een vloeistof in een schuine fles in te tekenen. In fase 13 tekent ze de vloeistof loodrecht op de zijwanden. In fase 14 tekent ze de vloeistof horizontaal in. Leuk om te zien!
Ontwikkelingsdyslexie
Ewald Vervaet durft rustig tegen de stroom in te roeien, met een goed onderbouwde mening. Dat blijkt ook uit zijn hoofdstuk over ontwikkelingsdyslexie. Hij poneert de volgende stelling: Bepaalde gevallen van dyslexie kun je verklaren vanuit een te vroeg beginnen met leren lezen en schrijven.
Een kind is feitelijk in fase 14 (6;6 tot 8;6) pas toe aan het schrijven en lezen van woorden van drie of meer letters. Ouders en leerkrachten beginnen daar vaak al mee als een kind nog in fase 13 (4;6 tot 6;6) zit. In deze fase leest een kind nog spiegelbeeldig en verwisselt het letters. Het gevaar is dat je dit er dan gaat inslijpen.
Je kunt een kind in deze fase wel vormoefeningen laten doen, zoals laten tekenen, kleien, overtrekken en uitknippen.
Als je meer wilt lezen over ontwikkelingsdyslexie, klik dan onderaan deze pagina op het artikel ‘Maken wij kinderen dyslectisch?’ van Ewald Vervaet.
Educatief speelgoed
Één van de ‘boosdoeners’ bij het onnodig dyslectisch maken van kinderen is het educatieve speelgoed. Dit speelgoed kan zeker goed zijn voor kinderen in een bepaalde fase, maar de ontwikkelaars koppelen er veel jongere leeftijden aan. Als ouder kun je het gevoel krijgen dat je kind gaat achterlopen als je het speelgoed niet koopt.
‘We zijn bijna allemaal een beetje bevangen van wat ik weleens het syndroom van de psychofok-industrie noem: zo vroeg mogelijk iets willen bijbrengen in plaats van op het juiste moment’. - Ewald Vervaet (pag. 208).
Jean Piaget
Het laatste deel van het boek gaat over Jean Piaget en de ontwikkelingspsychologie. Als je meer wilt lezen over zijn werk en invloed, klik dan onderaan deze pagina op de artikelen over Piaget.
Tot slot
Naar school geeft helder inzicht in de ontwikkeling van het kind. Het laat ook zien dat een kind niet op alle ontwikkelingsgebieden even ver is en hoeft te zijn. Het is een aanrader voor iedereen die zich wil verdiepen in de ontwikkelingspsychologie van het jonge kind.
Bestellen
N.a.v. Ewald Vervaet, Naar school, psychologie van 3 tot 8 jaar, Uitgeverij Elmar 2007/2012, 264 blz., ISBN: 9789038921709, € 19,95. Het boek is te bestellen via