Diagnose ADHD: Schoenmaker blijf bij je leest!
Willem de Jong
Auteur, voorlichter en trainer bij Gedrag.nu
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/adhd-misdiagnose.php
Het is verrassend hoeveel mensen een mening hebben over ADHD en de daarbij behorende behandeling, waaronder medicatie.
- Heeft Nederland naast 16 miljoen bondscoaches ook 16 miljoen ADHD-deskundigen?
- Is er sprake van over-, onder- of misdiagnoses?
- Adviseert het onderwijs de ouders van een beweeglijk, impulsief kind te snel in de richting van onderzoek, behandeling en medicatie?
In dit artikel kijken we hoe het onderwijs een constructieve bijdrage kan leveren aan het diagnostisch proces en in het specifiek welke rol de remedial teacher daarin kan spelen.
Diagnose ADHD
Het diagnosticeren van ADHD is voorbehouden aan:
- psychiaters;
- gespecialiseerde (kinder)artsen;
- BIG-geregistreerde gedragswetenschappers.
Het lastige in de discussie over ‘onder- over- en misdiagnoses’ is dat de deskundigen op een aantal terreinen van mening verschillen:
- neem de behandeling;
- het gebruik van medicatie;
- nieuwe behandelmethoden;
- diagnostiek.
Daarnaast spelen er de opvattingen en (voor)oordelen van de ‘overige’ deskundigen. Zie hier een paar voorbeelden:
- opvoedprobleem;
- geen orde kunnen houden in het onderwijs;
- de eigenheid van het kind wordt ontkend.
Andere deskundigen menen dat de ‘verjuffing’ van het onderwijs een rol speelt. ADHD komt immers vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Er zou geen begrip zijn voor het onderzoekende, fysieke jongensgedrag bij de leerkrachten.
Zolang het niet mogelijk is om op grote schaal en met technische middelen (bloedtest, scan) objectief vast te stellen of er sprake is van ADHD, zal er sprake zijn van:
- verschil in inzicht;
- van misverstanden;
- verwijten;
- wantrouwen.
Comorbiditeit en overlap
De praktijk is weerbarstig, want in veel gevallen gaat ADHD ook nog eens gepaard met andere stoornissen zoals:
- dyslexie;
- dyscalculie;
- angst;
- depressie;
- PDD-NOS;
- ODD.
Daarnaast is er een aantal andere aandoeningen waarbij soortgelijke symptomen voorkomen als bij ADHD. Dit zijn:
- post traumatische stress stoornis;
- hypoglycemie (lage bloedsuiker);
- een bipolaire stoornis.
Kijken we naar de aandachtstekortvariant ADD, dan heeft deze een overlap met de symptomen:
- chronische vermoeidheid;
- niet ontdekte hoogbegaafdheid;
- schildklierafwijkingen.
Dit alles maakt het diagnostisch proces vaak complex.
Misdiagnose
Van der Kolk e.a. (2009) pleiten voor opname van de ‘ontwikkelingstraumastoornis’ in de DSM-5, omdat ze in hun praktijk getraumatiseerde kinderen en jeugdigen zien, die met de criteria van de DSM IV nergens in te passen zijn. Het gevolg is dat ze geen diagnose krijgen, of een niet passende zoals bijvoorbeeld ADHD, inclusief de medicamenteuze therapie.
Uit onderzoek van Elder (2010) komt naar voren, dat in de Verenigde Staten een grote groep kleuters in de leeftijd van 5 tot 6 jaar ten onrechte de diagnose ADHD krijgt, omdat ze tot de jongsten in hun klas behoren en daardoor ook jonger emotioneel- en intellectueel gedrag laten zien.
In hun gedrag zien leerkrachten, die dit gedrag vergelijken met oudere klasgenoten, als symptomen van ADHD en rapporteren dit als zodanig. Alhoewel leerkrachten geen diagnose stellen, weegt hun bijdrage in het diagnostisch proces vaak zwaar.
Overdiagnose?
‘Anders dan het publiek en de media willen geloven, zijn er geen aanwijzingen voor de conclusie dat ADHD systematisch wordt overgediagnosticeerd’. (Sciutto, 2007)
Jan Buitelaar, hoogleraar psychiatrie in Nijmegen en deskundige op dit gebied, deelt echter de mening van minister Veldhijzen van Zanten-Hyllner dat er van overbehandeling geen sprake is. ADHD is een veel voorkomende aandoening, aldus Buitelaar in het tijschrift Psy van december 2010.
‘Een minderheid van de patiënten wordt er nu voor behandeld. Wat we nu zien als stijging is onder andere een inhaalgroei als gevolg van onderbehandeling in het verleden.’
Prof. dr. van der Gaag, hoogleraar klinische kinder- & jeugdpsychiatrie in Nijmegen benadrukte bij de opening van het NVVP Jaarcongres op 30 maart 2011 nog eens dat ADHD geen modegril is, maar een diagnose die meer dan eeuw oud is.
‘Patiënten met ADHD hebben het in onze maatschappij steeds moeilijker vanwege de steeds hogere eisen die gesteld worden aan het individu en aan het flexibel omgaan met onduidelijke structuren’.
Prof. dr. Micha de Winter, hoogleraar Pedagogiek aan de Universiteit Utrecht, verwijt de zorgteams op scholen dat ze grote producenten van labels zijn. Hij zei dit in het juninummer van Tribune, het nieuwsblad van de SP.
‘Het lijkt wel een industrie die zijn eigen vraag genereert’.
Onderdiagnose
Leerlingen met ADD (de aandachtstekortvariant) zijn lange tijd slecht onderkend. Zij vallen meestal niet op door impulsief of hyperactief gedrag, maar:
- haken af;
- gaan onderpresteren;
- maken zich onzichtbaar.
Bij deze leerlingen ontwikkelen zich vaak depressieve en angstklachten. Pas de laatste tien jaar is er nadrukkelijker aandacht voor deze groep. Ook is er zeker sprake van onderdiagnose bij volwassenen. Tot voor tien jaar geleden werd er vanuit gegaan, dat ADHD een kinder- en jeugdprobleem was en dat ADHD zou uitdoven in de volwassenheid.
ADHD blijkt echter chronisch te zijn.
Multidisciplinaire richtlijnen ADHD (2005)
‘Op de scholen is er over het algemeen onvoldoende kennis over ADHD. Om de diagnose en behandeling van kinderen met ADHD te verbeteren, is
- een goede communicatie tussen scholen, kinderartsen of jeugd-GGZ noodzakelijk en
- ook een betere training voor deze groepen (Haile, 1999).
De ervaring is dat leerkrachten slecht naar de ouders luisteren wanneer die hun vermoedens uitspreken over het gedrag en de problemen van hun kind. Leerkrachten weten vaak niet goed hoe ze om moeten gaan met kinderen met ADHD.
Ook de overdracht tussen docenten onderling is slecht. Ouders hebben het gevoel zelf achter alles aan te moeten zitten. In de communicatie met school is het van belang de lijnen kort te houden. De ouders pleiten voor uitwisselings-bijeenkomsten waaraan ouders, leerkrachten en hulpverleners deelnemen en van elkaars ervaringen willen leren. Dat bevordert het wederzijdse begrip en de ondersteuning.
Er zijn positieve ervaringen met huisbezoek door de leerkracht; daarmee wordt meer begrip over en weer bereikt.’ (Trimbos, 2005)
Anno 2011 wordt door het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) gewerkt aan een richtlijn die uniforme handvatten moet bieden voor:
- pedagogische interventies;
- ondersteuning van de ouders;
- de nazorg voor kinderen met ADHD.
Het mag op zijn minst vreemd zijn dat in de werkgroep het onderwijs niet vertegenwoordigd is!
Gezien de kritiek in het voorgaande citaat lijkt het verstandig dat er zo spoedig mogelijk een onderwijsvertegenwoordiging in de werkgroep komt. Bijvoorbeeld vanuit de Landelijke Beroepsvereniging Remedial Teachers of Ambulant Begeleiders.
In de richtlijnen van 2005 wordt zeer nadrukkelijk gewezen op het belang van onder andere psycho-educatie aan leerkrachten op het gebied van ADHD.
Bijdrage rt’ers aan de diagnostiek
Het is belangrijk dat de rt’er samen met andere zorgfunctionarissen binnen onderwijsteams een rol speelt in het up-to-date houden van het team op het gebied van ontwikkelingen in de kinder- en jeugdpsychiatrie, pedagogiek en andere relevante publicaties voor de onderwijswerkvloer.
Daarmee wordt een goed fundament gebouwd voor het professioneel omgaan met het uitdagende gedrag van leerlingen. Leerkrachten worden zich daardoor ook bewust van het feit dat de beoordeling van gedrag context- en cultuurafhankelijk is. En ook dat uitspraken over vermoedens van bijvoorbeeld ADHD bij een leerling vergaande consequenties kunnen hebben.
Gedrag is meer dan je ziet!
Om een gedegen en constructieve bijdrage te kunnen leveren aan het diagnostisch proces moeten leerkrachten het gedrag van hun leerlingen professioneel observeren en analyseren.
Dat is een forse klus:
- observeren tijdens de rekenles;
- de handvaardigheidsles;
- de gymles;
- in de vrije momenten;
- op het schoolplein;
- in de samenwerking met medeleerlingen;
- op spannende momenten als een spreekbeurt;
- de voorbereiding op de musical;
- op kamp.
Vervolgens is de vraag: welke facetten spelen bij het geobserveerde gedrag een rol?
- Karakter.
- Intelligentie.
- Leerproblemen.
- Ziekte.
- Uiterlijk.
- Populariteit.
- Zelfbeeld.
- Schaamte.
Welke factoren binnen het gezin spelen een rol?
- Recente scheiding.
- Het overlijden van een broertje of zus.
- Verwaarlozing.
- Verwennen.
- Stress.
- Armoede.
- Cultuur.
- Psychische problematiek bij één van de ouders.
- Parentificatie.
Ook de leerkracht zelf en de school spelen hun rol in het gedrag.
- Hoe veilig is de school en de leerkracht?
- Is er sprake van pesterijen?
- Hoe gaat de leerkracht om met probleemgedrag?
- Is er sprake van kleineren of vernedering?
Ook de ruimere omgeving speelt een rol zoals:
- in welke buurt groeit het kind op;
- is er sprake van samenhang;
- sociale cohesie of niet;
- hoe groot is de invloed van de peergroup;
- welke invloed heeft de media (mobieltje, twitter, sms, tv, video games)? (de Jong, 2010)
Psychodiagnostisch onderzoek onvoldoende
Het onderwijs, en specifiek de rt’er, kan een zeer waardevolle bijdrage leveren aan het diagnostisch proces. Deze bijdrage is onontbeerlijk voor de diagnosticus. Deze moet zich namelijk ‘breed’ oriënteren en zowel het kind, het gezin als de school in ogenschouw nemen.
Een psychodiagnostisch onderzoek alleen is niet voldoende. (Kaldenbach, 2010) De rt'er kan in dit proces de rol van bewaker op zich nemen. Het bewaken van de zorgvuldigheid, professionaliteit en integriteit. De rt’er moet daarbij alert zijn op ruis in de communicatie binnen de school en tussen de school en de ouders.
De rt’er die er tevens voor zorgt dat de leerkracht ‘bij zijn leest blijft’, een gedegen bijdrage levert aan het proces, maar vooral niet diagnosticeert.
Literatuur
- Delft, S. van (20 december 2010) Staatssecretaris: Van overdiagnose adhd is geen sprake. verkregen op 5 juni 2011, via http://www.psy.nl
- Elder, Todd E. The Importance of Relative Standards in ADHD Diagnoses: Evidence Based on Exact Birth Dates. Michigan State University, East Lansing, May 2010.
- Gaag, R.J. van der. Openingstoespraak 39ste NVVP Voorjaarscongres. Amsterdam, 30 maart 2011.
- Haile, M. (1999). Pediatricians’ preferences for information from school psychologists in diagnosing and treating children with attention deficit / hyperactivity disorder. Dissertation-Abstracts- International - Section B: The Sciences and Engineering, 60 (6B), 2930.
- Jong, W. de. Gedrag is meer dan je ziet. Wat iedere leerkracht moet weten over gedragsprobemen en –stoornissen. Uitgeverij Pica, 2010
- Jong, W. de. Angst en Depressie. Over angsten, depressies en aanverwante problematiek bij kinderen en jongeren. Een leidraad voor ouders en leerkrachten. Uitgeverij Pica, 2009.
- Kaldenbach, Y. Neuropsychologische Diagnostiek is onnodig om ADHD te classificeren! Kind en Adolescent Praktijk, NR 1, april 2010, 28-32
- Kolk, Bessel A. van der e.a. Proposal to include a developmental trauma disorder diagnosis for children and adolescents in DSM-5. February 1, 2009.
- Marijnissen, J. Interview met: Prof. Dr. M. de Winter. Verbeter de wereld begin bij de opvoeding. Tribune, Jaargang 47, nr. 6, juni 2011, 7 -11.
- Multidisciplinaire richtlijn ADHD. Richtlijn voor diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen en jeugdigen 2005. Trimbos Instituut, 2005.
- Sciutto, Mark J. Evaluating the Evidence For and Against the Overdiagnosis of ADHD. Journal of Attention Disorders. 2007; 11(2) 106-113
- Verslag van een ronde tafelgesprek over ADHD.