Het ene gedragsprobleem is het andere niet
Kees van Overveld
Gedragsdeskundige; eigenaar bij Trainingsbureau voor het onderwijs
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/passend-onderwijs-gedragsproblemen.php
Passend onderwijs en gedrag
Per augustus 2014 is de wet Passend Onderwijs van kracht. Scholen moeten vanaf dat moment differentiëren in de ondersteuning die ze aan leerlingen gaan bieden: wordt het basisondersteuning of is juist extra ondersteuning passender? En hoe zit dat eigenlijk met leerlingen die opvallen vanwege externaliserend probleemgedrag?
Veel docenten beschouwen externaliserende gedragsproblemen van leerlingen (agressie, verzet, brutaliteiten, regelovertredend gedrag) als een vervelende onderbreking van hun les. Het problematische gedrag dient zo snel mogelijk te eindigen. Over het algemeen reageren docenten met slechts een minimum aantal strategieën op een grote diversiteit aan gedragingen.
Binnen passend onderwijs worden docenten geacht in te spelen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Dat betekent dat bij gedragsproblemen de aanpak moet variëren: lichte problemen vragen om een lichte aanpak, ernstige problemen vragen om zwaardere maatregelen.
Maar hoe bepaal je of gedragsproblemen licht of zwaar zijn? Is gedrag niet vooral afhankelijk van de subjectieve ervaring van een docent? Zeker. Toch is het mogelijk om een meer objectief onderscheid te maken (Zie tabel 1).
Tabel 1: Gedragsproblemen: licht of zwaar
Lichte problemen | Zware problemen | |
Duur | De problemen zijn er sinds kort (enkele dagen/weken). | De problemen spelen al langere tijd (maanden). |
Frequentie | De problemen doen zich niet al te vaak voor. Er zit geen continuïteit in het vertonen van het gedrag. Desalniettemin is het gedrag storend. | Er is een aanhoudende reeks van storende gedragsuitingen. |
Intensiteit | De intensiteit van de problemen is over het algemeen laag. Een enkele keer is er sprake van escalatie van gedrag. | De problemen zijn intens en gaan gepaard met veel emotie bij de leerling en de omgeving. |
Situatie | Het probleemgedrag wordt meestal in één situatie getoond (bijvoorbeeld op de gang of tijdens de mentorles). | De problemen komen in meerdere situaties voor. |
Stapeling | Het probleemgedrag is beperkt in omvang. | Er is sprake van stapeling van verschillende soorten probleemgedrag. |
Gevolgen | De hinder voor de leerling en/of omgeving is beperkt. | De hinder voor de docent en de klasgenoten is groot. De leerling kan zelf ook onder het probleemgedrag lijden. |
Prognose | De verwachting is dat de problemen lichte ondersteuning behoeven. | De verwachting is dat de problemen intensieve ondersteuning behoeven. |
In gesprekken over leerlingen zou aan de hand van tabel 1 kunnen worden bepaald hoe het leerlinggedrag door de docent(en) wordt ervaren. Indien nodig kan er aanvullend (diagnostische) informatie worden verzameld om de vermoedens bevestigd te krijgen.
Licht probleemgedrag vraagt om basisondersteuning
Licht probleemgedrag is vaak terug te voeren op een zwak (pedagogisch) schoolbeleid. Voordat er naar een leerling wordt gewezen, is het goed om je als school het volgende af te vragen:
• Is het onderwijs wellicht te makkelijk, te moeilijk of te saai?
• Is het klassenmanagement in orde? (Waaronder duidelijke regels en gedragsverwachtingen).
• Heeft de docent een gezonde pedagogische relatie opgebouwd met deze leerling?
• Wordt er in klassen planmatig aandacht besteed aan groepsvormende activiteiten?
• Wordt er door het jaar heen gewerkt aan de sociaal-emotionele competenties van alle leerlingen?
• Is er een preventiebeleid ten aanzien van pesten?
Pas nadat is vastgesteld dat er maximale inspanning is verricht om een veilig, sociaal klimaat te creëren, wordt nagedacht over specifieke maatregelen. Die maatregelen bestaan uit een interventie voor de leerling of het toepassen van gedragsstrategieën door de docent.
Die gedragsstrategieën verwijzen naar een arsenaal aan docentvaardigheden die ieder teamlid zou moeten kunnen toepassen. Zie voor een voorbeeld bijgaand kader:
Leerlingen die niet meewerken en de grens opzoeken
Bron: ‘Groepsplan Gedrag in het voortgezet onderwijs. Planmatig werken aan passend onderwijs’. |
Zwaar probleemgedrag vraagt om extra ondersteuning
Als is vastgesteld dat het probleemgedrag tamelijk ernstig is, voldoen de interventies en strategieën vanuit de basisondersteuning meestal niet meer. Er wordt dan gekeken naar andersoortige maatregelen die zijn toegesneden op de gedragsproblematiek. Deze extra ondersteuning wordt gegeven door of in samenspraak met de zorgcoördinator. Eventueel wordt er expertise van buiten de school naar binnen gehaald.
Een gedragsstrategie die bijvoorbeeld bij agressie kan worden toegepast, is ontmijnen. Ontmijnen is een onverwachte, verrassende reactie die je geeft direct na de agressieve actie van de leerling. Ontmijnen haalt de angel uit het conflict en voorkomt het ontstaan of voortduren van een machtsstrijd. Voorbeeld: Je interpreteert het gedrag bewust anders dan het bedoeld is. ‘Ook een appeltje?’ – de docent gooit een leerling die dreigt met een mes, een appel toe. ‘Lekker joh, dit zijn Jonagolds’.
Gelaagde ondersteuningsstructuur
In het kader van passend onderwijs zullen scholen voor voortgezet onderwijs bij zichzelf te rade moeten gaan hoe de ondersteuning op de eigen school is geregeld. Vanuit de (internationale) literatuur wordt er steeds vaker op gewezen dat gedragsproblemen vooral voorkómen moeten worden. De nadruk dient te liggen op preventie en niet op curatie. De uitdaging voor zorgcoördinatoren is een gelaagde ondersteuningsstructuur op te zetten:
• Een basisaanpak die gericht is op alle leerlingen (basisondersteuning I)
• Een lichte aanpak voor kwetsbare leerlingen en licht probleemgedrag (basisondersteuning II)
• Een intensieve aanpak voor ernstig probleemgedrag (extra ondersteuning).
Vanuit zo’n gelaagd preventiemodel zal het de school lukken om daadwerkelijk in te spelen op de verschillen in gedrag tussen leerlingen.
Samenvatting
Sinds augustus 2014 vereist de wet Passend Onderwijs dat scholen ondersteuning differentiëren voor leerlingen, variërend van basis- tot extra ondersteuning. Externaliserende gedragsproblemen zoals agressie en brutaliteit worden vaak als storend ervaren door docenten, die meestal beperkte strategieën toepassen. Passend onderwijs vraagt om gedifferentieerde aanpakken: lichte problemen vragen om basismaatregelen, terwijl ernstige problemen intensieve interventies vereisen. Objectieve criteria zoals duur, frequentie en intensiteit helpen bepalen hoe ernstig het gedrag is. Licht probleemgedrag kan voortkomen uit zwak schoolbeleid en vraagt om reflectie op onderwijsinhoud, klassenmanagement en pedagogische relaties. Ernstig probleemgedrag vereist extra ondersteuning, vaak in samenwerking met zorgcoördinatoren en externe experts. Gedragsstrategieën, zoals het kalm en respectvol benaderen van leerlingen, zijn essentieel. Scholen moeten een gelaagde ondersteuningsstructuur opzetten, met preventie als focus, om effectief om te gaan met diverse gedragsproblemen en zo een veilig en sociaal klimaat te creëren.
Dit artikel is eerder verschenen in het onderwijskundige tijdschrift 'Bij de les'.