Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

De vijfsporenaanpak bij pesten

van der Meer, B. (2014). De vijfsporenaanpak bij pesten.
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/pesten-op-school.php
Geplaatst op 1 juni 2014
Vijfsporenaanpak pesten

Pesten: een desastreuze vorm van geweld

Pesten is systematisch (lichamelijk, geestelijk of seksueel) geweld van een leerling of een groep leerlingen ten opzichte van één of meer klasgenoten, die niet (meer) in staat is/zijn zichzelf te verdedigen.

 

Uit deze definitie zijn de verschillen tussen pesten en plagen te halen: pesten gebeurt systematisch en er is sprake van een ongelijke machtsverhouding. Het slachtoffer wordt niet (meer) geacht voor zichzelf op te komen en het pesten heeft desastreuze gevolgen voor het slachtoffer.

Drie eisen bij de aanpak van pesten

Aan een goede aanpak van pesten stel ik drie eisen.

 

Ten eerste is het belangrijk dat de aanpak in twee opzichten integraal is: enerzijds door de inschakeling van alle betrokken partijen (de zogenaamde vijfsporenaanpak), en anderzijds door pesten in te kaderen binnen een verklaringsmodel van geweld.

 

De tweede eis is dat het probleem structureel wordt aangepakt, dat wil zeggen: via de trits signaleren, analyseren, een plan opzetten en uitvoeren, en evalueren.

 

De laatste eis is dat de  aanpak leidt tot een blijvende attitudeverandering.

Vijfsporenaanpak pesten

In dit artikel ga ik nader in op mijn vijfsporenaanpak van pesten. Daarbij ga ik uit van de door mij in 1990 ontwikkelde visuele weergave van de vijf betrokken partijen en drie psychologische mechanismen (Figuur 1), waarvan bij elke vorm van geweld, dus ook bij pesten, sprake is.


Naar mijn opvatting is pesten vergelijkbaar met kindermishandeling; in dit geval nu niet van volwassenen ten opzichte van kinderen, maar tussen kinderen onderling. Ook bij pesten is sprake van vijf partijen en van zeker drie psychologische mechanismen, van dezelfde gevolgen en dezelfde (vijfsporen)aanpak voor oplossing van het probleem.Pesten - vijfsporenaanpak

Vijf partijen

Bij pesten is, zoals gezegd, sprake van vijf partijen. De zwijgende middengroep (kolom in het midden) bestaat uit vijf subgroepen:
• de leerlingen die met de pester meepesten, omdat ze bang voor hem/haar zijn,
• de leerlingen die mee pesten, omdat ze er beter van (denken te) worden,
• de leerlingen die niet mee pesten, maar ook niets doen om een einde te maken aan het gedrag van de pester,
• de enkeling die niet ziet dat er in de klas wordt gepest,
• de enkeling met een hoge sociale status in de groep die het af en toe voor het slachtoffer opneemt.


De andere partijen in het schema zijn de pester (de kruisjes aan de bovenkant), de leerkracht (de pijl van boven naar beneden), ouder (de pijl van onder naar boven) en de gepeste leerling (de kruisjes aan de onderkant).

Psychologische mechanismen

Naast de vijf partijen is er ook sprake van in ieder geval drie psychologische mechanismen:

de samenzwering om te zwijgen, het omstanderdilemma en de neiging van de omstanders om het slachtoffer van pesten (een gedeelte van) de schuld te geven, blaming the victim genoemd.

De samenzwering om te zwijgen

Dit is een term afkomstig uit de literatuur over kindermishandeling en heeft te maken met het ‘klokkenluiderprobleem’. Iedereen of bijna iedereen in de groep weet dat er gepest wordt; toch durven leerlingen het niet naar buiten te brengen, uit angst om voor verklikker te worden aangezien. De enige manier om dit mechanisme te doorbreken is de regel: je mag nergens over klikken, maar als de regels die jullie met elkaar hebben afgesproken, worden overtreden, heeft iedereen het recht en de plicht dit aan elkaar, de leerkracht en de ouders te vertellen en dat noemen we geen klikken.

 

Dit moet elke week consequent aan de orde worden gesteld, en de leerlingen moet gevraagd worden of hen iets dwarszit, wat zij graag aan anderen zouden willen vertellen. Het voeren van dergelijke gesprekken is dan een te leren vaardigheid, als hij al niet in de opleiding verworven is. Met deze regel zou men al bij leerlingen van groep één moeten beginnen.

Het omstanderdilemma

Voorbeelden van dit mechanisme is de verantwoordelijkheidsverwarring als een groep mensen wordt geconfronteerd met een vorm van geweld. Als voorbeeld van dit dilemma noem ik het onderzoek naar de moord op Kitty Genovese in New York. Ze werd door een
gestoorde man met een mes gestoken. Zij gilde waarop hij zich uit de voeten maakte. Toen niemand haar te hulp kwam of de politie waarschuwde – buurtonderzoek achteraf toonde dat ten minste 38 buren het hadden gezien – kwam hij terug om zijn werk af te maken.


Een oplossing voor dit dilemma is: beleid maken waarin duidelijk wordt gemaakt dat eenieder binnen school verantwoordelijk wordt of is voor elkaars psychosociale veiligheid, wat inhoudt dat, als iemand iets dwars zit hij of zij dat niet alleen kenbaar mág, maar ook móet, maken.

Blaming the victim

Dit mechanisme heeft te maken met ons geloof in de rechtvaardige wereld (Beijk, 1986). Een van de schema’s waarmee we werken, is de gedachte dat als je goed werkt je hiervoor later ook beloond zal worden. Als men nu iemand kent die goed doet, maar niet wordt beloond – hij of zij wordt gepest op school of het werk, aangerand of verkracht – dan betekent dit een aanval op ons geloof in de rechtvaardige wereld. Deze aanval lossen wij op door het slachtoffer van welke vorm van geweld dan ook (een gedeelte van) de schuld te geven.


De enige oplossing voor dit schema is: aan elkaar voortdurend duidelijk maken dat niemand erom vraagt om slachtoffer van geweld te zijn of te worden.

Passief of provocerend gedrag

Naar de gevolgen van pesten is nog geen systematisch onderzoek gedaan. Wel zijn er zeven indicaties, waarvan passief gedrag of provocerend gedrag van belang zijn voor counsellors (Olweus, 1987). Hij voerde een longitudinaal onderzoek uit naar pesters en gepesten en kwam tot de volgende kenmerken van passieve zondebokken: ze voelen zich angstig en onzeker, zijn gevoelig en rustig, gaan huilen of trekken zich terug wanneer ze worden aangevallen, hebben een negatieve kijk op de situatie, ervaren zichzelf als stom en onaantrekkelijk, staan alleen, zijn niet agressief en plagen niet.

 

De kenmerken van de provocerende zondebokken, het minst in aantal, zijn: ze reageren actief en op provocerende wijze, wanneer men hen aanvalt, worden ze boos, vechten terug of proberen het ten minste, ze veroorzaken spanning en roepen irritatie op. Andere
aangetoonde gevolgen zijn: faalangst, diep wantrouwen, depressie, automutilatie, eetstoornissen, posttraumatische stressstoornis en overwegingen of pogingen tot zelfdoding.

De vijfsporenaanpak

Zoals gezegd zijn bij pesten vijf partijen te onderscheiden, om welke reden een vijfsporenaanpak van het probleem een logische lijkt te zijn. De aanpak bestaat uit de volgende activiteiten: mobiliseren van de zwijgende middengroep, hulp aan de pester, professionalisering van leerkrachten, professionalisering van ouders, en hulp aan het gepeste kind.

1. Mobiliseren van de zwijgende middengroep

De zwijgende middengroep kan worden gemobiliseerd door voor leerlingen van groepen 1-3 regels en pictogrammen (te gebruiken en aan leerlingen van groepen 4-8 en klassen 1-3 de opdracht te geven zelf regels te maken en ze elke week kort aan de orde te stellen (Pilotprojecten, nummer 4; 2006-2).

2. Hulp aan de pester

De hulp aan de pester lijkt mij, naast de hulp aan het gepeste kind, een mogelijke taak voor de counsellor. Het eerste probleem namelijk is dat leerkrachten het moeilijk vinden om een gesprek met de pester te hebben. En het tweede probleem is dat pesters over
een aantal kenmerken beschikken die, nadat ze zijn gesignaleerd (2000-6), het noodzakelijk maken hen professionele hulp te bieden. Het hierboven genoemde onderzoek van Olweus toonde namelijk voor pesters de volgende kenmerken aan: ze hebben een positieve houding ten opzichte van geweld, zijn impulsief, hebben een sterke behoefte om anderen te domineren, zijn fysiek sterk, maken structureel gebruik van lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld tegen leeftijdsgenoten, hebben weinig empathie (voor hun slachtoffers) en hebben een vier keer zo grote kans om in het criminele circuit te komen.

 

Hoewel dit allemaal redenen zijn om hen serieus te nemen, krijgen deze leerlingen tot nu toe weinig tot geen hulp en is de hulpverlening een totaal verkeerde weg ingeslagen door allerwegen cursussen voor gepeste kinderen te ontwikkelen om hen weerbaarder tegen de pesters te maken (Sovatrainingen, Mislukkingen en Kanjertraining). Dit is naar mijn mening een onjuiste oplossing van het probleem.

3. Professionaliseren van leerkrachten

De attituden van leerkrachten kunnen, evenals bij leerlingen, worden veranderd door hen op de hoogte te stellen van achtergrondinformatie over het probleem (cognitieve component), hen te laten ervaren wat het is om buitengesloten en gepest te worden (emotioneelaffectieve component) en in het beleidsplan van de school op het gebied van psychosociale veiligheid de verplichting op te nemen om, wanneer zij zien of vermoeden dat kinderen elkaar pesten, daar duidelijk stelling tegen te nemen (conatieve component). Dit houdt in dat in het beleidsplan van de school wordt aangegeven op welke wijze de leerkrachten zich de nodige kennis over het onderwerp eigen zullen maken en op welke manieren hun empathische vermogen wordt vergroot.

4. Professionaliseren van ouders

Er is inmiddels al veel informatie voorhanden. Binnen afzienbare tijd is er ook een gratis app verkrijgbaar met als titel ‘Adviezen voor ouders van gepeste kinderen, ouders van pesters en de ouders van de rest van de klas’. Tevens is het mogelijk om een aantal gratis
columns over pesten aan te vragen, die geplaatst kunnen worden in het blad van de ouders of op hun afgeschermde intranet, of om informatieve vragen van ouders van scholen via een afgeschermd intranet van de school te beantwoorden.

5. Hulp aan het gepeste kind

De hulp aan het gepeste kind tot slot is een punt van grote zorg. Ook deze leerling ontbeert, zoals gezegd, op dit moment nog professionele hulp. Over veel zogenaamde sociale vaardighedentrainingen die ook zeggen pesten op te lossen (Sovatrainingen, Kanjertraining) heb ik grote zorgen. In de eerste plaats vanwege het feit dat het sovatrainingen worden genoemd, wat het naar mijn mening niet zijn. In de tweede plaats omdat leerkrachten ten onrechte in de rol van therapeut worden geplaatst, terwijl ze daar absoluut geen (goede) opleiding voor hebben genoten. Liever zou ik hebben als daartoe opgeleide counsellors de professionele hulp aan gepeste leerlingen op zich zouden nemen. Het wiel in deze hoeft hierbij niet opnieuw te worden uitgevonden. We kunnen namelijk teruggrijpen op de in vergetelheid geraakte perfecte sociale vaardigheden training ‘Bang zijn voor andere kinderen’ van Ringrose en Nijenhuis (1986).

Ten slotte

Hoewel er nog geen systematisch onderzoek is gedaan naar de gevolgen van pesten, zijn we vanaf 1976 al op de hoogte van een groot aantal desastreuze gevolgen van pesten voor leerlingen. De slotvraag is dan op welke wijze het probleem moet worden aangepakt om dergelijke desastreuze gevolgen voor leerlingen voor nu en later – zoveel als mogelijk - te voorkomen.

 

Ik eindig met de drie eisen waarmee ik het artikel begon: een integrale aanpak in twee opzichten; een vijfsporenaanpak van het probleem, welke aanpak leidt tot attitudeverandering, om te concluderen dat ik voor de counsellor in dezen twee rollen zie weggelegd: in de eerste plaats het op professionele wijze begeleiden van notoire pesters en in de tweede plaats het op professionele begeleiden van gepeste kinderen.

Literatuur

• Beijk, J. (1986). Het geloof in de rechtvaardige wereld. Psychologie, 12, pp 18-21.
• Meer, B. van der, et al. (1990-2). Handleiding vertrouwensgroep kindermishandeling en seksueel misbruik. Schiedam: Segers, noot 13.
• Meer, B. van der (1992-5). De vragen die bij scholen leven over de aanpak van pesten. Inleiding voor de landelijke studiedag over pesten op 15 oktober 1992. Den Bosch: KPC.
• Meer, B. van der (1997-9). Pesten en kindermishandeling. PJG, 4, V.2.2-1/V 2.2-19.
• Meer, B. van der (2006-2). Brochure normen en waarden, een concrete aanpak. Rosmalen: E2V2, nummer 100 van www.pesten.net.
• Meer, B. van der (2000-6 en 2006-7). CD-Rom Signaleringsinstrument risicoleerlingen en brochure SIR, achtergrondinformatie en verantwoording. Rosmalen: E2V2, nummers 098 en 099 van www.pesten.net.
• Meer, B. van der (2012-3). Pesten, gevolgen en aanpak. O&A-boek 2012. Werktitel: Het Schoolkind.
• Olweus, D. (1987). Bully/victim problems among school children in Scandinavia. In: Myklebust, J.P., & Ommundsen, R. (Eds.). Psykologprofesjonen motar 2000. Oslo: Universitetsforlaget.
• Ringrose, H.J., & Nijenhuis, E.H. (1986). Bang zijn voor andere kinderen. Groningen: Wolters- Noordhoff.

 

Samenvatting

In het artikel wordt pesten gedefinieerd als systematisch geweld door een leerling of groep tegen een medeleerling die zich niet kan verdedigen. Het onderscheid met plagen ligt in de systematische aard en ongelijke machtsverhouding. De auteur stelt drie eisen aan de aanpak: integraal, structureel en resulterend in blijvende attitudeverandering. De vijfsporenaanpak betrekt vijf partijen: pester, gepeste, leerkracht, ouder en zwijgende middengroep. Psychologische mechanismen, zoals de samenzwering om te zwijgen, het omstanderdilemma en het schuld toekennen aan het slachtoffer, worden besproken. Het artikel pleit voor professionalisering van leerkrachten en ouders, mobilisatie van de zwijgende middengroep, hulp aan de pester, en benadrukt de noodzaak van professionele hulp voor het gepeste kind. De auteur ziet voor counsellors twee rollen: het begeleiden van notoire pesters en gepeste kinderen.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.