Tips en trucs voor het hardopdenkend lezen - Deel 1 (13)
Paul Filipiak
Taalleesdeskundige bij Filipiak Educatie en Multimedia
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/hardopdenkend-leren-lezen-tips-en-trucs.php/.
Goed kunnen lezen is een samenspel van denken, decoderen en snelle woord(deel)herkenning. Goede lezers voeren als het ware een innerlijke dialoog wanneer ze lezen. Veel van onze leerlingen zijn echter geen denkende lezers. Het is onze taak om hen te helpen. Het hardopdenkend(voor)lezen vormt daarbij de belangrijkste techniek om lezend te leren voor leerlingen. Dit artikel is onderdeel van een artikelenserie waarin wordt besproken wat hardopdenkend lezen is en hoe dit in het onderwijs kan worden ingezet. Hier staat een overzicht van alle artikelen en bronnen.
Nadat een klasgenoot hardopdenkend had voorgelezen was de reactie van John: 'Ongelooflijk wat je allemaal doet als je leest?! Ik doe niets van dat alles.' De klasgenoot, Ron, zat bij hem in het judoteam en zei: 'Als je dat allemaal niet doet, dan lees je niet! Het is net als met judo, je moet er met je hoofd helemaal bij zijn! Je moet de trucjes kennen en toepassen! Als je niets doet, dan wordt het helemaal niks!' John besloot om de leesstrategieën van Ron toe te passen. Hierdoor werd hij een betere lezer.
Na een aantal teksten hardopdenkend te hebben gelezen zei een andere moeizame lezer boos: 'Waarom heeft niemand me ooit verteld dat lezers dit doen?' Toen ik hem vroeg waarom hij zo boos was, zei hij, 'Als ik had geweten wat ik moest doen, dan zou ik dat hebben gedaan. Waarom heeft u dit niet eerder verteld? Is dit een groot geheim of zo? En het is niet eens zo moeilijk,' ging hij verder. Hardopdenkend lezen zorgt ervoor dat de eigenschappen van begrijpend lezen niet een groot raadsel blijven voor de moeizame lezers in de klas (15). Er worden daarom hierna nog een aantal tips gegeven.
1. Kies een tekstfragment (of een korte tekst)
Kies een tekst die interessant is voor de leerlingen. Het moet uitdagend en niet al te gemakkelijk zijn (5).
Vygotsky zei dat leren alleen plaatsvindt in de naaste ontwikkelingszone. Daarom kiezen we deze keer voor een tekst die leerlingen wél met je hulp, maar moeilijk zelfstandig kunnen lezen. Je kunt het beste de eerste twee pagina’s van een tekst hardopdenkend lezen. Moeizame lezers hebben de neiging om het op te geven na de eerste paar paragrafen; als zij deze passages begrijpen, dan is het begin alvast gemaakt. Dit helpt je leerlingen bij hun oriëntatie op het type tekst en de woorden en geeft hen een idee over de leesstrategieën die zij waarschijnlijk zullen moeten toepassen. Het is uiteraard ook goed om met een kort verhaal (vooral als dit enkele pagina’s beslaat) of een artikel (mits het niet te lang is) aan de slag te gaan. Geef elke leerling een kopie van de tekst. Meestal introduceert Jeffrey Wilhelm de ‘hardopdenken’-techniek door de tekst op een pagina te kopiëren en in de rechterkolom schrijflijnen toe te voegen waarop leerlingen hun reacties kunnen noteren. Door schrijfruimte te creëren weten je leerlingen dat ze geacht worden om stap voor stap en stukje voor stukje te reageren, en dat hun leesgedachten een reactie zijn op specifieke informatie van de auteur. Zodra je leerlingen een paar keer geoefend hebben, kunnen ze een kladblok naast de leestekst leggen, hun reacties noteren en die na afloop bespreken. |
2. Leg de nadruk op enkele denkstrategieën
Leg leerlingen uit hoe de hardopdenken-techniek werkt en welke leesstrategieën er aan bod zullen komen. Brainstorm ook over de vraag waarom en hoe deze leesstrategieën hulp kunnen bieden tijdens het leesproces (5).
In een tekst Virtuele Oorlog, legde Jeffrey Wilhelm vooral de nadruk op de leesstrategie ‘voorspellen en corrigeren van voorspellingen’. Hij richtte zich voornamelijk op het voorspellen van toekomstige acties en het doen van voorspellingen over personages; wat en doen zij? Het uitspreken van een voorspelling met betrekking tot personages gaat samen met het trekken van conclusies over personages. |
3. Een leesdoel formuleren
Uit onderzoek blijkt dat het van cruciaal belang is om het stellen van leesdoelen te modeleren (5). Als leerlingen geen leesdoel hebben, dan zullen zij moeilijkheden ondervinden met het identificeren van belangrijke details en met hun concentratie bij het lezen. Regelmatig zien leerlingen het doel van lezen niet zelf in. Wel natuurlijk als ze zelf expliciet kiezen voor een bepaald onderwerp en een bepaalde tekst. Daar zit immers altijd impliciet een leesdoel achter (Zie het werk van Bauman, 1993; Davey, 1983. In: 5). In het geval van een tekst over de Virtuele oorlog zou Jeffrey Wilhelm de leerlingen vertellen dat de doelstellingen van het lezen van de tekst zijn:
- Genieten van een goed verhaal over leerlingen in de toekomst.
- Een begin maken met het onderzoek over de toekomst.
- Leren van leesstrategieën die ons helpen met ons onderzoek; namelijk het formuleren en aanpassen van voorspellingen. Ook inzicht krijgen in de beeldvorming over personages, zowel in de echte wereld als in de vertelwereld. Zodat we ons in kunnen leven in de ervaringen van personages en kunnen voorspellen wat zij zouden doen en voelen.
- Laat de leerlingen weten dat ze zich moeten concentreren op de leesstrategieën die je toepast, zodat zij kunnen uitleggen wat, waarom, hoe en wanneer je deze toepast. Dat is een goede concentratie-oefening!
Voorbeelden van denkstarters die helpen bij het bepalen van persoonlijke leesdoelen:
- Door dit te lezen zal ik beter begrijpen hoe het was om soldaat te zijn in de burgeroorlog….
- Door dit te lezen zal ik beter begrijpen waarom sommige relaties tussen vrienden geen standhouden…..
- Door dit boek te lezen kom ik erachter of er salamanders voorkomen in deze regio van het land, evenals andere dingen zoals………'
- Dit heeft te maken met mijn interesse in/studie van...
- Ik leer koken en ik kan aan de hand van de genoemde ingrediënten en de aanwijzingen zien dat dit boek te moeilijk voor mij is, want……..
- Ik wil iets grappigs lezen. Deze titel en deze kaft zien er leuk uit omdat…..
- Oh ja, ik heb het laatste boek van deze schrijver gelezen. Dit is vast ook een goed boek, want…'
4. Zinnen onderstrepen die helpen bij voorspellend lezen
Na de eerste twee pagina’s uit een tekst de Virtuele Oorlog hardopdenkend te hebben voorgelezen laat Jeffrey de leerlingen zinnen onderstrepen waarvan zij denken dat deze hen hebben geholpen bij het trekken van conclusies over personages (voornamelijk over Corgan) en het doen van voorspellingen. Vervolgens bespreken ze hoe Gloria Skurzynski personages introduceert en hun persoonlijkheid inkleuren (in: 5). Ze praten ook over aanwijzingen; over hoe auteurs hints geven over toekomstige gebeurtenissen, zodat je vooruit kunt lopen op wat er zal gebeuren in de tekst.
Jeffrey laat leerlingen graag voorspellingen doen en aanwijzingen onderstrepen die tot deze voorspellingen hebben geleid. Na het lezen van een stuk tekst kunnen leerlingen terugzien of de voorspellingen al dan niet zijn uitgekomen of dat dit onduidelijk blijft. Stephanie Harvey (3) suggereren dat leerlingen na het lezen hun voorspellingen zouden moeten coderen met V+ als de voorspelling juist was, en V- als de voorspelling onjuist was en 'V0' als de tekst geen uitsluitsel geeft.
5. Een opsomming van aanwijzingen
Nadat je samen met je leerlingen hardopdenkend hebt gelezen en een bepaalde leesstrategie hebt toegepast, vraagt je hen om een lijst samen te stellen van de aanwijzingen die tot deze leesstrategie-toepassing hebben geleid (5). Maak samen met de leerlingen een denkblad. Auteurs creëren bijvoorbeeld een personage door details te geven over het uiterlijk, zijn gedachten, de kledingstijl, zijn handelingen, de vrienden van het personage, opmerkingen van anderen, de favoriete omgeving, etcetera.
Ze verwachten dat wij voorspellingen over het personage en de stukjes informatie over het personage samenvoegen om een beeld van het personage te vormen. Vervolgens vraag je de leerlingen welke aanwijzingen zij onderstreept hebben en welke niet.
6. Introductie van hardopdenkend lezen bij concrete activiteiten
Onderzoek naar leesreflectie (bijvoorbeeld Edmiston, 1992; In: 5) toont aan dat wanneer leerlingen tijdens een activiteit, of vlak erna, worden gevraagd welke leesstrategieën zij gebruiken en hoe zij deze in andere situaties zouden kunnen toepassen, ze leren om deze leesstrategieën te transformeren naar andere contexten. Leesstrategieën worden op een specifieke manier toegepast tijdens het lezen, afhankelijk van de tekstsoort.
Voordat de hardopdenken-techniek wordt toegepast bij het lezen van teksten kun je de leerlingen laten oefenen met meer concrete en toegankelijke voorbeelden. Laat hen een niet al te moeilijke fysieke taak hardopdenkend uitvoeren. Er zijn veel mogelijkheden: Jeffrey heeft leerlingen hout laten hakken, e-mails laten versturen, spaghetti laten koken en zelfs een boterham met pindakaas laten smeren. Vertel hen dat de handelingen uitgesproken moeten worden en dat degene die luistert niet weet hoe hij de activiteit moet uitvoeren.
Vraag hen om eerst het doel van de activiteit, de voorbereiding en de start te benoemen. Daarna kunnen zij al hun gedachten, opmerkelijkheden en handelingen vastleggen. Ook noteren zij hun reflectie op en evaluatie van de uitvoering van de activiteit. Vraag na afloop aan de leerlingen wat wij kunnen leren van het hardopdenkend uitvoeren van een activiteit in vergelijking met het luisteren naar een ander die de activiteit uitlegt en niet voordoet. Vraag hen wat het heeft te maken met leren lezen.
7. Consolideer de leesstrategie
Een nieuwe leesstrategie vereist begeleiding en oefening, zodat deze geïnternaliseerd kan worden (5). Beide aspecten kun je bieden door de leesstrategie met dezelfde tekst of een nieuwe tekst te oefenen. Hieronder volgen een aantal onderwijstechnieken die in de praktijk succesvol zijn toegepast. Je gebruikt deze technieken niet allemaal tegelijkertijd, maar het is handig om over alle technieken te beschikken.
7.1 Leesduo’s
Leerlingen gaan in tweetallen verder met het hardopdenken over een tekst. Eén leerling leest de tekst voor en de ander brengt verslag uit. Daarna wisselen de leerlingen van rol. Het voordeel hiervan is dat leerlingen elkaar helpen. Vervolgens kan een leerlingduo het repertoire aan leesstrategieën uitbreiden door hun werk te delen met een ander leerlingduo of met de hele klas.
Jeffrey moedigt leerlingen aan om er voor open te staan (5). Als zij het moeilijk vinden, geef dan aan dat ze alles kunnen zeggen wat er zich in hun hoofd afspeelt. Zelfs opmerkingen als 'Dit is saai!' of 'Ik weet niet wat ik moet doen,' geven waardevolle informatie over het bewustzijnsniveau van de leerling en hun leesrespons.
Wellicht dien je meer moeite te doen om hun interesse te wekken voor een tekst of dien je hen op weg te helpen bij het toepassen van een leesstrategie. Het is van belang om te weten welke leerlingen de leesstrategie of de toepassing ervan niet begrijpen, zodat je tijdig kunt helpen.
7.2 Post-it
Vaak worden post-it briefjes gebruikt bij het monitoren van begrip. Post-its kunnen erg handig zijn bij hardopdenkend lezen, bij het samenvatten en het geven van een eigen mening. Als leerlingen bijvoorbeeld een tekstboek lezen waarin zij geen aantekeningen kunnen maken, kunnen zij hun gedachten op post-it briefjes noteren. De briefjes plakken zij dan meteen naast de tekst.
Ook kun je kleine groepjes leerlingen hetzelfde verhaal laten lezen en hun post-it briefjes samen op één van de kopieën plakken. Als je leerlingen post-it briefjes in verschillende kleuren geef, dan kun je de overeenkomsten en verschillen in het aantal leesstrategieën zien die de leerlingen hebben gebruikt. Soms vraag je de leerlingen om een bepaalde kleur voor een bepaalde leesstrategie te gebruiken, bijvoorbeeld één kleur voor voorspellingen, een andere kleur voor voorkennis, een derde kleur voor verbeelding en een vierde kleur voor het bedenken van eigen vragen. Op deze manier kunnen je leerlingen in één oogopslag zien hoe vaak een bepaalde leesstrategie gebruikt is en hoe de leesstrategieën geïntegreerd zijn in het begrijpen van het verhaal. Als leerlingen klaar zijn met het lezen van een verhaal kunnen ze de post-it briefjes verzamelen om een tijdlijn te creëren. Meestal laat Jeffrey hen de post-its op een rol papier plakken die ze in het klaslokaal hangen (5).
Soms hang je een verhaal vergroot op zodat de leerlingen hun respons ernaast kunnen plakken. Ze trekken dan een lijn van hun post-it naar de woorden of zinnen in het verhaal die de respons veroorzaakten. Soms noteer je de belangrijkste gebeurtenissen of details op het papier en plakken de leerlingen hun post-its erboven. Er leiden verschillende wegen naar Rome.
Om je leerlingen hun eigen leesstrategiegebruik te laten evalueren, laat je hen post-its verzamelen en classificeren. Toen Karin bijvoorbeeld haar gedachtenballonnen verzamelde halverwege een verhaal over Pobby en Dingan, realiseerde zij zich dat ze slechts acht (relatief weinig) post-its had beschreven en dat al haar aantekeningen over het personage gingen. Nadat de leerkracht deze bruikbare leesstrategie had geprezen vraag je of er nog andere leesstrategieën waren die je zou kunnen toepassen (5).
7.3 Geheugensteuntjes bij het lezen met de vier v’s
Onderstaande geheugensteuntjes helpen je leerlingen om leesstrategieën te gebruiken bij verschillende soorten teksten (5,3). Ze zijn vooral van belang voor de leerlingen die moeite hebben met lezen. Er kunnen ook denkbladen bij worden gemaakt.
Lezen met voorkennis
Laat zien hoe je je eigen ervaringen gebruikt om betekenis toe te kennen, en hoe je andere verhalen gebruikt om het verhaal beter te begrijpen. Jeffrey noemt dit 'het verbinden van je leven aan literatuur' of 'leven in de tekst brengen'. Soms zeggen lezers tegen zichzelf: ‘Dit is net als toen ik met Joeri ging vissen.’ of ‘Dit is net als in de film die ik heb gezien.’ Vraag leerlingen ook om het omgekeerde te oefenen. Hoe kunnen zij hetgeen zij lezen in hun eigen leven toepassen. Dit noem je 'het verbinden van de tekst met je eigen leven'.
Denkstarters:
- Dit is net als …
- Dit doet me denken aan, omdat …
- Dit zou me kunnen helpen bij ...
- Dit helpt me bij /met het denken over/met het plannen van ...
Voorbeelden:
- Dit verhaal doet me denken aan een computerspel dat ik ken.
- Dit is net als de keer dat we met een veerboot naar Texel gingen.
- Dit helpt me om een robot van lego te kunnen bouwen.
7.4 Lezen met voorspellingen
Als je begint met lezen, begin dan met het doen van voorspellingen. Als je verder leest kun je voorspellingen corrigeren en herzien, indien nodig. Je kunt er zelfs conclusies of vragen aan verbinden. Denkstarters:
- Ik denk dat hierna … zal gebeuren.
- Ik ga ervan uit dat ...
- Ik vraag me af of …
- Ik denk dat deze persoon …
- Ik denk dat dit boek over … gaat.
- Ik vraag me af of ...
- Ik denk dat de auteur gelooft dat ...
- Ik denk dat de toon van het boek … [verdrietig is, pessimistisch is, goed af zal lopen].
Voorbeelden:
- Ik denk dat hij gevangen wordt genomen door de bewakers die op zoek zijn naar deserteurs.
- Ik ga ervan uit dat er geen ratelslangen voorkomen in Limburg, omdat het daar te koud is.
- Dit boek is net zo opgebouwd als het boek over reptielen. Ik kan er dus vanuit gaan dat elke foto wordt gevolgd door een beschrijving.
- Ik denk dat de auteur in de oorlog heeft gevochten en dat hij tegen oorlogvoeren is vanwege zijn ervaringen.
- Ik vermoed dat dit boek over Vikingen gaat.
- 'Pobby en Dingan' is waarschijnlijk een verdrietig boek, want aan het begin van het verhaal wordt gezegd dat zij misschien niet meer leven.'
7.5 Lezen met verbeelding
Laat zien hoe je met behulp van alle details die de auteur je geeft zintuiglijke beelden in je gedachten vormt (beeld, gehoor, reuk, smaak, tast en emotie). Deze vaardigheid, het creëren van goede mentale modellen en/ of vertelwerelden tijdens het lezen, is cruciaal om begrijpend te kunnen lezen.
Demonstreer hoe je beelden kunt ontwikkelen en aanpassen terwijl je leest, of het nu gaat om een gezichtsuitdrukking, de werking van een motor, de kamer waarin de personages zich bevinden, het geluid van een kerktoren, de geur van een roos, etcetera. Denkstarters:
- Ik maak bij dit woord deze foto in mijn hoofd: …
- Ik stel me voor dat …
- Ik zie … of
- Ik voel bij deze zin dat …
- Ik ruik bij dit woord …
Voorbeelden:
- Ik ruik bij het kruid kaneel.
- Ik heb een foto in mijn hoofd van een elektrisch circuit, en ik zie waar de lampen aangesloten moeten worden.
- Ik stel een plattegrond voor, en ik zie dat de keuken achterin het huis is.
- Ik zie een man die aan het werk is op zijn kantoor.
- Ik heb een filmpje in mijn hoofd van een meisje dat een donkere kamer binnen gaat.
8. Monitoren van begrip
Laat zien hoe je als ervaren lezer (onbewust) je leesbegrip monitort door je de vraag te stellen, ' Is dit logisch?' (5, 3). Denkstarters:
- Dit is (niet) logisch, want …
- Dit is niet wat ik verwachtte, want …
- Dit sluit (niet) aan bij ik al gelezen heb/weet, want …
Voorbeelden:
- Dit is niet logisch, want eerder werd er gesproken over drie soldaten, en nu nog maar over twee.
- Dit is niet wat ik verwachtte, want het ging over elektrische circuits, en nu wordt er ineens gesproken over weerstand.
- Dit klinkt niet logisch, maar ik was er met mijn gedachten niet bij, dus ik moet het stuk herlezen.
- Dit snap ik niet, want ik weet niet wat ‘Siamese tweeling’ betekent, en daar lijkt het over te gaan.
- Dit sluit aan bij wat ik eerder heb gelezen over de Vikingen.
9. Denkactiviteiten om verwarring aan te pakken en begrip te herstellen
Laat zien hoe je verschillende denkactiviteiten toepast als je iets niet begrijpt of als je je begrip wilt checken. Benadruk dat zelfs ervaren lezers soms moeite hebben met bepaalde teksten (3, 5). Als het aan de orde is, dan doen ervaren lezers het volgende:
- Herlezen;
- Verder lezen om te kijken of dit opheldering biedt;
- Eerdere ideeën proberen te koppelen aan het onduidelijke stukje tekst;
- Vervangen van onbekende woorden door woorden die logisch lijken in de context; opzoeken van woorden in woordenboek;
- Veranderen van ideeën of visualisaties van het verhaal om nieuwe informatie in te passen, dat wil zeggen wellicht heb je een verkeerde aanname/ visualisatie gehad. Je moet jezelf wellicht corrigeren of iemand om hulp vragen.
Denkstarters:
- Misschien kan ik beter …
- Ik zou kunnen …
- Omdat ik dit woord niet begrijp, zou ik …
- Eerst dacht ik, maar nu denk ik …
- Ik dacht dat het hierover ging, maar dat lijkt nu niet meer logisch …
- Ik moet mijn gedachten veranderen door …
- Misschien moet ik denken aan …
Voorbeelden:
- Misschien kan ik beter verder lezen om te zien of ik het begrijp.
- Ik snap niet hoe dit samenhangt met eerdere gebeurtenissen. Ik zou eerdere passages kunnen herlezen om te kijken of ik samenhang kan ontdekken.
- Aangezien ik dit woord niet ken, kan ik naar de context kijken om te zien wat het zou kunnen betekenen.
- Ik dacht dat dit ging over belastingen, maar de informatie over wasmiddelen sluit hier niet bij aan. Misschien gaat dit wel over wassen.