Zeven misverstanden rond hoogbegaafdheid
Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl
Geraadpleegd op 12-11-2024,
van https://wij-leren.nl/misverstanden-hoogbegaafdheid.php
Hoogbegaafden, en passend onderwijs aan hen? Elke meester of juf heeft daar wel een beeld bij. Maar… klopt dit beeld, of zijn er misverstanden?
Onze visie en houding ten opzichte van hoogbegaafdheid bepalen hoe we deze kinderen benaderen en lesgeven. Misvattingen of geringe kennis over begaafdheid zorgen ervoor dat hoogbegaafden niet het onderwijs krijgen wat ze nodig hebben en zelfs ernstig kunnen vastlopen. Wat zijn veel voorkomende misverstanden rond hoogbegaafdheid? In dit artikel komen er zeven aan bod.
Misverstand 1: Hoogbegaafden, dat zijn toch van mini-professortjes die alles weten?
Een ervaren leerkracht zei eens tegen mij: ‘Geef jij les in de plusklas? Dat is handig, die kinderen weten alles al!’ ‘Oef…’ dacht ik toen. Zeker, begaafde kinderen weten vaak ongelooflijk veel. Maar het is een valkuil om te veronderstellen dat ze álles al weten.
Veel mensen hebben een cliché beeld van hoogbegaafden: het zijn van die slimme, eigenwijze, betweterige professortjes. En sommigen zijn ook nog lui. Sowieso vind ik die benadering erg negatief.
Eigenwijs? Misschien een tikkeltje, maar soms komt het voort uit hun vasthoudendheid en sterke rechtvaardigheidsgevoel.
Betweterig? Het is als leerkracht niet zo leuk als zo’n kleine snotaap je verbetert, vooral niet als het op een sociaal onwenselijke manier gebeurt. Maar in veel gevallen hebben deze kids gelijk en is de leerkracht bang voor gezichtsverlies. Voel je niet gelijk aangevallen, geef aan dat je het na zult kijken en praat eventueel één op één na als de leerling het continu op een vervelende manier aan de orde stelt.
Lui? Opmerkingen als: ‘Moet je de hele zin opschrijven?' En: ‘Is het voor een cijfer?’ zal geen enkele leerkracht onbekend in de oren klinken. Maar lui, dat hangt van de taak af. Voor interessante en uitdagende opdrachten kunnen ze erg gemotiveerd zijn. Onderpresteerders, die in een negatief patroon terecht zijn gekomen, vormen hierop een uitzondering. Daar is soms geen enkele beweging in te krijgen. Maar dat is niet gek, als je telkens weer opdrachten krijgt die ver onder je niveau liggen. Het is vergelijkbaar met een volwassene, die dagelijks bladzijden uit een telefoonboek over moet schrijven. Wie zou daar nog moeite voor doen na een paar weken, of een paar jaren?
Los daarvan, hoogbegaafdheid heeft meer gezichten dan de bovenstaande negatieve omschrijvingen. Niet alle hoogbegaafden vertonen dezelfde kenmerken. George T. Betts and Maureen Neihart onderscheiden zes verschillende soorten profielen1. Van elk profiel enkele kenmerken:
- De aangepast succesvolle leerling. Deze leerling behaalt goede prestaties. Hij is perfectionistisch ingesteld en vermijdt risico.
- De uitdagend creatieve leerling. Deze leerling stelt regels ter discussie en corrigeert de leerkracht. Hij is competitief en komt op voor eigen opvattingen. Hij is ook creatief.
- De onderduikende leerling. Deze leerling ontkent zijn begaafdheid en vermijdt uitdaging. Hij zoekt sociale acceptatie en wisselt in vriendschappen.
- De risico-leerling (drop-out). Deze leerling presteert gemiddeld of minder. Hij werkt inconsistent en maakt taken niet af.
- De leerling met leer- en/of gedragsproblemen. Deze leerling verstoort en reageert af. Hij heeft sterk uiteenlopende resultaten op onderdelen van een intelligentietest.
- De zelfsturend autonome leerling. Deze leerling werkt zelfstandig en is sociaal. Hij werkt enthousiast en heeft weinig bevestiging nodig. Hij neemt risico en is creatief.
Zo’n profiel is geen hokje waarin een kind de rest van zijn leven gebakken zit. Nee, dat kan veranderen. Gelukkig maar. Want wat is mooier dan om te zien dat een drop-out verandert in een zelfstandige leerling?
Samengevat: hoogbegaafdheid is veelzijdiger dan het beperkte beeld dat velen erbij hebben.
Misverstand 2: Een IQ van 128? Dan is hij écht niet hoogbegaafd
Wanneer is iemand hoogbegaafd? Daar zijn verschillende theorieën over. De meeste benaderingen gaan uit van een IQ boven de 130, in combinatie met bepaalde persoonskenmerken en leereigenschappen. Een andere benadering is de theorie van Dabrowski2. Deze Poolse psychiater beschrijft hoogbegaafdheid niet vanuit het IQ, maar vanuit het ontwikkelingspotentieel. Dit komt tot uiting op vijf gebieden van gevoeligheden:
- Psychomotorisch.
- Zintuiglijk.
- Intellectueel.
- Beeldend.
- Emotioneel.
Meer hierover is te lezen in de boekrecensie van Gevoelig hoogbegaafd. Het voert te ver om alle theorieën en definities van hoogbegaafdheid hier uit te werken. Dat is ook niet het belangrijkste als het gaat om dit misverstand.
Wat het echte probleem is: veel leerkrachten beginnen pas te rennen voor een hoogbegaafde als hij/zij een aantoonbaar IQ boven de 130 scoort op een intelligentietest. Jammer is dat. Waarom?
- Ten eerste, omdat een IQ-test een momentopname is.
- Ten tweede, omdat de testscore gedrukt kan worden door belemmerende factoren, zoals faalangst.
- Ten derde, omdat je er dan vanuit gaat dat een IQ statisch is. Intelligentie is niet statisch, maar dynamisch.
Zelfs Alfred Binet, de uitvinder van de IQ-test, gaat niet uit van een vaststaande intelligentie. Een citaat van Binet3: ‘Enkele moderne filosofen (…) beweren dat intelligentie een vast omvang heeft, een omvang die niet vergroot kan worden. We moeten protesteren tegen en actie ondernemen tegen dit grove pessimisme (…) Met oefening, training en bovenal regelmaat kunnen we onze scherpzinnigheid, geheugen en inzicht vergroten en intelligenter worden dan we waren.’
Daarbij komt dat elk kind recht heeft op passend onderwijs. Een leerling met een IQ van 120, daar moet je net zo goed wat mee.
Misverstand 3: Is hij echt zo slim? Laat hij dat dan eerst bewijzen!
Een directeur zei eens tegen me: ‘Bij ons komen leerlingen met lage scores niet in de plusklas. Ze moeten eerst hun talenten maar eens laten zien.’ Zo’n opmerking geeft er blijk van dat hij het hele probleem van onderpresteren niet begrepen heeft. Want dit is een verkeerd vertrekpunt. Eerst is een uitdagend leerstofaanbod nodig, dan pas zal het kind excelleren.
Misverstand 4: Hoogbegaafden lopen sociaal achter
‘Ze is niet sociaal zeg, ze speelt helemaal niet met andere kinderen’. Dat is een veelgehoorde opmerking. Maar: waarom speelt dit meisje niet met anderen? Het is belangrijk om dat eerst te onderzoeken. De kans is groot dat deze leerling niet op dezelfde golflengte zit als haar leeftijdsgenoten, omdat zij veel verder is in haar ontwikkeling. Onderzoek wijst uit dat kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong ook op sociaal gebied veelal voorlopen en dat daardoor communicatiemisverstanden kunnen ontstaan.4
De sociaal-emotionele ontwikkeling wordt vaak als reden genoemd om niet te versnellen, ook al loopt een leerling op cognitief gebied twee of meer jaar voor. Terwijl een hoogbegaafde in een hogere klas mogelijk veel beter aansluiting heeft.
Hebben hoogbegaafden dus niet zoveel problemen op sociaal-emotioneel gebied? Wijnekus (2001)5 benoemt dat problemen niet op voorhand verwacht mogen worden. Hij geeft aan dat hoogbegaafden wel een risicogroep zijn. De kans dat een kind problemen ontwikkelt, hangt af van de mate van begaafdheid.
Enkele andere onderzoeken tonen aan dat hoogbegaafde kinderen in principe niet vaker sociale en emotionele problemen hoeven te hebben dan andere kinderen, mits er rekening wordt gehouden met hun mogelijkheden.6
Als hoogbegaafde kinderen sociaal-emotionele problemen ontwikkelen, kunnen die op verschillende gebieden tot uiting komen. Alja de Bruin- de Boer en Eleonoor van Gerven (2009)7 noemen:
- De ontwikkeling van vriendschappen
- De aansluiting met leeftijdsgenoten
- De ontwikkeling van sociale identiteit
- De ontwikkeling van het zelfbeeld
Daar kunnen verschillende oorzaken voor zijn. Bijvoorbeeld:
- Heeft scheve (te hoge) vriendschapsverwachtingen
- Gebruikt te moeilijke woorden en begrippen
- Ontwikkel sneller op het niveau van spelen
- Heeft soms andere interesses
- Heeft een hoge mate van aanpassingsgedrag
- Heeft de behoefte om aardig gevonden te worden
- Heeft gebrek aan cognitieve uitdaging
Hoogbegaafden lopen dus niet per definitie achter op sociaal gebied, al kunnen ze wel specifieke problemen ontwikkelen.
Misverstand 5: Hoogbegaafden hebben geen instructie nodig
‘Uitleg geven bij een pluswerkboek? Laat die slimme kinderen het maar zelf uitzoeken!’. Die gedachte komt helaas veel voor. Soms uit onwetendheid, soms uit tijdnood. Leerkrachten hebben vaak hun handen vol aan kinderen die extra instructie nodig hebben, ze komen niet meer toe aan de vragen van begaafde leerlingen.
Het is zeker waar dat begaafde leerlingen snel van begrip zijn, dat ze vaak aan een enkel woord genoeg hebben en veel dingen automatisch snappen. Maar… niet alles gaat vanzelf. Als zij op hun niveau werken en daarbij tegen hun grenzen aanlopen, kunnen ze net zo goed vragen hebben. Dat wil niet zeggen dat elke opdracht stap voor stap uitgelegd hoeft te worden.
Voor de meeste begaafden werkt een top-down benadering van een opdracht beter dan een bottum-up uitleg. Hoe dan ook: als ze een vraag hebben, hebben ze net zo goed recht op uitleg. Passend onderwijs biedt elk kind wat hij/zij nodig heeft.
Misverstand 6: Verrijken? Zorg eerst maar dat het gewone werk af is
Soms zijn leerkrachten zo bang dat hoogbegaafden iets van de leerstof missen en hiaten ontwikkelen, dat ze de lesstof niet compacten. Maar met goede richtlijnen voor compacten hoef je daar niet bang voor te zijn.
Sterker nog: verrijken zonder compacten is zinloos. Als leerlingen bovenop hun gewone werk nog een opdracht extra moeten doen, is de kans groot dat ze denken: ‘Ik werk wel iets langzamer, anders moet ik alleen maar meer doen.’ Het aanbieden van extra stof heeft dan een averechts effect.
Bij verrijken gaat het er niet om dat een leerling meer werk krijgt, maar dat hij werk krijgt met meerwaarde. Verrijking biedt kansen om leerlingen te laten bloeien. En daar gaat het om. Want onderwijs geven is geen vat vullen, maar een haard aansteken.
Misverstand 7: Als hij zo slim is, waarom kan hij dan zijn kamer niet eens opruimen?
Soms zie je slimme, getalenteerde kinderen telkens weer worstelen met simpele taken zoals huiswerk, opruimen en aankleden. Andere voorbeelden zijn het omgaan met boosheid en teleurstellingen. Hoe komt dat, ze zijn toch slim genoeg om dit te kunnen? Recent onderzoek toont aan dat bij deze kinderen hun executieve functies nog niet goed ontwikkeld zijn.8
Executieve functies… wat zijn dat precies? Het zijn de functies in je brein die het mogelijk maken dat je rationele beslissingen neemt, impulsen beheerst en kunt focussen op wat belangrijk is. Gelukkig zijn deze functies te ontwikkelen. Dat kan informeel of door een gerichte aanpak. Hoe dan ook, als een kind zwakke executieve functies heeft, is dat geen enkele reden om te twijfelen aan hun intelligentie.
Tot slot
Zeven misverstanden rond hoogbegaafdheid, dat is niet niks. Toch zijn dit niet de enige. Met weinig moeite kun je er nog meer bedenken. Hoogbegaafdheid goed zien, begrijpen en begeleiden is een vak apart. Een spannende uitdaging voor leerkrachten en ouders…
Noten
1 Betts, G. T. & Neihart, M. (2010). Revised profiles of the gifted and talented.
2 Dabrowski, K (1964). Positive Desintegration. Little: Brown & Company.
3 Dweck, C. (2012). Mindset, de weg naar een succesvol leven, blz. 17. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
4 Gerven van, E. e.a.(2009). Handboek hoogbegaafdheid. Assen: Koninklijke Van Gorcum
5 Wijnekus, M. (2001) Diagnostische besluitvorming bij begaafde kinderen. In: J. Span, A. de Bruin- de Boer & M.C. Wijnekus, Het testen van begaafde kinderen: suggesties voor diagnostiek en behandeling. Alphen a/d Rijn: Samsom.
6 Lehman, E.B. & Erdwins, C.J. (1981) The social and emotional adjustment of young, intellectually gifted children. In: Gifted Child Quarterly, 25, 3, 134 - 137.
7 De Bruin - de Boer, A. & Gerven van, E. (2009). De sociaal-emotionele ontwikkeling van begaafde leerlingen. In: Handboek hoogbegaafdheid. Assen: Koninklijke Van Gorcum
8 Dawson, P. en Guare, R. (2009) Slim maar..., Amsterdam: Hogrefe.