Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Collegiale consultatie/visitatie

Harm Klifman
Senior adviseur bij Van Beekveld en Terpstra   

Hoolwerf, G. Harm Klifman, H. (2014) Collegiale visitatie/consultatie. http//wij-leren.nl
Geplaatst op 1 juni 2014
Deel 2: consultatie

Dit artikel is geschreven samen met Gabriëlle Hoolwerf.

Wie de literatuur overziet, komt al snel tot de conclusie dat veel woorden uit het non formeel leren nog geen vaste betekenis hebben of eenduidig naar gestandaardiseerde praktijken verwijzen. Collegiale consultatie/visitatie is zo’n woord. Hoewel er zeker overeenkomsten zijn, kan de term verwijzen naar heel verschillende praktijken.

Twee praktijken

De term collegiale visitatie is op zich geen nieuwkomer in het Nederlandse onderwijs maar komt wel in een ander perspectief te staan als de term specifiek wordt aangewend voor vormen van collegiaal leren door onderwijsgevenden met het oog op de professionele beroepsuitoefening.

De term wordt gewoonlijk niet gebruikt voor professionele beroepsuitoefening maar voor schoolontwikkeling in relatie tot kwaliteitszorg. Het is deze betekenis van collegiale visitatie die ook gebruikt wordt in andere artikelen hierover op deze site.

Wanneer we het in deze serie over peer learning hebben over collegiale consultatie/visitatie, dan staat het beroep dat professionals doen op elkaars expertise, daarin centraal. Dit blijkt ook wel als we een kort overzicht geven van definities en begripsomschrijvingen.

Verschillende definities

Gwen de Bruin, Susan van Geel, Karel Kans noemen in hun rapport in opdracht van het ministerie van OCW, Peer review in de praktijk, zowel collegiale visitatie als collegiale consultatie .

Collegiale visitatie wordt omschreven als: docenten komen bij elkaar in de les op bezoek (binnen een school). De professional krijgt een spiegel voorgehouden door een collega wat aanleiding geeft tot reflectie op het eigen functioneren.

De term collegiale consultatie wordt gedefinieerd als: “docenten consulteren elkaar voor het vinden van oplossingen op specifieke problemen.” En elders: “Docenten brengen lesbezoeken aan elkaar."

  • Soms gebeurt dit tussen vaste duo’s van docenten, zoals beschreven bij collegiale consultatie.
  • Ook zijn er vormen waarbij docenten in wisselende samenstellingen elkaars lessen bezoeken.
  • Sommige scholen geven er de voorkeur aan gebruik temaken van kijkwijzers om de lessen te observeren.
  • Anderen laten het liever vrij.
  • Lesbezoeken vinden niet alleen plaats tussen peers (docenten onderling).
  • Er wordt ook gevarieerd met vormen waarbij anderen dan de peers lessen bezoeken, zoals de schoolleiding of externen.
  • Lesbezoeken kunnen variëren van enkele minuten (flitsbezoeken) tot halve en hele lessen.                                                                                                                          

Veel elementen uit deze omschrijving zullen we hierna nog tegenkomen. We vervolgen eerst ons beknopte overzicht van definities en begripsomschrijvingen.

Ook Stevens c.s. geven, sprekend over collegiale consultatie, daar geen scherp omlijnde definitie van maar de omschrijving maakt wel duidelijk waar het om gaat. Kenmerkend voor collegiale consultatie is dat er twee partijen zijn, een consultatievrager en een consultatiegever.

De consultatievrager is een collega die raad of advies nodig heeft inzake een probleem. Stevens c.s. wijzen erop dat dit probleem altijd drie dimensies vertoont die in wisselende intensiteit aanwezig zijn.

  • Het werk/de taak
  • De docent  
  • De werksituatie

Tussen vrager en gever zal bij aanvang een afspraak worden gemaakt inzake de in te nemen rollen. Er is dan sprake van een contract. Stevens c.s. definiëren de relatie consultatievrager – consultatiegever als een functionele samenwerkingsrelatie die tegelijk asymmetrisch van aard is, en waarin nadrukkelijk sprake is van wederzijds vertrouwen. De hier beschreven methode is afkomstig uit de geestelijke gezondheidszorg. De psychiater Gerald Caplan wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van de collegiale consultatie.

Tot slot nog een laatste bron. Monique Bellersen en Inez Kohlmann (2009) onderscheiden twee vormen van collegiale consultatie.

  • De intervisie (waarover later meer) 
  • De collegiale toetsing.

Collegiale toetsing richt zich vooral op professionals uit ėėn discipline en heeft als doel het bevorderen en bewaken van professionele werkwijzen door het actuele handelen te vergelijken met normen en richtlijnen van andere professionals uit dezelfde discipline. Zij gebruiken collegiale toetsing voor het bespreken van vaktechnische kennis, professioneel handelen en de inrichting van werkprocessen. Deze vorm heeft een toetsend en beoordelend karakter.

Tussentijdse conclusie

Het voorgaande overziend kunnen we tussentijds concluderen dat er sprake is van:

  • Collegiale visitatie/lesbezoek, wanneer collega’s als peers elkaars lessen bezoeken en hun waarnemingen na afloop teruggeven aan de geobserveerde collega. Inzet van deze feedback is dat de collega het eigen oordeel over de zelfgegeven les verrijkt met de waarnemingen van een of meer collega’s, hierop reflecteert en desgewenst het eigen handelen op basis hiervan bijstelt of wijzigt.
  • Collegiale toetsing, wanneer een leerkracht een beroep doet op collega’s om samen een professionele situatie te bekijken mede gebruikmakend van de professionele maatstaven die binnen de beroepsgroep beschikbaar zijn. 

Waarom collegiale visitatie?

Uit waarnemingen in de praktijk weten we dat op veel basisscholen collega’s bij elkaar op lesbezoek gaan, daarvoor gestructureerde vragenlijsten gebruiken en na afloop samen terugblikken op de waarnemingen. Met deze praktijk van lesbezoek is het Nederlandse primair onderwijs niet uniek in Europa. Met name in Duitstalige streken, in het bijzonder in Zwitserland, is er de nodige ervaring op dit gebied, mede dankzij het gegeven dat onderling lesbezoek hier verplicht is.

Onderling lesbezoek door collega’s kan volgens Martin A. Riesen (2002) de volgende functies dienen :

  • Het geven van feedback: mensen hebben terugkoppeling nodig om zich een oordeel te kunnen vormen over het eigen professionele gedrag.
  • Het evalueren van het professionele handelen, gericht op erkenning op vakmatig niveau als op persoonlijk niveau.
  • Het uitgedaagd worden door collega’s die andere dingen waarnemen dan je zelf doet.
  • Het leren van rolmodellen: het kunstje afkijken en daarna zelf proberen.
  • De eigen positie vanuit andere standpunten belichten. Neem de leerkracht die geen orde kan houden – die heeft de neiging de oorzaak bij zichzelf te zoeken. Inbreng van anderen kan leiden tot andere inzichten en daarmee tot een zekere opluchting. 

In het nagesprek kan volgens Riesen gekeken worden naar drie aspecten:

  • Was de les betekenisvol? Sloot het lesdoel aan bij de huidige en toekomstige leerbehoeften van de leerling?
  • Was de les effectief? Kan de leerling er mee verder? Werden doelen aantoonbaar bereikt?
  • Was de les efficiënt? Konden de vooraf gestelde doelen langs een andere weg sneller worden bereikt?

In Zwitserland zijn maatjes die bij elkaar lesbezoek gaan doen, tandems genoemd. Persoonlijke professionele ontwikkeling is daar uitgangspunt. Volgens Inhelder zijn vier aspecten karakteristiek voor de tandems :

  • Het doel van de professionele ontwikkeling: waar is het de leerkracht precies om te doen?
  • Er is sprake van wederkerigheid en symmetrie in de relatie. De ene collega zet zich in voor het leren van de ander (en niet om de persoonlijke nieuwsgierigheid te bevredigen).
  • De methode van de ‘vreemde ogen’ die leidt tot een andere kijk op het eigen functioneren.
  • De duidelijke structuur: voorbereiden, observeren, nabespreken en verwerken in plannen of handelingen.

Zoals hiervoor opgemerkt, ook in het Nederlandse primaire onderwijs wordt tegenwoordig veel aan lesbezoek gedaan. Er circuleren in den lande allerlei observatielijsten – een teken dat op vele plekken wielen worden uitgevonden. Wellicht dat er spoedig enige ordening en uitwisseling zal plaatsvinden. De PO-raad heeft in dezen al initiatieven genomen.

Uitstapje: collegiale consultatie met behulp van video (VIP Coaching)

Definities 

VIP Coaching is een door het Ruud de Moor Centrum doorontwikkeld instrument voor peer review vanuit de opzet van Robbins (1991). Naast VIP Coaching wordt in Nederland veel gebruik gemaakt van het vergelijkbare (school) video interactie begeleiding (SVIB).

Aan VIP Coaching en SVIB liggen meerdere stromingen in het denken over professionalisering van docenten/professionals ten grondslag. VIP Coaching is een uitwerking van peer coaching . SVIB komt voort uit de jeugdhulpverlening en kinderopvang . Specifiek aan beide is de inzet van filmopnames ter ondersteuning van (zelf)reflectie en feedback. In het rapport van Thurlings, van der Veen en de Laat (2012) worden VIP Coaching en (S)VIB als volgt beschreven:

“Video Interactie Begeleiding (Van de Heijkant en Van der Wegen, 2000) is gericht op het analyseren van de interactie tussen de leraar en de leerling(en). Uitgangspunt is dat veel probleemgedrag kan ontstaan doordat de leraar zijn interactie onvoldoende afgestemd op de ondersteuningsbehoefte van de leerling(en). Door het gezamenlijk analyseren van videobeelden van de interactie ontstaat een nauwkeurig beeld van het interactieve gedrag van de leraar en kunnen doelen voor gedragsverandering worden opgesteld.
[…]
Peer coaching houdt in dat twee of meer collega’s elkaar coachen en door elkaar gecoacht worden. Robbins (1991) beschreef peer coaching als ‘a confidential process through which two or more professional colleagues work together to reflect on current practices; expand, refine, and build new skills; teach one another; conduct classroom research; or solve problems in the workplace’. Een voorbeeld van peer coaching is het VIP model (Jeninga, 2003). VIP omvat video-opnames van leraargedrag, wederzijdse peer coaching onder leiding van een procesbegeleider, een cyclische werkwijze en oplossingsgericht denken.” 

Kernelementen

Uit de hierboven genoemde beschrijving van peer coaching, VIP Coaching en (S)VIB kunnen de volgende kernelementen worden gedestilleerd:

  • Observatie middels video
  • Gericht op leraargedrag en dan met name de interactie met leerlingen 
  • Dialoog met peers gericht op feedback
  • Zelfreflectie

Fasen van VIP Coaching

In de definitie van VIP coaching in het rapport van Thurlings, van der Veen en de Laat (2012) worden vier fasen beschreven:

  • In de eerste fase maakt iedere leraar een video-opname van zijn lesgedrag wat hij wil verbeteren, bijvoorbeeld een efficiëntere instructie. 
  • In de tweede fase komt de groep van drie tot vier leraren bijeen. In deze bijeenkomst wordt de video-opname bekeken en door middel van oplossingsgericht denken wordt een doel en bijbehorende acties geformuleerd
  • In de derde fase gaat iedere leraar aan de slag met dit doel en bijbehorende acties en maakt hiervan een nieuwe video-opname
  • In de vierde fase komt de groep wederom bijeen. De nieuwe video-opname wordt bekeken en het veranderde lesgedrag wordt geëvalueerd. De procesbegeleider heeft een belangrijke rol in het VIP-model. Hij zit de bijeenkomst voor en is in sommige gevallen belast met organisatorische zaken. Bovendien staat hij model als coach.

De ideale vorm van peer coaching

Het Ruud de Moor centrum heeft een onderzoek gedaan naar de inzet van VIP Coaching op één basisschool in Den Haag (2006). Vanuit dit onderzoek worden enkele eerste conclusies getrokken over de optimale inzet van VIP Coaching en aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. Algemene conclusie:
    
Vooralsnog komen we tot de conclusie dat de ideale vorm van peer coaching er als volgt uitziet.

  • Een peer coachingsgroepje bestaat uit drie leraren en een procesbegeleider
  • Een casus wordt behandeld in 30 minuten
  • De groepjes komen bijeen met een frequentie van één keer per zes weken
  • De deelnemers zijn goed getraind in de balans tussen coaching en intervisie
  • In de normjaartaak is tijd voor peer coaching ingeruimd
  • Het geheel wordt aangestuurd door een stuurgroep waarin een directielid en de coördinator peer coaching zitting hebben

 Voor een optimaal rendement moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan.

  • Als school moet je het met elkaar eens zijn over waar je met je school heen wil en hoe je met elkaar om wilt gaan.
  • Als deelnemer moet je je ervan bewust zijn dat het over jou gaat en niet over de leerlingen
  • Als deelnemer moet je begrip tonen voor de ander (de peer), zonder dat dat leidt tot vergoelijken
  • Als deelnemer moet je niet in de problemen blijven hangen, maar constant op zoek zijn naar oplossingen

Samenvatting

Dit artikel, samen met Gabriëlle Hoolwerf geschreven, onderzoekt collegiale consultatie/visitatie in het onderwijs. Het benadrukt de variabiliteit in definities en praktijken binnen dit domein, met de nadruk op het delen van expertise tussen onderwijsprofessionals ter bevordering van professionele ontwikkeling. Twee benaderingen worden belicht: collegiale visitatie, waarbij collega's elkaars lessen observeren en feedback geven, en collegiale toetsing, gericht op het vergelijken van professioneel handelen met normen binnen dezelfde discipline. Het artikel beschrijft ook diverse praktijken, waaronder lesbezoeken, gebruik van observatielijsten en peer coaching met video. Kernaspecten en fasen van peer coaching worden besproken, evenals ideale vormen en voorwaarden voor succesvolle implementatie. Door concrete voorbeelden en aanbevelingen biedt het artikel stof tot reflectie en discussie over de rol van collegiale consultatie/visitatie als instrument voor professionele groei binnen het onderwijs.

Klik hier voor een Voorbeeld van een evaluatie van Peer Coaching

Noten

  1. Het is om deze reden dat de term collegiale visitatie veelvuldig voorkomt in de publicaties van projecten onder auspiciën van de VO-raad en zijn voorloper. Voorbeeld: ISISQ5, Saus of marinade. Kwaliteitsbeleid op scholen voor voortgezet onderwijs, Utrecht 2006, pag. 62 bespreekt collegiale visitatie als een in een reeks van externe feedbackvormen waaronder benchmark, criticalfriends, audit, visitatie. Onder collegiale visitatie wordt in dit kader verstaan: “Ontwikkelingsgerichte, externe wederzijdse beoordeling door collega’s van een door de scholen aan elkaar voorgelegde zelfevaluatie volgens een vooraf door de scholen overeengekomen model. De wederzijdse beoordeling vertrekt vanuit de visie van de gevisiteerde scholen zelf.” Zelfde definitie in: Q5, Systematisch werken aan onderwijskwaliteit VO.Utrecht 2008, pag. 78.
  2. Peer review in de praktijk, Eindrapport Rotterdam maart 2013 pag. 7-8.
  3. Idem, pag. 9.
  4. Stevens, Jef, Dirk Coenjaerts, Guido van Horebeek, Praktijkbegeleiding van docenten in het perspectief van onderwijskwaliteit en professionalisering. Leuven-Apeldoorn: Garant 1998, pag. 79-88, in het bijzonder pag. 88.
  5. Monique Bellersen en Inez Kohlmann, Praktijkboek Intervisie, Proces&Methoden. Deventer: Kluwer 2009, pag. 19.
  6. Een veel gebruikte publicatie, met name in het voortgezet onderwijs is Coachen op de vijf rollen van de leraar. Amersfoort: CPS 2013 (vijfde druk).
  7. Riesen, Martin A, Kollegiale Unterrichtshospitation. Biel-Bienne 2002.
  8. Inhelder, Olivier, Kollegialeshospitieren.Z.j. 
  9. Oorsprong ligt bij Beverly Showers en Bruce Joyce in de jaren ’80 van de vorige eeuw. Voor een overzicht van de geschiedenis van peer coaching zie Showers, B. & B. Joyce (1996)
  10. De vertaling van VHT (video home training) naar de schoolsituatie resulteerde in een CROHO-geregistreerd en een door de overheid bekostigd opleidingstraject SVIB. Het opleidingstraject wordt verzorgd door WOSO (werkverband opleidingen speciale onderwijszorg). Zie van den Heijkant et.al (2006).
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.