Co-teaching: een pakkende aanpak voor passend onderwijs
Sandra Koot
Trainer, adviseur bij Educote
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/co-teaching-artikel.php
Passend onderwijs
Sinds de jaren negentig probeert de overheid de verwijzingen naar het S(B)O terug te dringen. Volgens het evaluatierapport ‘Weer samen naar School Welbeschouwd’ (Meijer 2004) is zij daarin onvoldoende geslaagd. Het adoptief vermogen van de leraar is in al die jaren onvoldoende versterkt om alle leerlingen binnen het reguliere onderwijs te kunnen behouden.
In de Nieuwe Koers Passend Onderwijs stelde staatssecretaris Dijksma eind vorig jaar dat de leraar in het primaire proces nog te weinig betrokken is. Passend Onderwijs zal volgens haar vooral op de werkvloer gestalte moeten krijgen. Sandra Koot (Educote) is als trainer nauw betrokken bij het verbeteren van het onderwijsproces aan rugzakleerlingen. Haar praktische aanpak waarbij het handelingsrepertoire van de leraar centraal staat, blijkt zowel voor de lgf-leerling als de reguliere leerling succesvol.
‘’De scholen zijn er weliswaar in geslaagd om het verwijzingspercentage naar het SBO terug te dringen, maar tegelijkertijd is het percentage leerlingen dat extra zorg behoeft gestegen. Het lijkt wel of er sprake is van communicerende vaten. Leerlingen met gedragsproblemen vormen nu de grootste uitdaging voor de leraren’’, stelt Koot. ‘’Alleen adviseren en begeleiden is niet toereikend. Er moet meer gebeuren om leraren in staat te stellen om te gaan met verschillen tussen leerlingen. Daarvoor moeten zij terug kunnen vallen op collega’s en deskundigen die de leraar assisteren bij het vinden van oplossingen. Het gaat niet alleen om het vergroten van kennis, maar ook om de uitbreiding van het handelingsrepertoire en attitudeverandering. Alleen dan maakt Passend Onderwijs een echte kans. De co-teacher kan hierbij een belangrijke rol spelen.’’
Vergroten handelingsrepertoire
Als het om passend onderwijs gaat, is er de afgelopen jaren volgens Koot heel veel tijd gaan zitten in bestuurlijk overleg. ‘’Maar dat heeft de leraar niet veel geholpen’’. Zegt ze. ‘’het beleid is onvoldoende geland op de werkvloer. Overigens blijkt dit ook uit het evaluatierapport van de commissie Lambrechts. Als ambulant begeleider merkte ik dat leraren de handelingsadviezen over bijvoorbeeld autisme wel zinvol vonden, maar dat deze adviezen hen geen concrete handvatten boden. Ze bleven met vragen zitten als ‘Hoe moet ik het doen?’. Als er een escalatie was geweest met een zorgleerling, dan bleek dat er altijd reactief gehandeld werd en maar zelden preventief. Hoe had men dit probleem kunnen voorkomen? De leraar voelde zich handelingsverlegen op het moment dat zich een escalatie voordeed’’.
Koot heeft in 2009 onderzoek gedaan naar manieren om het handelingsrepertoire van leraren te vergroten. Uit dit onderzoek blijkt dat er vier werkwijzen zijn die gezamenlijk een positief effect hebben op het versterken van het adaptief vermogen van de leraar: co-teaching,coöperatief werken, heterogeen groeperen en effectief klassen- en gedragsmanagement.
“Daarmee ben ik aan de slag gegaan om het handelingsrepertoire van de leraar te verbeteren, zodat er wel degelijk sprake is van een structurele en preventieve aanpak. In mijn onderzoek heb ik als co-teacher met vijf leraren gewerkt aan het versterken van hun adaptief vermogen. Altijd werkte ik vraaggericht: de hulpvragen van de leraar waren steeds het uitgangspunt. Met mijn alternatieve gedragsinterventies bood ik telkens mijn oplossingen aan hen aan. De leraar heeft mij die dingen zien doen en heeft ze over kunnen nemen in vergelijkbare situaties. Achteraf evalueerden we het handelen van de leraar. Hierdoor ontstond een perfecte reflectie op het eigen handelen.”
Heterogene groepen
De deelnemende scholen waren verschillend qua grootte en qua niveau van leerlingenzorg. In alle klassen zaten wel één of meer leerlingen met een indicatie cluster 4.
In elke klas binnen het onderzoek zijn heterogene groepen samengesteld uit zwakke, sterke en gemiddelde leerlingen. In die heterogene groep liet koot de leerlingen coöperatief werken. Koot: “de leerlingen leren van elkaar en de instructielijntjes zijn heel kort. Korter dan wanneer de leraar dat zelf moet doen. Bovendien versterkt deze manier van werken het sociaal-emotionele klimaat in de klas. kinderen corrigeren elkaar heel goed als bepaald gedrag binnen de groep als storend wordt ervaren. En dat blijkt vaak veel effectiever te zijn dan wanneer de leraar dit doet. Eeder groepslid kreeg van mij een taak. Iemand was taakbewaarder van de opdracht, iemand bewaakte de tijd of het materiaal en iemand schreef. Allemaal waren ze dus tegelijkertijd in actie.
Coöperatief werken en heterogeen groeperen versterken elkaar zeer positief. er is dan sprake van optimaal leren.” Koot benadrukt dat er te allen tijde sprake moet zijn van een goed klasse- en gedragsmanagement door de leraar. Als een leraar om kwart voor negen moet beginnen, dat doet hij er volgens koot verstandig aan om op die tijd bij de deur te staan. Tevens moet hij ervoor zorgen dat de materialen klaarstaan. Koot: “Het zijn heel basale zaken. Als hij tussentijds de deur uit moet om te gaan kopiëren, verstoort dat het proces. De kans is groot dat bij terugkomst de klas zeer rumoerig en onrustig is. Maak ook op het bord duidelijk wat het programma van de dag is. Het zijn geen hemelbestormende dingen. Toch zie ik dat veel leraren hierop stuk lopen.”
Onder gedragsmanagement verstaat Koot ook hoe leerlingen met elkaar om moeten gaan. Wat zijn de regels en wat gebeurt er als ze deze regels niet naleven? Koot: “Je kunt niet duidelijk genoeg zijn. een leraar moet als een huis voor de groep staan en mag niet afwijken van de regels die hij van te voren heeft afgesproken, anders wordt hij de speelbal van de klas. Je moet het op een aardige, maar zeer stevige manier brengen. De groep moet het idee hebben van ‘o nee, hier ontkomen we niet aan’. Je moet niet zeggen: ‘Zouden jullie alsjeblieft stil willen zijn’. Het moet stil zijn.”
Gedragsverandering
Koot wil met haar vorm van co-teaching ook daadwerkelijk een gedragsverandering in handelingsvaardigheid bij de leraar teweeg brengen. Ze is bijzonder te spreken over de reacties van de leraren. “Alle leraren zijn erg enthousiast en drie van de vijf gecoachte leraren gaan nu zelf ook als co-teacher coöperatief werken introduceren bij collega’s. ‘Wat goed is voor kinderen met speciale behoeften, is goed voor alle leerlingen’, stelt Meijer in zijn onderzoeksrapport uit 2004.
Koot onderschrijft deze conclusie.
Met de hiervoor beschreven werkwijze kunnen de opbrengsten van Passend Onderwijs veel verder reiken dan de doelgroep van leerlingen ‘met specifieke onderwijsbehoeften’. Alle leerlingen profiteren van de nieuwe werkwijzen in de klas. De focus van de ambulante begeleiding verschuift van de leerling naar de leraar. Koot: “Als ambulant begeleider optimaliseer ik de begeleiding rondom de rugzakleerling.
De leraar gaat over een groter en beter handelingsrepertoire beschikken, daarmee borg ik iets waarmee zowel de rugzakleerling als de reguliere leerling gebaat is. Als je de focus legt op alleen de rugzakleerling dan moet je de procedure telkens en in volgende groepen herhalen. Als we alleen naar de lgf-leerling kijken, maken we misschien een time-outplekje of een apart werkschrift waarin een overzicht van taken en de werktijden staan, maar dat verandert in essentie de leraar niet. Leerkrachtcoaching vind ik veel effectiever.”
Conclusie
De conclusies zijn wat Koot betreft helder. Volgens haar is co-teaching aantoonbaar effectief gebleken. Uit de analyse van de competentieprofielen van deze leraren blijkt een duidelijke groei. Ook observaties van derden laten een duidelijke vooruitgang zien in de adaptiviteit van de leraar.
Goed klassenmanagement en coöperatief werken blijken een preventieve werking te hebben ten aanzien van gedragsproblemen. Co-teaching versterkt de leraar: handelingsadviezen worden direct toegepast, de leraar groeit verder in vaardigheden en ervaart de mogelijkheden van alternatieve interventies op gedragsproblemen.
Ook de deelnemende leraren gaven aan veel beter in staat te zijn te differentiëren in hun klas, beter in te kunnen gaan op de verschillen in onderwijsbehoeften van de leerlingen en beter in staat te zijn goede interventies te plegen op leerlinggedrag. Co-teaching stelt wel specifieke eisen aan de begeleider. Hij moet beschikken over de competenties, vaardigheden en attitudes van een excellente leraar.
Vergroten handelingsrepertoire
Sandra Koot onderzocht de effectiviteit van coöperatief leren en co-teaching. Op leerling-niveau laten alle leerlingen een grotere betrokkenheid zien. Coöperatief werken werkt preventief op gedragsproblemen: de groep corrigeert zelf storend gedrag. Bijna alle leraren geven aan dat hun groep positief verandert, er ontstaat een verbeterd klassenklimaat. Leerlingen geven dit ook aan in hun eigen evaluaties. De lgf-leerlingen zijn meer betrokken en doen en passant sociale en coöperatieve vaardigheden op. Zelfs de leerlingen met autisme spectrum stoornissen zijn meer betrokken, zelden staan zij langs de zijlijn.
Op leraarniveau ligt het grootste winstpunt in klassen- en gedragsmanagement. De leraren gaan over van een controlerende naar een stimulerende rol. De leerlingen worden onafhankelijker waardoor de leraar meer tijd heeft om leerlingen extra te begeleiden. In heterogene groepen zijn de leerlingen uitstekend in staat elkaar aan te vullen in instructie en werken. Alle leraren geven aan voorbeelden van leraargedrag van de co-teacher over te nemen.
Op schoolniveau zorgden drie van de vijf leraren voor de transfer. Zij waren zo enthousiast dat ze hun collega’s motiveerden ook coöperatief werken in te voeren. De leraren die deelnamen aan het onderzoek namen hierin zelf de rol van co-teacher op zich.
Samenvatting
Dit artikel gaat over Passend Onderwijs en de rol van de leraar in het verbeteren van het onderwijsproces voor leerlingen met diverse behoeften. Het benadrukt dat, ondanks de inspanningen om verwijzingen naar speciaal onderwijs te verminderen, er nog steeds uitdagingen zijn. Passend Onderwijs zou volgens het artikel vooral op de werkvloer vorm moeten krijgen, waar de leraar een cruciale rol speelt.
Sandra Koot, een trainer betrokken bij het verbeteren van het onderwijsproces voor leerlingen met extra behoeften, pleit voor een praktische aanpak waarbij het handelingsrepertoire van de leraar centraal staat. Ze benadrukt dat het vergroten van kennis niet voldoende is; er is ook behoefte aan uitbreiding van het handelingsrepertoire en attitudeverandering. Co-teaching wordt genoemd als een waardevolle methode om het adaptief vermogen van leraren te versterken.
Het artikel beschrijft vervolgens vier werkwijzen die gezamenlijk een positief effect hebben op het versterken van het adaptief vermogen van de leraar: co-teaching, coöperatief werken, heterogeen groeperen en effectief klassen- en gedragsmanagement. Koot benadrukt het belang van goed klasse- en gedragsmanagement, inclusief duidelijke regels en consequenties.
De conclusies van Koot zijn positief over co-teaching, waarbij de opbrengsten van Passend Onderwijs verder reiken dan alleen leerlingen met specifieke behoeften. Ze stelt dat alle leerlingen profiteren van nieuwe werkwijzen in de klas, en de focus van ambulante begeleiding verschuift van de leerling naar de leraar.
In het onderzoek van Koot blijkt co-teaching effectief te zijn gebleken, resulterend in een duidelijke groei in de adaptiviteit van leraren. Goed klassenmanagement en coöperatief werken hebben een preventieve werking op gedragsproblemen, en leraren voelen zich beter in staat te differentiëren in de klas. Het artikel concludeert dat co-teaching specifieke eisen stelt aan de begeleider, die moet beschikken over de competenties, vaardigheden en attitudes van een excellente leraar.