4 Paradox van eigenaarschap: geen eigen keus
Geraadpleegd op 04-12-2024,
van https://wij-leren.nl/van-eigenaarschap-naar-verantwoordelijkheid-4.php
Onderwijs werkt het beste als de leerling betrokken is: als ze actief en gemotiveerd is, als het haar engageert en past. Haar leren moet haar leren zijn. Tegelijkertijd kan onderwijs niet anders dan dwingend zijn, door anderen bedacht, voorbereid, geleid en gecontroleerd. Waardoor het leren onvermijdelijk on-eigen is.
Hier komt bij dat de leerling in haar mogelijkheden om te leren voor een deel bepaald wordt door aanleg- en context-factoren waarop zijzelf geen greep heeft. Ook hierdoor heeft zij haar eigen leren niet volledig in de hand. Eigenaarschap van leerlingen bepleiten of praktiseren zonder deze spanningen in acht te nemen, ondermijnt juist hun eigenaarschap. Vandaar: de paradoxen van eigenaarschap.
In 9 hoofdstukken wordt ingegaan op deze problematiek. In hoofdstuk 3 werd uitgelegd waarom leerlingen geen eigenaar kunnen zijn van hun eigen leerproces. Eigenaarschap is extra paradoxaal wanneer leerlingen niet zelf mogen kiezen of ze eigenaarschap willen of niet. Over deze paradox in het kwadraat gaat dit vierde hoofdstuk.
Vernieuwing
Wanneer leerlingen gevraagd wordt hoe zij het onderwijs het liefst hebben, antwoorden ze waarschijnlijk niet altijd allemaal: leerling-gestuurd of leraar als coach of zelf ontdekkend of probleem-georiënteerd of met open opdrachten of met eigen reflecties op het leerproces, verzameld in een portfolio. Ik verwacht dat sommige leerlingen antwoorden in de trant van: een duidelijk stapsgewijs programma, op tijd en precies weten wat er van je verwacht wordt, een leraar die veel en helder uitlegt, regelmatig specifieke feedback geeft en zorgvuldig corrigeert. Of iets dergelijks. Ik wil hier geen contrast construeren om vervolgens voor dit en tegen dat te polemiseren.
Ik vraag alleen aandacht voor de mogelijkheid dat leerlingen sterk verschillen in wat zij zelf van onderwijs willen.
Mijn ervaring met vernieuwing in basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs geeft me de indruk dat het geen uitzonderingen zijn. Er zijn steevast leerlingen of studenten die geen behoefte hebben aan (kortweg) leerling-gestuurd onderwijs. De geschiedenis van vernieuwingsonderwijs en onderwijsvernieuwing wereldwijd bevestigt deze indruk.
Sommige leerlingen willen nu eenmaal met zo weinig mogelijk inspanning zo snel mogelijk klaar zijn en zitten daarom niet te wachten op open opdrachten, eigen keuzes, samen ontdekken of zelfreflectie.
Het kost allemaal extra tijd en extra inspanning. Ze willen niet opgevoed worden, niet algemeen gevormd worden, niet hun kritisch denken oefenen; ze willen gewoon leren wat minimaal nodig is om vervolgens zelfredzaam hun eigen gang te kunnen gaan. En sommige leerlingen willen wel graag zo veel mogelijk leren en zijn bereid tot grote inspanningen, maar ze willen graag van de leraar leren, gedurig of geregeld door de leraar gestimuleerd en ondersteund worden, binnen een overzichtelijk en voorspelbaar programma. Omdat ze dat veiliger vinden of motiverender of leerzamer of omdat ze daaraan gewend zijn, omdat ze zich daar zekerder bij voelen, omdat ze allergisch zijn voor keuzevrijheid of moeite hebben met zelf moeten kiezen of … noem maar op.
Het is een frustrerende ervaring die veel collega-docenten zullen herkennen. Je wilt je onderwijs anders doen: minder voorgeprogrammeerd, meer openheid en ruimte voor spontane aanpassingen, meer ingaan op wat leerlingen op dat moment nodig hebben en interesseert, leerlingen meer aanspreken op hun eigen inventiviteit en creativiteit, leerlingen intensief activeren. Het is veel extra werk, maar het is leerling-vriendelijker, flexibeler, motiverender, natuurlijker, avontuurlijker, leuker en leerzamer. Bij het uitproberen gaat het aanvankelijk prima: de leerlingen (in mijn eigen geval: de studenten) zijn enthousiast dat er is een keer iets anders gebeurt en geven zich eraan over. Soms heb je geluk en slaat het aan en beklijft het. Maar soms ook niet. Na verloop van tijd, niet eens zo lange tijd vaak, ondervinden de leerlingen de nadelen en de risico’s, merken ze hoeveel meer inspanning het vereist, en beginnen sommigen te morren. Ze willen meer uitleg, meer begeleiding, meer structuur, meer feedback, meer duidelijkheid over de toets en over de criteria.
Ongeacht de verhoudingen, ook al is het maar een handjevol leerlingen of een kleine minderheid: wat betekent eigenaarschap van déze leerlingen, die geen leerling-gestuurd onderwijs willen? Ik zou zeggen: ze niet dwingen tot leerling-gestuurd onderwijs. Of?
Ik hoor het de advocaten van eigenaarschap van leerlingen al zeggen:
Natuurlijk. Maar leerlingen moeten erop voorbereid worden, erin opgevoed worden, eraan wennen. De tegenzin of tegendruk komt door onbekendheid ermee en door onzekerheid over eigen kunnen en willen. De overgang van leraar-gestuurd naar leerling-gestuurd heeft tijd nodig. Eigenaarschap gaat niet vanzelf. Van leerlingen die door onwennigheid en onzekerheid ons leerling-gestuurd onderwijs niet zien zitten, mag nu verlangd worden dat ze er toch aan meedoen, met het oog op later eigenaarschap. Ze zullen mettertijd ervaren en inzien dat het beter is. Dit dwingen staat daarom niet op gespannen voet met eigenaarschap.
Dat denk ik ook: Eigenaarschap gaat niet vanzelf. En zolang eigenaarschap tijd nodig heeft, mag eigenaarschap nu met het oog op eigenaarschap later beperkt worden. Maar als deze logica geldt, dan wordt eigenaarschap van leerlingen als begrip wel erg elastisch. Dan kan elke school elke vorm van niet-eigenaarschap rechtvaardigen met de reden dat het nodig is om eigenaarschap op lange termijn te bevorderen.
Wat me stoort in de discussie en de literatuur is de vanzelfsprekende associatie van eigenaarschap van leerlingen met leerling-gestuurd onderwijs.
Dat is vertekenend, want als we eigenaarschap van leerlingen serieus nemen, als leerlingen het echt zelf mogen weten, dan gaat bijvoorbeeld klassikale frontale directe instructie prima samen met eigenaarschap van sommige leerlingen –van op z’n minst sommige leerlingen: de leerlingen die om wat voor reden of door wat voor oorzaak dan ook, de voorkeur hebben voor juist zulk onderwijs.