Beleid rond hoogbegaafdheid
Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/beleid-hoogbegaafdheid.php
Waar moet je allemaal aan denken bij het opstellen van een beleidsplan? In het boek Slim beleid behandelt Eleonoor van Gerven alles wat daarbij komt kijken. Elk hoofdstuk start met een soort stappenplan. Vervolgens beschrijft Van Gerven de aspecten die bij het betreffende onderdeel van het beleidsplan horen. Ze benoemt de keuzes die daarbij gemaakt moeten worden en wat de consequenties van die keuzes zijn.
Inhoud van het beleidsplan
De volgende onderdelen horen in elk geval in een beleidsplan:
- Doelgroep van dit beleidsplan. Gaat het om alle begaafden of alleen om hoogbegaafden?
- Signalering en diagnostiek. Hoe gebeurt dit en welk instrument wordt hierbij gebruikt?
- Vervroegde doorstroming. Hoe gaat de school hiermee om?
- Aanpassingen in de leerstof. Hoe wordt het compacten en verrijken vormgegeven?
- Bijzondere leerlingenzorg. Hoe gaat school om met leerlingen die bijzondere zorg nodig hebben, zoals onderpresteerders of sociaal onhandige leerlingen?
Doelgroep
Bij het beleidsplan moet duidelijk zijn voor welke leerlingen dit bedoeld is. Beschrijf de doelgroep in termen van waarneembaar leerlinggedrag. Daarbij is het belangrijk om het verschil te weten tussen de volgende begrippen:
- Hoogbegaafd. Deze leerlingen hebben een IQ boven de 130 en beschikken ook nog over een aantal specifieke persoonskenmerken.
- Hoogintelligent. Deze leerlingen hebben een IQ boven de 130, maar zij beschikken niet over de persoonskenmerken die kenmerkend zijn voor begaafden.
- Begaafd. Deze leerlingen hebben een IQ tussen de 115 en de 130. Daarnaast beschikken ze over een aantal specifieke persoonskenmerken, alleen minder sterk dan hoogbegaafden.
- Intelligent. Deze leerlingen hebben een IQ tussen de 115 en de 130. Zij beschikken niet over de persoonskenmerken die kenmerkend zijn voor begaafden.
- Ontwikkelingsvoorsprong. Bij kleuters kan je nog niet spreken van hoogbegaafdheid, omdat de kleuters zich sprongsgewijs ontwikkelen. Een kleuter kan dus een tijdelijke voorsprong hebben. Daarom wordt de term ontwikkelingsvoorsprong gebruikt.
- Talent op één gebied. Deze leerlingen hebben op één gebied behoefte aan een uitdagend onderwijsaanbod.
Signalering en diagnostiek
In het beleidsplan hoort ook een beschrijving van de manier waarop de school omgaat met het signaleren en diagnosticeren van begaafde leerlingen. Het hoofdstuk over signalering en diagnostiek behandelt alles wat hierbij nodig is. Het DHH en de Si-Di-R komen uitgebreid aan de orde.
Vervroegde doorstroming
Vervroegd doorstromen vraagt om een zorgvuldige afweging. Hoe gaan we om met de sociaal-emotionele ontwikkeling? Hoe kunnen we kennishiaten voorkomen? Eerst moet de procedure voor signalering en diagnostiek doorlopen worden om de nodige informatie te verzamelen. Er spelen namelijk diverse factoren een rol:
- De didactische noodzaak.
- De capaciteiten van de leerling.
- Het sociaal functioneren van de leerling.
- Het zelfbeeld. Hoogbegaafden hebben meer kans om een scheef zelfbeeld te ontwikkelen.
- Werk- en leerstrategieën.
- Leer- en/of persoonlijkheidsstoornis.
- Grenzen van de school.
- Mogelijkheden om de leerling en de leerkracht te begeleiden.
- Pedagogisch klimaat van de ontvangende groep.
- De visie van alle betrokkenen: leerling, ouders, leerkracht en intern begeleider.
Duidelijke afspraken in het beleidsplan kunnen verwarring en vervelende situaties rond vervroegd doorstromen voorkomen.
Leerlijnen
Om een passend onderwijsaanbod voor begaafde leerlingen te verzorgen, moeten er aanpassingen in het leerstofaanbod plaatsvinden. In het beleidsplan hoort een beschrijving van de manier waarop dit gerealiseerd wordt.
Het aanbod moet aansluiten bij de speciale leer-en persoonlijkheidseigenschappen van begaafden. Daarom zijn er bepaalde voorwaarden waar een verrijkingsopdracht aan moet voldoen, zoals het ruimte geven voor het creatieve vermogen. Ingekaderde opdrachten zijn demotiverend. Ook moet de taak intrinsiek moeilijk zijn en vragen om grote denkstappen.
Het verrijkingsmateriaal moet niet bovenop het gewone werk komen, maar in plaats van overbodige oefen- en herhalingsstof. De opdracht moet een wezenlijke leerinspanning van de leerling vragen. De leerstof moet reiken naar de zone van naaste ontwikkeling.
Het compacten kan op twee manieren plaatsvinden. De school kan kiezen voor individueel compacten op basis van behaalde leerresultaten. Maar een andere keuze is het schoolbreed compacten voor een bepaalde niveaugroep.
Binnen het compacten en verrijken zijn er twee niveaus:
- De eerste leerlijn. 40% van de oefenstof wordt geschrapt. Dit is bedoeld voor begaafde leerlingen, kinderen met een beperkte didactische voorsprong of leerlingen met een talent op één vakgebied. Het verrijkingsmateriaal is vooral gericht op zelfstandig leren. Het is vooral verdiepend, niet zozeer verbredend.
- De tweede leerlijn. 60% van de oefenstof wordt geschrapt. Dit is bedoeld voor hoogbegaafde leerlingen, kinderen met een grote didactische voorsprong of vervroegd doorgestroomde leerlingen. Het verrijkingsmateriaal is niet alleen gericht op zelfstandig leren, maar ook op zelfverantwoordelijk leren. Het is zowel verdiepend als verbredend.
In het beleidsplan voor begaafde leerlingen moeten de afspraken staan die gemaakt zijn over de begeleiding van de leerlingen die met verrijkingsmateriaal werken. Het uitgangspunt is dat de groepsleerkracht de instructie geeft, begeleidt en nakijkt. De resultaten moeten zichtbaar gemaakt worden voor de leerling en zijn ouders. Dit kan bijvoorbeeld door een portfolio of een inlegvel bij het rapport.
Bijzondere leerlingenzorg
Bij de aandacht voor hoogbegaafden op school gaat de meeste zorg naar het begeleiden van onderpresteerders en sociaal onhandige leerlingen. In het beleidsplan moet de school vastleggen hoe ze deze zorg vormgeven en wat de grenzen van de school zijn.
Onderpresteerders hebben meestal op veel fronten tegelijk hulp nodig, terwijl de leerkracht maar één ding tegelijk kan. Bij het begeleiden van onderpresteerders is het daarom belangrijk om te starten met het gebied wat relatief snel en gemakkelijk resultaat oplevert. Doorgaans levert het verbeteren van werk- en leerstrategieën het eerst rendement zien. Omdat de leerstof te makkelijk was, hebben de onderpresteerders vaak geen echte strategie ontwikkelt die ze bij moeilijke taken kunnen inzetten. Meestal maakten ze de opdracht met hun eigen kennis en ervaring, niet door een goede taakaanpak. Doordat deze strategieën vooruitgaan, gaat de leerling beter presteren op onderdelen die hij eerst lastig vond. Dit heeft een positieve uitwerking op zijn competentiebeleving.
Bij onderpresteerders is het belangrijk dat ze eigenaar van het probleem worden, alleen dan zal de begeleiding effect hebben. Bij de begeleiding zijn naast de leerling en de leerkracht ook de intern begeleider en de ouders betrokken.
Een school die net start met het begeleiden van hoogbegaafden, zal in eerste instantie vooral curatief bezig zijn. Na een tijd is de begeleiding vooral preventief.
Voorbereiding, realisatie en evaluatie
In het beleidsplan hoort ook een tijdspad. Het implementeren van een beleidsplan kost tijd en energie. Om de invoering zo succesvol mogelijk te laten verlopen, kiezen de meeste scholen voor een gefaseerde implementatie in twee jaren. In het tijdpad voor het eerste jaar staan de volgende taken:
- Competenties verwerven voor het hele team met betrekking tot signalering en diagnostiek.
- Leerlingen diagnosticeren bij wie hoogbegaafdheid wordt vermoedt.
- De noodzaak van vervroegd doorstromen beoordelen bij de gediagnosticeerde leerlingen.
- De gediagnosticeerde leerlingen verdelen in twee groepen. De ene groep krijgt preventieve zorg, de andere groep curatieve zorg met een eigen handelingsplan.
- De selectie van leerlingen aanvullen met leerlingen die op één vakgebied getalenteerd zijn.
- Compacten en verrijken op één vakgebied, doorgaans rekenen.
- Het evalueren van het eerste jaar.
In het tijdpad staan bij het tweede jaar de volgende taken:
- Compacten op taal, spelling en begrijpend lezen.
- De selectie van leerlingen aanvullen met leerlingen die op één vakgebied getalenteerd zijn.
- De verworven competenties met betrekking tot signalering en diagnostiek verfijnen.
- Competenties verwerven met betrekking tot bijzondere leerlingenzorg.
- Het evalueren van het tweede jaar.
Als het beleidsplan klaar is, wordt het gepresenteerd aan het team, ouders, MR en bestuur. Voor de teambijeenkomst start, is het belangrijk om na te denken over punten die weerstand kunnen opleveren. Bedenk welke problemen waarschijnlijk worden aangedragen en wat daar oplossingen voor zijn.
Bij de ouderbijeenkomst wordt een beknopte versie van het plan gepresenteerd. Vermeldt ook in de schoolgids en op de website wat de school aan hoogbegaafdheid doet. Daarbij is het goed om aandacht te geven aan de volgende zaken:
- Wat het team verstaat onder hoogbegaafde leerlingen.
- Welk instrument gebruikt wordt om hoogbegaafden te diagnosticeren en welke rol ouders daarbij spelen.
- Op welke manier de school aanpassingen in de begeleiding verzorgt en welke invloed ouders daarop hebben.
- Op welke manier de school omgaat met vervroegde doorstroming en welke invloed ouders daarop hebben.
Na het schrijven van het beleidsplan komt de volgende fase: het werken met het beleidsplan. Van Gerven sluit haar boek af met de woorden: ‘Bij alleen plannen maken kan het echter niet blijven. Geen leerling is ermee gediend als een school een fraaie papieren tijger op de plank heeft liggen waar niets mee gebeurt.’
Achterin het boek Slim beleid staan nog een aantal bijlagen, onder andere een lijvige besluitenlijst en een checklist voor de vereiste competenties. Het boek is een geschikte handreiking bij het opzetten van beleid voor begaafde leerlingen.
Bestellen
N.a.v. Eleonoor van Gerven, Slim beleid, Van Gorcum 2008, ISBN 978 90 232 4443 1,€ 37, 50. Het boek is te bestellen via