Hechtingsstoornissen
Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/hechtingsstoornissen-hechting.php
Hechting: uitleg en tips
Hechting is het aangaan van een speciale relatie met de persoon die het kind meestal verzorgt. De hechting is nodig om te ontwikkelen tot een emotioneel gezonde volwassene. Want de hechtingsrelatie dient als model voor de relaties die het kind in zijn verdere leven aangaat. Na een introductie in de hechtingstheorie volgt een beschrijving van de drie vormen van onveilige hechting. Er worden tips voor de leerkrachten gegeven en aan het einde van dit artikel staan boekentips voor de behandeling van hechtingsstoornissen.
John Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie, zegt dat gehechtheid niet het gevolg is van ouderlijke zorg, maar dat het een aangeboren behoefte is van ieder kind. Het gedrag van het kind lokt nabijheid, bescherming en verzorging uit. Als ouders/verzorgers hier responsief en sensitief op reageren, draagt dat bij aan een veilige hechting. Sensitiviteit betekent dat de ouders/verzorgers in staat zijn om de signalen van het kind waar te nemen, te begrijpen en daar snel en adequaat op weet te reageren. Dit reageren wordt ook wel responsiviteit genoemd.
Veilige hechting
Bij een goede hechting ontwikkelt het kind basisvertrouwen en basisveiligheid. Een kind dat veilig gehecht is, zoekt de nabijheid van de opvoeder. Het kind voelt zich vrij om nieuwe dingen te onderzoeken en te leren. Het kind heeft er vertrouwen in dat de opvoeder beschikbaar is.
Kenmerken van veilig gehechte kinderen zijn onder andere: vrolijkheid, spontaniteit, het aangaan van vriendschappen, kunnen omgaan met teleurstelling (veerkracht) en het hebben van innerlijke rust. Ook hebben ze meer zelfvertrouwen dan onveilig gehechte kinderen en ze voelen dat ze de moeite waard zijn.
De hechtingsrelatie ontwikkelt in een telkens herhalend patroon, de zogenaamde Circle of Security. Bij een veilige hechting bestaat deze cirkel uit vier fasen:
- Het kind gaat op ontdekking uit.
- Het kind wordt ergens door verontrust, dit geeft een beetje spanning en stress.
- Het kind gaat naar de ouder/verzorger toe voor hulp en troost.
- De ouder/verzorger stelt het kind gerust.
Het kind is snel gerustgesteld en voelt zich weer veilig genoeg om verder te gaan met ontdekken. Dan begint de cirkel opnieuw.
Onveilige hechting - hechtingsproblematiek
Een kind dat onveilig gehecht is, heeft geen vertrouwen in anderen en zichzelf. Dit heeft gevolgen voor het aangaan en in stand houden van relaties. Een onveilig gehecht kind verkent de omgeving minder en leert minder. Hechtingsproblematiek heeft dus een negatief effect op de cognitieve ontwikkeling. Daarnaast kunnen deze kinderen problemen hebben met het aanvaarden van gezag. Hechtingsproblematiek kan ook de oorzaak van lichamelijke problemen zijn. Bij een onveilige hechting gaat er iets mis in de Circle of Security.
Er zijn drie vormen van onveilige hechting:
- Onveilig vermijdend gehecht
- Onveilig afwerend gehecht
- Gedesorganiseerd gehecht
Onveilig vermijdend gehecht
Een kind dat onveilig vermijdend gehecht is, heeft geen vertrouwen in de beschikbaarheid van de opvoeder. Het kind vermijdt contact en reageert nauwelijks als de opvoeder terugkomt na afwezigheid. Het kind blijft dan bijvoorbeeld op zijn speelgoed gericht. Het kind heeft vaak plezierig contact met vreemden. Dit is een valkuil bij de signalering, want het lijkt allemaal wel mee te vallen. Een onveilig vermijdend gehecht kind onderdrukt angst en gedraagt zich quasi zelfstandig.
Deze vorm van hechting kan ontstaan als een kind vaak afgewezen of verwaarloosd wordt of veel verschillende opvoeders heeft. Ook zijn de ouders van deze kinderen over het algemeen insensitief.
Onveilig afwerend gehecht
Een kind dat onveilig afwerend gehecht is, is onzeker over de beschikbaarheid van de opvoeder. Het kind zoekt op een ‘zielige’, soms claimende manier contact. Dit kan boos of huilend zijn. Het kind is afwerend en zoekt tegelijk contact. Dat klinkt heel tegenstrijdig, dat is het ook. Een bekend voorbeeld is een baby die achteruit naar zijn ouders toe kruipt. Een onveilig afwerend gehecht kind heeft doorgaans weinig exploratiedrang.
Deze vorm van hechting kan onder andere ontstaan als het kind aandacht niet op het goede moment of niet in de juiste mate krijgt. De ouders van deze kinderen zijn vaak onberekenbaar.
Gedesorganiseerd gehecht
Een kind dat gedesorganiseerd gehecht is, laat tegenstrijdig gedrag zien: chaotisch, angstig, bizar. Voor het kind is de opvoeder een bron van angst, maar tegelijk de beschermer. Het kind gaat op een wisselende manier met afscheid nemen om, het kan dan ineens verstillen of bang worden. Het gedrag is onberekenbaar. Bijvoorbeeld: het kind kruipt naar de opvoeder en dan ineens bedenkt het zich.
Deze vorm van hechting kan ontstaan door onder andere verwaarlozing, mishandeling, misbruik en/of dreigementen of dat de ouder het kind niet kan beschermen tegen geweld in het gezin.
Hechtingsstoornis
Niet elk kind dat onveilig gehecht is, heeft gelijk een hechtingsstoornis. In cijfers: zo’n 30 tot 40% van de bevolking heeft in meer of mindere mate hechtingsproblemen, ongeveer 1% heeft een hechtingsstoornis. Deze kinderen zijn vaak niet te behandelen en bij hen zijn de problemen vaak onomkeerbaar. De stoornis zit bij hen diep verankerd. Kinderen met hechtingsproblemen zijn vaak nog wel te behandelen.
Een hechtingsstoornis ontstaat in de eerste vijf levensjaren en houdt in dat er voor het kind vanaf de geboorte niet een duidelijk aanwijsbaar hechtingsfiguur is op wie het zich richt. Er is dus geen gehechtheidsrelatie gevormd en vaak hebben deze kinderen ook geen kans gehad op het vormen van een relatie. Dit in tegenstelling tot kinderen met hechtingsproblematiek, waarbij zij vaak wel een periode hebben gehad waarin ze zich hebben kunnen hechten aan een volwassene.
Kinderen met een hechtingsstoornis worden – naast het hierboven genoemde onderscheid – ook wel verdeeld in twee types: geremd en ongeremd.
Kenmerken van het geremde type:
- Overdreven waakzaam.
- Reageert afwijzend op sociaal contact.
- Teruggetrokken en lusteloos.
- Apathisch, onzeker en huilt niet.
- Het kind speelt mee zonder plezier.
- Lijkt op ASS. Daarom moet ASS eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis.
Kenmerken van het ontremde type:
- Zoekt veel contact, is een allemansvriend.
- Is niet in staat om relaties in stand te houden.
- Grensoverschrijdend gedrag.
- Snel gefrustreerd.
- Laat zich niet troosten.
- Leert weinig uit ervaringen.
- Is egocentrisch, er is weinig wederkerigheid.
- Druk, impulsief en ongeconcentreerd.
- Lijkt op ADHD. Daarom moet ADHD eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis.
Risicofactoren hechting
Bepaalde factoren bij het kind, de ouders en de omgeving zorgen voor een verhoogd risico op onveilige hechting. Dit zijn onder andere:
-
Kind
- Adoptiekind. De band met de biologische ouders wordt verbroken. Ze kunnen daar een trauma aan overhouden en moeite hebben om relaties aan te gaan. Ze kunnen zich in de steek gelaten voelen, waardoor hun vertrouwen beschadigt. Soms zetten ze zich af tegen hun adoptieouders, uit loyaliteit naar hun eigen ouders.
- Pleegkind. Ze hebben vaak al een onveilige hechtingsrelatie met hun ouders, daarnaast is de uithuisplaatsing een enorm heftige gebeurtenis. Uit angst voor afwijzing kunnen ze zich afstandelijk gedragen.
- Kinderen met lichamelijke gebreken of stoornissen.
- Huilbaby’s of temperamentvolle kinderen.
- Ongewenste kinderen, baby’s die prematuur geboren zijn en/of een lange ziekenhuisopname achter de rug hebben.
- Kinderen die wisselende opvoeders hebben.
- Kinderen uit gebroken gezinnen.
- Kinderen waarvan één of beide ouders (onverwacht) overleden zijn. Zeker wanneer het overlijden op héél jonge leeftijd plaatsvindt, kan dat grote invloed hebben op de veilige hechting.
-
Ouders
- Ouders die zelf niet goed gehecht zijn.
- Ouders die zelf verwaarloosd of mishandeld zijn.
- Ouders die psychische problemen of trauma’s hebben.
- Ouders die lijden onder onverwerkt verdriet of overlijden.
- Moeders die een moeilijke zwangerschap hebben.
- Tienermoeders.
-
Omgeving
- Armoede.
- Slechte woonomgeving.
- Migratie.
- Vlucht uit moederland.
Signalering hechtingsproblemen op school
De signalering van kinderen met een hechtingsstoornis is onder te verdelen in kenmerken in gedrag en kenmerken met betrekking tot leren. Het is niet zo dat elk kind met hechtingsproblematiek alle kenmerken laat zien.
Kenmerken in gedrag kunnen zijn:
- Druk en chaotisch.
- Snel boos en/of agressief.
- Aangepast gedrag.
- Twee gezichten: thuis anders dan op school.
- Erg lichamelijk aanhankelijk.
- Teruggetrokken.
- Oppervlakkig contact.
- Gespannen, nerveuze indruk.
- Manipuleren binnen relaties.
- Aantrekken en afstoten van andere kinderen.
- Weinig vaste relaties, veel vluchtige contacten.
- Wantrouwen naar volwassenen.
- Problemen met het aanvaarden van gezag.
Kenmerken met betrekking tot leren:
- Rekenproblemen.
- Beperkt inzicht in oorzaak en gevolg.
- Concentratieproblemen.
- Weinig belangstelling voor leren, de school en de toekomst.
- Wisselende of geringe motivatie.
- Faalangst.
- Gaat niet zuinig om met materiaal.
- Moeite met plannen en tijdsverloop.
Houding van de leerkracht bij hechtingsproblemen
Voor een leerkracht is het moeilijk om met een leerling met een hechtingsstoornis om te gaan. Je wilt graag een band opbouwen met de leerling, maar met deze leerlingen moet je dat – als leerkracht - juist niet doen. Bij kinderen met hechtingsproblemen kan dat wel, maar wees hierin voorzichtig. Een kind met hechtingsproblemen kan toenadering namelijk snel als bedreigend ervaren en je daardoor afwijzen. Wees hartelijk, maar neutraal. Vriendelijk, maar zakelijk. Zie het gedrag als een overlevingsstrategie. Benoem naar het kind dat je hem accepteert zoals hij is en bevestig dat hij er mag zijn. Dit kan door letterlijk te benoemen wat hij doet, voelt, denkt of wil. Besef hierbij dat een kind met een hechtingsstoornis emotioneel en relationeel aangesproken moet worden op 1/3 van zijn leeftijd.
Concrete tips voor de leerkracht
- Reageer rustig en consequent, niet emotioneel!
- Luister actief naar de leerling.
- Zorg voor succeservaringen.
- Complimenteer de leerling veel en regelmatig.
- Stel duidelijke regels en haalbare doelen.
- Pak het ongewenste gedrag samen aan.
- Biedt een alternatief voor het ongewenste gedrag.
- Benoem gewenst gedrag.
- Lik-op-stuk beleid, niet na een paar uur ergens op terugkomen.
- Ga niet in discussie met de leerling.
- Geef inzicht in de tijd door middel van een dagritme en/of planbord.
- Sluit aan bij het bekende.
- Bereid voor op spannende situaties.
- Maak bij het leerproces gebruik van alle zintuigen.
- Geef als leerkracht zelf hulp, dus geen medeleerling.
- Zorg voor een positieve afsluiting van de les en de dag.
- Gebruik de sterke kanten, zoals: veel mensenkennis en taxatievermogen.
Is herstel van hechting mogelijk?
Een onveilige hechting is in geval van hechtingsproblematiek te herstellen. Tot het 6e levensjaar is het goed mogelijk. Dit kan als door gevoelig, responsief en ontvankelijk te zijn. Na het 6e levensjaar is het moeilijker, want dan is de kans op terugval groot.
Paulien Kuipers schreef een boek over het herstel van hechtingsproblematiek:
Ook het boek 'Hechtingsstoornissen' van N.P. Rygaard gaat in op de behandeling van mensen met hechtingsstoornissen. Hij geeft een grote hoeveelheid aanwijzingen voor de therapeutische praktijk:
In het boek 'Behandeling van problematische gehechtheid' worden drie methoden beschreven voor de behandeling van gehechtheidsproblemen. Deze methoden zijn ontwikkeld voor kinderen, jongeren en volwassenen. De behandelingen zijn ontwikkeld in de klinische praktijk en hebben daar hun succes bewezen.
Er zijn ook speciale instanties die zich richten op het herstel van hechtingsstoornissen.
Bodemloos bestaan, een boek over hechting en hechtingsstoornissen
Geertje van Egmond schreef een boek over hechting en hechtingsstoornissen: Bodemloos bestaan, (Ambo Amsterdam, Zevende druk 2007, ISBN 978 90 263 1999 0, € 17,95). Het boek is te bestellen via