Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Gedragsproblemen in de klas

Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl  

Kerpel, A. (2014). Gedragsproblemen in de klas.
Geraadpleegd op 19-09-2024,
van https://wij-leren.nl/gedragsproblemen-in-de-klas.php
Geplaatst op 1 juni 2014
Gedragsproblemen in de klas

Kinderen met gedragsproblemen hebben het moeilijk. En hun leerkrachten ook. Hoe kun je een leerling met een gedragsprobleem of stoornis ondersteunen? Wat werkt, wat juist niet?  

Het boek Gedragsproblemen in de klas van Anton Horeweg staat vol met informatie en praktische tips over het omgaan met gedragsproblemen. Na een inleidend hoofdstuk over probleemgedrag, de rol van de leerkracht en preventieve maatregelen komen bekende en onbekende gedragsproblemen aan de orde. 

Gedragsproblemen: twee soorten

Gedragsproblemen kun je onderverdelen in externaliserend en internaliserend gedrag:
  • Externaliserend: Dit is gedrag waar de omgeving last van heeft. Bijvoorbeeld agressief gedrag. 
  • Internaliserend: Hier heeft het kind zelf vooral last van. Bijvoorbeeld faalangst.
Als leerkrachten denken aan gedragsproblemen, denken ze vooral aan externaliserend gedrag.

Preventief werken

Er zijn maatregelen die preventief werken bij gedragsproblemen. Om er een paar te noemen:
  • Zet allereerst in op de relatie met de leerlingen en bewaak de relatie tussen de leerlingen.
  • Sta bij de deur aan het begin van de les om de leerlingen te verwelkomen. Je kunt hieruit een hoop aflezen over hun stemming.
  • Zorg voor een duidelijke omgeving en voorspelbare lessen, zorg dat je goed te volgen bent.
  • Zorg voor een positieve groepssfeer en geef de groep verantwoordelijkheid.
  • Laat de kinderen succeservaringen opdoen en benoem die ook.
  • Heb hoge verwachtingen en spreek die ook uit. 
  • Behandel iedereen gelijkwaardig, maar niet gelijk.
  • Signaleer leerproblemen tijdig en pak ze aan, want als ze langdurig voorkomen kunnen er gedragsproblemen bij komen.
  • Wees je bewust van jouw leerkrachtgedrag: jouw handelen kan problemen voorkomen. 

Probleemgedrag aanpakken

Als er toch probleemgedrag is, maak dan gebruik van observatie-instrumenten om het gedrag zo objectief mogelijk in kaart te brengen. Die kunnen je beeld bijstellen. Zelf kun je het gevoel hebben dat een leerling altijd achterstevoren zit of door de klas roept, terwijl een objectieve observatie laat zien dat het in de praktijk minder is dan je denkt. Enkele observatie-instrumenten zijn: de tijdsteekproef, de basislijnobservatie en de ABC-analyse. 

ADHD

Na het hoofdstuk over probleemgedrag behandelt de auteur als eerste ADHD. Hij start met de maatschappelijke discussie over ADHD, de comorbiditeit en de signalering. Daarna komt de vraag aan bod: Wat kun je doen in de klas? Enkele tips:
  • Vertel wat je verwacht, benoem  gewenst gedrag.
  • Geef het kind de ruimte om een bewegen, beweeg ook veel met de hele klas.
  • Spreek samen een teken af, waarmee je het kind onopvallend kunt herinneren aan de afspraak.
  • Stel duidelijke grenzen, maar ‘zie’ niet alles. 
  • Help het kind structuur aanbrengen; maak stappenplannen en verdeel het werk in kleine stapjes. 
  • Zorg voor een rustige werkplek en leer het kind die plek op te ruimen voordat hij aan een nieuwe taak begint.
  • Maak steeds opnieuw afspraken voor vrije situaties, want ze vergeten de afspraken snel.
  • Gebruik de vrolijke, drukke kant zoveel mogelijk!

ADD

Over ADD is niet veel gepubliceerd. Waarom? Misschien omdat het een internaliserende stoornis is, waar de buitenwereld weinig last van heeft. Je moet goed observeren om ADD te ontdekken. Het kernprobleem is aandachtstekort. Signalen van ADD in de klas zijn: nooit op tijd klaar, spullen kwijtraken, chaotisch, dromerig, te laat komen en niet weten welke opdracht ze moeten maken.
 
Veel problemen bij kinderen met ADD komen door het beperkter functioneren van de executieve functies. Deze functies sturen de cognitieve functies aan. De executieve functies regelen bijvoorbeeld het starten met een taak en het richten en vasthouden van de aandacht.
 
Enkele tips voor het omgaan met ADD in de klas:
  • Geef veel interactieve instructie. Meedoen gaat beter dan alleen luisteren.
  • Help kinderen met ADD altijd op gang. Bemoedig veel, op een positieve manier. 
  • Bedenk dat het niet afhebben van het werk voor het kind net zo frustrerend is als voor jou. Het is onvermogen, geen onwil. 
  • Verminder de hoeveelheid werk, zodat het kind ook succeservaringen opdoet. 
  • Help het kind structuur aanbrengen; maak stappenplannen en verdeel het werk in kleine stapjes. 
  • Laat de leerling geen bordlessen overschrijven, dit is vaak een te grote opgave. Geef het de aantekeningen van een medeleerling. 
  • Houd het kind in de gaten in sociale situaties en met gym.

Autisme

De zwakke kanten van autisme zijn aardig bekend. Maar … is er genoeg oog voor de sterke kanten? Anton Horeweg noemt een hele lijst met sterke kanten. Om er een paar te noemen:
  • Doordat veel kinderen met autisme beelddenkers zijn, kunnen ze soms oplossingen zien die je zelf niet ziet. 
  • Ze zijn vaak goed in analytisch en deductief denken. 
  • Ze kunnen vaak goed schematische weergaven lezen en systematiseren.
  • Ze hebben een scherp oog voor details.
  • Ze kunnen heel nauwkeurig werken.

Auti-communicatie

In het communiceren met deze kinderen zijn er een aantal basisregels:
  • Communiceer positief.
  • Gebruik geen vage open vragen.
  • Let op je mimiek en je lichaamstaal.
  • Beperk je woordenvloed.
  • Geef duidelijke opdrachten. Gebruik hierbij het ‘Geef me de vijf®’principe: Wat, wanneer, met wie, waar en hoe.
  • Geef bedenktijd, zodat de boodschap kan landen.
  • Trek de aandacht van het kind als je wat wilt zeggen.
  • Gebruik geen beeldspraak. Als je het wel doet, leg het dan uit.
  • Wees concreet.
Enkele algemene tips voor in de klas:
  • Visualiseer: gebruik schema’s, plaatjes en stappenplannen. 
  • Maak bij leertaken duidelijk wat hoofd- en bijzaken zijn.
  • Geef het kind een time-out plek waar het zich kan terugtrekken. 

ODD / CD

De stoornissen ODD/CD zijn vaak erg zwaar voor de omgeving. Over het algemeen zijn de gedragingen bij CD meer grensoverschrijdend dan bij ODD. Wat zijn het precies voor stoornissen?
ODD staat voor Oppositional Defiant Disorder. In het Nederlands: Oppositioneel Opstandige Gedragsstoornis. 
 
De belangrijkste kenmerken van ODD:
  • Dwars en uitdagend gedrag.
  • Heftig emotioneel gedrag.
  • Wraakzuchtig gedrag.
ODD is aangeboren, maar het kan verergeren door de risicofactoren in het kind en in de omstandigheden. 
 
CD staat voor Conduct Disorder. In het Nederlands: Gedragsstoornis.
 
Kenmerken van CD:
  • Agressie tegen mens en dier.
  • Eigendommen van anderen schenden.
  • Onbetrouwbaar gedrag of diefstal.
  • Ernstige overtreding van regels.
Wat kun je doen in de klas?
  • Zet allereerst in op de relatie, hoe moeilijk dat ook is.
  • Geef veel complimenten. Ook dit kan erg lastig zijn...
  • Stel duidelijke, reëel grenzen.
  • Als het kind iets moet, geef het dan – zo mogelijk – keuze uit twee alternatieven.
  • Bij overtreding: Zet het kind dan op de time-outplek zonder er veel woorden aan vuil te maken. Leg de situatie kort en zakelijk uit en ga niet in discussie. 
  • Zorg dat het kind aan het werk is.
  • Geef duidelijke boodschappen en gebruik geen sarcasme.
  • Leer het kind weg te lopen uit conflictsituaties en laat de groep meehelpen door niet te reageren als een conflict ontstaat.
  • Probeer triggers te voorzien. Triggers zijn situaties die een bepaalde reactie uitlokken. Voorbeelden: hinder van anderen, stress, nieuwe situaties, pesten en uitdagen.
  • Houd het kind wel verantwoordelijk voor zijn daden: schade maken betekent schade herstellen.

DCD

DCD staat voor Developmental Coördination Disorder. Het is beter bekend als dyspraxie. Het komt voor bij ongeveer 2 tot 5% van de kinderen. Kinderen met DCD hebben problemen met de motoriek en met de ruimtelijk oriëntatie. Dit zorgt voor problemen bij rekenen, lezen, schrijven, spelling, topografie en gym.

Hechtingsproblemen

Een kind kan hechtingsproblemen krijgen als de ouders niet sensitief en responsief reageren op de behoeften van hun kind. Sensitief en responsief wil zeggen: ouders zien wat het kind nodig heeft en ze reageren daar adequaat op. 
 
Er zijn een aantal gedragspatronen die kinderen met hechtingsproblemen kunnen laten zien:
  • Klamperig-eisend gedrag. Het kind klampt zich vast aan de leerkracht. 
  • Rebellie. Het kind doet stoer en brutaal en wantrouwt anderen.
  • De meegaande robot. Het kind is beleefd. Het kind toont weinig emoties.
  • Onverschillig-koel. Het kind zoekt het vooral in materiele zaken, in plaats van in relaties. 
  • Superster. Het kind kan erg succesvol zijn. Hij/zij stort zich op het werk. Vaak gaat dit samen met perfectionisme.
  • Parentificatie. Het kind wil ouders beschermen en wil dat zij geen zorgen hebben. 
Kinderen met hechtingsproblemen hebben in hun leven ondervonden dat volwassenen niet altijd te vertrouwen zijn. Daarom vragen zij zich af: Is de leerkracht te vertrouwen? Dat gaan ze testen. Voor jou als leerkracht geldt: wees betrouwbaar tot in het uiterste!
 
Enkele tips:
  • Laat het kind zich veilig, welkom en gezien voelen.
  • Geef veel positieve feedback, aanmoediging en succeservaringen.
  • Zorg voor structuur en wees voorspelbaar. 
  • Zorg dat jij de baas bent.
  • Wees alert op het uitspelen tussen thuis en school, ouders en leerkrachten.

Syndroom van Gilles de la Tourette

De kernsymptomen zijn:
  • Motorische tics, ongecontroleerde bewegingen. Enkele seconden, of zelfs tien minuten.
  • Vocale tics, ongecontroleerde geluidjes. Keelschrapen, piepen, klakken.
  • Cognitieve tics, terugkerende gedachten of beelden.
  • Sensorische tics, een onaangename sensatie die pas weggaat als je toegeeft aan de tic.
Gilles de la Tourette heeft gevolgen voor de concentratie, de informatieverwerking, gevoeligheid voor externe prikkels, gestructureerd werken en plannen, het zelfvertrouwen en het zelfbeeld. 
 
Enkele tips:
  • Leg aan de groep uit wat Gilles de la Tourette inhoudt, na overleg met het kind en de ouders.
  • Probeer zo min mogelijk aandacht te schenken aan de tics.
  • Eis niet dat het kind de tics onderdrukt, want tics nemen juist toe bij stress of bij pogingen om ze te onderdrukken.
  • Zorg voor een plek waar het kind zich kan ontladen.

NLD

NLD staat voor non-verbale leerstoornis. Kinderen met NLD kunnen auditieve informatie veel beter verwerken dan visuele of tactiele informatie. Ze hebben dus problemen met het waarnemen en uitvoeren van taken. Ook begrijpen ze sociale interacties niet zo goed. Ze hebben vaak moeite met vakken zoals rekenen, topografie, begrijpend lezen en schrijven. Ze hebben vaak een gebrekkig ruimtelijk inzicht. Kinderen met NLD worden vaak niet herkend, omdat ze verbaal sterk zijn. 
 
Enkele tips: 
  • Leg veel mondeling uit, want deze kinderen leren auditief. 
  • Let op dat je deze leerlingen niet overschat. Ze kunnen goed praten, maar dat wil niet zeggen dat ze alles begrijpen. 
  • Beperk de schrijftaken.
  • Gebruik stappenplannen om het werk te ordenen.
  • Geef meer tijd bij toetsen en neem ze eventueel mondeling af. 

Angststoornissen en depressie

Angststoornissen uiten zich op drie gebieden:
  • Fysiologisch, zoals buikpijn, hoofdpijn, zweten en gespannen zijn.
  • Cognitief, zoals veel piekeren en nare gedachten.
  • Gedragsmatig, zoals vastklampen, vermijden, huilen of geïrriteerd gedrag. 
In dit hoofdstuk komen ook selectief mutisme, gegeneraliseerde angststoornis, separatieangst, OCD en PTSS aan de orde.
 
Kinderen met een depressie kunnen verschillende soorten gedrag vertonen:
  • Vertraagd gedrag: ze bewegen, reageren en praten langzamer.
  • Versneld gedrag: ze laten rusteloos en geagiteerd gedrag zien en zijn steeds in beweging.
  • Regressief gedrag: ze laten gedrag uit een eerdere ontwikkelingsfase zien, zoals duimzuigen.
Tips voor in de klas:
  • Zorg allereerst voor een veilige sfeer van vertrouwen.
  • Werk aan het zelfvertrouwen.
  • Blijf het kind bij de groep betrekken.
  • Als het kind over zelfdoding praat, wees dan erg alert en licht de ouders in.

Agressie

Er zijn twee soorten agressie: reactieve agressie en proactieve agressie. Reactieve agressie komt voor uit onmacht, proactieve agressie is berekenend gedrag.
 
Agressief gedrag verloopt volgens een bepaald patroon. Soms komt het voor je gevoel uit de lucht vallen, maar er zijn al signalen geweest die je waarschijnlijk gemist hebt. Het is goed om de fasen te kennen, want dan kun je agressief gedrag proberen te voorkomen.  De fasen zijn:
  • Voorafgaande fase. Het kind vertoont al fysiologische tekenen, zoals gespannen spieren, bleek worden, snellere ademhaling en het verwijden van de pupillen.
  • Aanzetfase. Het kind gedraagt zich al iets anders dan normaal.
  • Escalatiefase. Het kind is niet meer voor rede vatbaar.
  • Crisisfase. Het kind kan niet meer helder nadenken en verliest de controle over zijn agressieve impulsen. 
  • Herstelfase. Het kind kalmeert en keert terug naar zijn normale gedragspatroon, maar het kan meer dan een uur duren voordat het kind echt rustig is.
  • Postcrisis of depressiefase. Het kind kan weer helder nadenken, is mentaal en fysiek uitgeput. Het kind beseft wat er gebeurd is. Waarschijnlijk heeft het kind last van spijt en schaamte, al laat hij/zij dat niet merken.
Tips:
  • Tolereer agressie niet.
  • Herken de fases in de agressiecurve. 
  • Bekijk je leerkrachtgedrag kritisch.
  • Bekijk de onderwijsleersituatie, of het kind misschien daardoor gefrustreerd raakt.

Faalangst

Positieve faalangst doet je beter presteren, maar negatieve faalangst kan je juist in de weg zitten om te presteren. Negatieve faalangst kan voorkomen op cognitief, sociaal of motorisch gebied. Cognitieve faalangst kan twee reacties uitlokken: of het kind gaat keihard werken voor een goed cijfer, of het kind doet juist niets meer. 
 
Kinderen met faalangst denken dat anderen hen alleen de moeite vinden bij goede prestaties. Ze schrijven succes vaak toe aan toeval, en mislukkingen aan eigen falen.
 
Tips voor in de klas:
  • Laat merken dat fouten maken mag.
  • Probeer te zorgen dat ze reëel eisen stellen aan zichzelf. 
  • Praat over faalangst, dan merken kinderen dat zij niet alleen staan daarin. 
  • Neem de tijdsdruk weg bij toetsen.
  • Geef alleen een klassikale beurt als je zeker weet dat het antwoord goed zal zijn.
  • Geef geen beurt voor het bord, maar laat ze vanaf hun plek het antwoord vertellen.

Pestgedrag

Er zijn verschillende vormen van pesten. Meestal wordt een kind op meerdere manieren gepest:
  • Verbaal pesten: onaardig, gemeen, schelden.
  • Relationeel pesten: uitsluiten, negeren, zwartmaken, roddelen.
  • Fysiek pesten: duwen, schoppen, slaan.
  • Materieel pesten: spullen afpakken, verstoppen of beschadigen.
  • Mentaal pesten: bedreigen en chanteren.
Tips om pesten te voorkomen:
  • Probeer pesten te voorkomen door te sturen in het groepsvormingsproces, door samenwerkingsvormen te gebruiken en door preventief erover te praten.
  • Niemand in school mag pesten tolereren en elk volwassen personeelslid moet direct ingrijpen bij pestgedrag. Dus groepsoverstijgend en schoolbreed. 
  • Wees alert op pestplekken: onoverzichtelijke hoekjes van het plein, de toiletten en de kleedkamers.
Enkele tips als er pestgedrag is:
  • Leg de groep uit dat pesten kan stoppen als ze gezamenlijk optreden.
  • Leg het pestproces en de rollen uit.
  • Prijs kinderen die opkomen voor de gepeste om hun moed.
  • Zeg dat ze pesten altijd moeten melden bij jou, dat dit geen klikken is.

Executieve functies

De executieve functies horen bij het denkvermogen. Het is een verzamelnaam voor denkprocessen (functies) in het brein die belangrijk zijn voor het denken (cognitie) en het uitvoeren (executie) van sociaal, efficiënt en doelgericht gedrag. De executieve functies worden vaak ingedeeld in clusters:
  • Cluster 1. Plannen, organiseren, prioriteiten stellen en opstarten.
  • Cluster 2. Aandacht richten, vasthouden en wisselen.
  • Cluster 3. Aandacht volhouden, inspanning, verwerkingssnelheid.
  • Cluster 4. Emoties reguleren.
  • Cluster 5. Werkgeheugen.
  • Cluster 6. Zelfregulatie. 
De executieve functies spelen een belangrijke rol in het functioneren van het kind. De school kan een belangrijke bijdrage leveren door deze vaardigheden met kinderen te oefenen. 
 
Het boek Gedragsproblemen in de klas sluit af met een indrukwekkende literatuurlijst. 

Recensie 

Het aantal leerlingen met gedragsproblemen in het reguliere onderwijs zal naar verwachting sterk toenemen na de invoering van de Wet Passend Onderwijs. Is elke leerkracht daarvoor toegerust? Dit praktische handboek is een geschikt hulpmiddel daarvoor. Bij elk gedragsprobleem staan handige tips, die direct toepasbaar zijn in de klas. Het boek is goed toegankelijk en leest prettig. Het geeft een goed overzicht van wat nodig is om te weten van gedragsproblemen. Dit boek is een must read voor leerkrachten en PABO-studenten.

Bestellen

N.a.v. Gedragsproblemen in de klas, Anton Horeweg, 272 blz., Uitgeverij LannooCampus, ISBN 978 94 014 321 84, € 29, 99.
 

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Bestellen

Het boek Gedragsproblemen in de klas is te bestellen via:

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.