De sjwa, onze meest frequente klinker
Dolf Janson
Senior onderwijsadviseur en -ontwikkelaar bij Jansonadvies
Geraadpleegd op 07-12-2024,
van https://wij-leren.nl/sjwa-meest-frequente-klinker.php
In onze spreektaal komt één klinker het meest voor. Toch wordt hieraan in het gebruikelijke taal- en spellingonderwijs nauwelijks aandacht besteed, terwijl het herkennen van die klinker voor de juiste spelling van veel woorden heel bepalend is. In dit artikel geeft Dolf Janson daarom uitleg over de rol van deze kenmerkende klinker uit de spreektaal en het effect daarvan bij het leren lezen en spellen.
Korte klinkers die een klemtoon hebben heten officieel ‘gedekte klinker’, omdat ze steeds gevolgd moeten worden door een medeklinker. Daarom staan die nooit aan het eind van een woord, maar ook niet aan het eind van een lettergreep. Dat is ook de reden dat we, na een (beklemtoonde) korte klinker aan het eind van een klankgroep, bij het opschrijven ervoor moeten zorgen dat we een extra medeklinker invoegen om die lettergreep af te sluiten, zoals in pakken en bossen.
De sjwa
Bij die heel frequente korte klinker zonder klemtoon gaat dat anders. Officieel heeft deze klinker een mooie naam: sjwarabakti-vocaal, afgekort tot sjwa. De sjwa heeft geen klemtoon, maar juist daardoor gebruiken we die in onze spreektaal heel vaak. Doordat een sjwa nooit een klemtoon krijgt, is dat geen gedekte klinker en heeft die daardoor geen behoefte aan zo’n medeklinker erna. Zo vinden we die sjwa in nogal wat woorden gewoon achteraan, zoals in propje en grote.
In de meeste woorden klinkt de sjwa als een soort [u][i], maar omdat we die zonder klemtoon uitspreken, mogen we deze klank niet als de echte korte klinker [u] weergeven. Daarom gebruiken we als klanksymbool voor de sjwa een dubbelgespiegelde e: [É™].
Het ontbreken van die klemtoon heeft consequenties voor de uitspraak. Kinderen moeten bij het lezen de drie lidwoorden, die allemaal zo’n sjwa als klinker hebben, daarom op die manier uitspreken: [É™t] en [É™n]. Niet voor niets gebruikt men weleens de schrijfwijze ’t en ’n voor ‘het’ en ‘een’, want veel meer blijft er bij de uitspraak niet van over. Vanuit hun spreektaal moeten kinderen vanaf het begin bewust worden gemaakt dat ze deze drie lidwoorden zelden uitspreken zoals de letters suggereren.
Je moet daarom als leraar zelf bij het voorlezen ook de normale spreektaal gebruiken!
Alleen als je met dat lidwoord het unieke van iets wilt benadrukken, spreken we die klinker in ‘het’ en ‘een’ uit als een beklemtoonde klinker.
Klankgroepen met of zonder klemtoon
Dat een klinker geen klemtoon krijgt is niet zo heel vreemd. In het Nederlands heeft elk woord maar één klemtoon. Die kan op allerlei plekken in een woord voorkomen en niet, zoals in het Frans, steeds op dezelfde plek. In samenstellingen klinken de klemtonen van de delen vaak nog wat door, maar ook dan is er maar één hoofdklemtoon.
Bij het uitspreken gebruiken we een verdeling in klankgroepen, die we niet alleen bij het spreken, maar ook bij het zingen gebruiken. Als een klankgroep de klemtoon van het woord heeft, spreek je die daardoor duidelijker uit. Klankgroepen zonder klemtoon slikken we een beetje of zelfs bijna helemaal in. Neem een woord als ‘kinderen’. Dat spreken we dikwijls uit als [kindrÉ™n]. Ook in woorden met een structuur als het woord ‘getallen’, hebben twee klankgroepen een sjwa als (korte) klinker. De klemtoon ligt op [ta] en daardoor hoor je een duidelijke [a]. In de klankgroep daarvoor en in die daarna, spreken we dankzij die sjwa meestal vooral de medeklinkers uit. Die sjwa schrijven we op deze plekken met de letter e.
De sjwa spellen
Bij het leren spellen moeten kinderen aan de plek van de klemtoon horen hoe de klankgroepenstructuur van een woord is. Dat is niet zo ingewikkeld als het lijkt, doordat ze aan hun eigen spreektaal kunnen horen hoe dat gaat. Voorwaarde is dan natuurlijk wel dat ze die Nederlandse spreektaal al voldoende beheersen. Wie het Nederlands niet als thuistaal heeft, kan wel geholpen zijn met het herkennen van die klemtoon en die klankgroepenstructuur.
Vierjarige kleuters kunnen al woorden bij een plaatje benoemen en met twee klankstaven (g en b) die klemtoonstructuur laten horen, want bij de klankgroep met klemtoon gaat je stem wat omhoog en moeten ze dus op de b tikken. Door zo te luisteren naar hoe ze woorden uitspreken horen ze of er ook nog andere klinkers in het woord voorkomen, want elke klankgroep heeft een klinker. Hoor je daar dan zo’n vaagklinkende [u] dan is het waarschijnlijk een sjwa.
Neem het woord [puntən]. Beide klankgroepen ([pun][tən]) lijken dezelfde kern te hebben: [un]. Toch moet de spelling daar verschillend, want de klemtoon bepaalt waar er een echte [u] klinkt en we dus een u moeten schrijven en waar het een sjwa is, die je met een e schrijft. Kinderen moeten daarom bij het leren spellen beginnen met goed te luisteren naar hun eigen uitspraak.
Het effect bij het lezen
Die klemtoon heeft ook consequenties voor het leren lezen. Het is belangrijk dat kinderen aan de letterpatronen woordstructuren gaan herkennen en die vergelijken met hun (Nederlandse) spreektaal. Veel werkwoorden bestaan uit twee klankgroepen, waarbij meestal de eerste klankgroep de klemtoon krijgt en dus het tweede deel een sjwa bevat. Meervouden hebben in veel woorden ook deze structuur. Een dubbelmeervoud als het woord ‘eieren’ heeft zelfs twee van die stukjes, maar die spreken we vaak uit als [eirÉ™n].
Zo ontdekken ze dat veel letters ‘e’ die ze in een tekst zien staan, helemaal niet als [e] of als [ee] uitgesproken moeten worden. Daarom is het belangrijk dat zelfstandige naamwoorden steeds zijn voorzien van het bijpassende lidwoord. Zo zullen ze die al snel gaan herkennen. Ook met een markeerstift een zelfgekozen lidwoord op een pagina laten kleuren helpt, want dan worden ze zich bewust hoe vaak die lidwoorden voorkomen.
Vurrukuluk gulukug
Onze taal kent naast die schrijfwijze met een e nog twee andere manieren om die sjwa weer te geven met letters, die samenhangen met de woordgeschiedenis. Dit is in de achtervoegsels [lÉ™k] en [É™g], die we dan schrijven als ‘lijk’ en ‘ig’. Verrukkelijk [vÉ™rrukÉ™lÉ™k] heeft alleen maar klinkers die klinken als een [u], maar alleen waar de klemtoon valt is het een echte korte klinker [u]. In de andere drie klankgroepen is het dan een sjwa. Die klemtoon veroorzaakt ook dat er een dubbele k geschreven moet worden, want zonder die klemtoon zou één k genoeg zijn geweest, net als in haviken. Die dubbele r komt door de herkomst van die delen. Het voorvoegsel ver en het werkwoord rukken, brengen beide een [r] mee. Door die woorden samen te voegen betekent het zoiets als ‘met een ruk verschuiven’. Als iets verrukkelijk is, kan je blijkbaar niet rustig op je stoel blijven zitten…
Het blijkt essentieel dat kinderen zich vanaf het begin al bewust worden van die klemtoon in de woorden die ze spreken.
Als je voordoet hoe het klinkt als we alle klankgroepen evenveel klemtoon geven, dan is snel duidelijk dat dit heel vreemd klinkt en dat we klankgroepen zonder klemtoon nodig hebben om vlot te kunnen spreken.
Uit de praktijk is inmiddels gebleken dat kinderen dat woord sjwa, of zelfs sjwarabakti vocaal, snel oppikken en het als een soort toverspreuk onthouden. Bij een woord als [gÉ™lukÉ™g] zegt zo’n leerling dan: “Ik hoor twee sjwarabakti-vocalen en die zijn hier verschillend.” Het mooie daarvan is, dat al die plekken waar een sjwa voorkomt, daardoor als hetzelfde verschijnsel worden herkend. Alleen door te luisteren naar de eigen uitspraak en die eventueel met een maatje te checken, herkennen ze vanaf het begin die verschillende klankgroepen.
Nog vaker een sjwa
Helaas zijn er ook situaties waarin we een sjwa horen, maar niet schrijven. De medeklinkers [r] en [l] omringen we graag met klinkers. Als die gevolgd worden door nog een medeklinker, dan voegen veel mensen in hun spreektaal daar een sjwa tussen, maar die schrijven we niet. Zo spreken veel mensen woorden als melk en erg uit als [me][lək] en [e][rəg]. Het gaat erom dat kinderen dergelijke plekken leren herkennen. Die [l] of [r] na een klinker en gevolgd door een andere medeklinker, moet hen gaan opvallen. Dat kan door zulke woorden te verzamelen, maar ook door bij het lezen op te letten hoe ze zulke woorden gewend zijn uit te spreken. Zeggen ze dan [wolf] of [woləf]?
De sjwa, die zo vaak voorkomt in onze taal, verdient zowel bij het (leren) lezen als bij het (leren) spellen veel meer aandacht dan nu nog gebruikelijk is.
[i] Letters tussen rechte haken geven de uitspraak weer en niet de schrijfwijze.