Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

De morele plicht van elke mentor

Ivo Mijland
trainer en coach bij Ortho Consult  

Mijland, I. (2018). De morele plicht van elke mentor.
Geraadpleegd op 19-09-2024,
van https://wij-leren.nl/mentor-begeleidingsgesprek-tips.php
Geplaatst op 21 november 2018
Tips voor mentoren in begeleiding problematiek

De school is een plaats waar vanuit een pedagogisch-didactische context samengewerkt wordt tussen ouders, kind en personeel. Op school hoort geen therapie thuis. Maar wat kan de mentor (nog) wel? En wanneer baat en wanneer schaadt het?

Veel mentoren geven aan dat ze geen therapeut zijn en niet geleerd hebben om leerlingen met (ernstige) psychopathologische problematiek te begeleiden. Zelfs na het volgen van aanvullende trainingen op thema’s als depressie, eetstoornissen, automutilatie, autisme, suïcidaliteit, angststoornissen en agressiestoornissen, blijven veel mentoren terughoudend in het contact op deze zware thematiek. De paradox van de begeleiding is echter complex. Als je teveel doet kan dat wat je doet schaden in plaats van baten. Maar als je signalen negeert, vanuit de gedachte dat je je niet moet bemoeien met thema’s die om therapie vragen, ontstaat er ook schade.


Joke is 15 jaar. Haar vader heeft drie jaar geleden zelfmoord gepleegd. Joke zat toen net drie weken op de middelbare school. De klas van Joke was enorm van slag. Alle leerlingen waren op de uitvaart, waar veel tranen vloeiden. Ondanks de intense pijn, leek het met moeder en dochter juist redelijk te gaan. Joke was in de brugklas zelfs al snel weer een vrolijk meisje. En moeder kwam steeds goed verzorgd en opgewekt naar avonden die op school georganiseerd werden. Joke zit inmiddels in klas 3. De mentor van Joke neemt de laatste weken wat eigenaardige dingen op. Joke is stil en hij ziet haar nauwelijks nog glimlachen. Voor een opdracht waar leerlingen een gedicht moeten schrijven - de mentor is tevens haar docent Nederlands – schrijft ze een angstig gedicht waarin ze de dood verheerlijkt. Verder valt op dat Joke zich slecht verzorgt. Ook opvallend is dat ze bijna romantiseert over de dood van Amy Winehouse. Een klasgenoot van Joke meldt op een ochtend dat Joke in het weekend stomdronken was.


Het recht op zorgzaamheid

Als een leerling flauwvalt voor de klas, mag de leerling verwachten dat omstanders zich voor hem of haar inspannen, zonder dat je dat vooraf hoeft te regelen. De leerling mag ervan uit gaan dat medeleerlingen zich om je bekommeren, dat de docent hulp haalt. Voor psychische nood geldt feitelijk hetzelfde.

Een begeleider die signalen opvangt, is ethisch verplicht om er iets mee te doen.

Eenmaal waargenomen schept verplichtingen, een mens in nood laat je niet alleen. En waarnemen is het begin van een reeks lastige dilemma’s. Zien anderen wat ik zie? Zouden zij dezelfde terughoudendheid hebben? Wat is mijn plicht, positie en wat zijn grenzen?

Er zijn drie vragen die je kunnen helpen om je mandaat als begeleider helder te krijgen.

Mag ik het?
Kan ik het?
Wil ik het?

Ofwel, vindt de directie het goed dat ik het doe, heb ik ruggensteun? Heb ik voldoende vaardigheden om een gesprek te voeren met een leerling? Wil ik dit soort gesprekken voeren met leerlingen?
Is er twijfel over één van de antwoorden, dan is nog altijd actie nodig maar misschien niet van jou als mentor. Je zou dan bijvoorbeeld direct bij een hoger echelon melding kunnen maken van je zorg. Je gaat dan de relatie niet aan, in de hoop dat het wordt opgepakt door een ander. Deze koude doorverwijzing is niet altijd succesvol. De leerling komt immers in contact met een persoon die hij niet kent. Het pad naar therapie kan te snel worden bewandeld en kan minder succesvol uitwerken dan een menselijke ontmoeting tussen mentor en leerling. Misschien is het daarom toch niet zo gek om als mentor nog even het initiatief bij je te houden.


Joke heeft inmiddels drie keer gesproken met haar mentor. Ze maakt sinds de gesprekken een opgeluchte indruk. Alsof ze eindelijk over het onzegbare gesproken heeft. Het luisterend oor van de mentor vond ze plezierig. Eindelijk iemand die niet alles wilde oplossen, maar die gewoon tijd had voor haar problemen. Ze vond het ook fijn dat de mentor niet schrok toen ze heftig begon te huilen. In het derde gesprek was ook moeder op school. Ze geeft aan erg dankbaar te zijn dat de mentor met haar dochter gesproken heeft. De mentor weet dat hij deze dank moet ontvangen. Hij zegt niet: ‘dat is mijn werk.’ Nee, liever: ‘Ik vind het fijn dat u dat zegt, want ik vond het best spannend om de gesprekken te voeren’.
Volgende week heeft Joke haar eerste afspraak bij de Jeugd GGZ. Ze vraagt haar mentor of hij mee wil gaan met haar, omdat ze het lastig vindt om hetzelfde verhaal nog een keer te moeten vertellen. Een knikje van de mentor zorgt voor een voorzichtige glimlach bij Joke. Die lach had ze al een tijd niet laten zien…


Menselijke betrokkenheid

Als je het gesprek aangaat met een leerling waar je zorg over hebt, is het goed om vooraf na te denken over de wederzijdse verwachtingen. Maar wees niet te snel bezorgd dat er zaken van je verwacht worden die je niet kunt waarmaken. Kan ik geven wat Joke wil ontvangen?

Ik denk dat veel mentoren overschatten wat de leerling werkelijk van je verwacht.

Joke komt niet voor ‘genezing’, voor advies, voor een oplossing van haar ernstige problemen. Joke is al heel blij als ze iemand ontmoet die betrouwbaar is en durft te zeggen wat niemand tegen haar zegt ‘Ik maak me zorgen om wat ik zie.’

Spreek het ‘waardenloos’ uit en wees in het gesprek jezelf. Doe bij bijzonder (pathologisch) gedrag, ook niet ineens bijzondere dingen. Ga je niet als therapeut gedragen; dat is doodeng voor Joke en doodeng voor jezelf.

Ga niet weg bij je mensgerichtheid, ga niet weg bij je zorgzaamheid die je als normaal mens ook vertoont als je leerlingen kleinere zorgen hebben.

Zijn in plaats van doen, vragen in plaats van antwoorden, zorgen delen in plaats van zorgen overnemen. 

Doorverwijzen vanuit vertrouwen

Vanuit het zorgzaam ontmoeten is het makkelijker om samen te werken met de leerling. Je kunt samen met ouders bekijken welke professionele hulp er is binnen of buiten school. Wil de leerling de ouders er liever niet bij betrekken? Weet dan dat dit gebeurt uit angst voor de consequenties, niet uit verlangen om niet te delen met ouders. Zeg hierop bijvoorbeeld dat je vaak hoort dat leerlingen het spannend vinden om ouders in te schakelen uit angst voor hun reactie of de gevolgen. Vaak creëert dit al een opening.

Geef aan wat jij nodig hebt, daarmee groeit je betrouwbaarheid alleen maar. Helpende vragen kunnen daarbij zijn: Wie mag het vooral niet weten? Wat is het voordeel van het zwijgen? Wat is het nadeel van het zwijgen? Dat zijn vragen die gelegenheid scheppen voor de leerling om een eigen opening te maken om de spannende stap tussen school en thuis te maken. Wees ook duidelijk over jouw positie. Zeg van meet af aan dat je als professional soms wilt delen wat je hoort, zeker als er gevaar is voor de leerling of voor anderen. Geef ook aan dat je dat altijd in overleg doet met de leerling, want dat is een recht van de leerling. 

In gesprek gaan met de leerling in nood? Het is soms misschien een situatie waarin gemakkelijk het ‘by-standereffect’ optreedt. Wie belt er als er brand is? Maar het is de morele plicht van elke mentor om waar te nemen en iets met die waarneming te doen. En het besef dat je geen professionele hulpverlener hoeft te zijn, maar een kansrijk begin kan maken enkel met je eigen medemenselijkheid, staat garant voor betekenisvolle ontmoetingen met de leerling in nood.

Algemene voorwaarden voor het begeleidingsgesprek

  1. Spreek over het onzegbare, zeg wat je ziet, zonder te oordelen.
  2. Aankaarten getuigt van betrokkenheid, zeg dus wat je zorg is, draai er niet omheen.
  3. Laat merken dat je niet schrikt van het gespreksonderwerp.
  4. Trek je leerling niet over de streep, geef liever ruimte en invloed.
  5. Licht in samenspraak met de leerling de ouders in.
  6. Geef aan dat spreken moedig is en geen teken van zwakte is.
  7. Voorkom geheimhouding, door aan het begin van het gesprek aan te geven dat je soms informatie uitwisselt met iemand anders.
  8. Stel de vraag: wat heb je zelf al aan informatie gezocht op internet?
  9. Laat merken dat internet twee verhalen kent: de verhalen die het probleem vergroten en de verhalen die het probleem in de context plaatsen.
  10. Maak veel gebruik van permissieve taal: mag ik daar een vraag over stellen, wil je daar meer over vertellen, vind je het goed dat ik aantekeningen maak, etc. Blijf vooral kalm en verbonden.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.