Governance en onderwijsopbrengsten: hoe die te verbinden? -1-
Harm Klifman
Senior adviseur bij Van Beekveld en Terpstra
Geraadpleegd op 20-09-2024,
van https://wij-leren.nl/governance-onderwijs-opbrengsten.php
Dit artikel is geschreven samen met Martine Fuite
Sturen, beheersen, toezicht houden, verantwoording afleggen: het zijn de vier kernthema’s van elke theorie over governance, van goed onderwijsbestuur. En geen van de vier kan het stellen zonder twee cruciale instrumenten: adequate informatie en de juiste interventiemogelijkheden. Dáárover gaat een korte serie van twee artikelen. In deze artikelen richten we ons op drie belangrijke actoren in het primair onderwijs: de directeur, de bestuurder en de (interne) toezichthouder. Elk van hen draagt op een eigen wijze verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit. In deze serie zullen we aan de hand van een praktijkonderzoek veel praktische informatie geven over de manier waarop deze drie actoren hun rol adequaat kunnen vervullen.
Rollen en handelingen
Bij informatie gaat het om de kennis die een verantwoordelijke functie nodig heeft om die functie goed, dat wil zeggen: passend bij de functie, uit te kunnen voeren. Interventiemogelijkheden zijn die mogelijkheden die de functie ter beschikking staan om invloed uit te oefenen. Men kan in dat laatste geval ook denken aan handelingsrepertoire.
In ons onderzoek hebben we per functie gezocht naar die informatie die wezenlijk en relevant is voor juist die functie om bij te kunnen dragen aan het creëren van hoge onderwijsopbrengsten. En we hebben gezocht naar de voor die functie passende mogelijkheden om invloed uit te oefenen.
verwachtingen – informatie – duiding – interventie – flankerend beleid
Uitgesproken verwachtingen
De directeur
Zo hoort het bij de functie van directeur om helder te zijn over:
- de strategische en algemene doelen van de school;
- de operationele doelen gerelateerd aan strategische doelen.
Wat de doelen van de school betreft: bij de directeur berust de verantwoordelijkheid om de doelen van de stichting door te vertalen in doelen op schoolniveau en wel op een zodanige wijze dat deze doelen passen bij de school, dus adaptief vertaald worden. Zo ontstaan strategische doelen op schoolniveau, doelen dus voor een langere periode die op hun beurt, eveneens door de directeur, tevoren worden omgezet in operationele doelen. Benchmarkgegevens, bijvoorbeeld tussen de scholen van dezelfde stichting, kunnen hierbij behulpzaam zijn.
Van directeuren wordt verwacht, allereerst door henzelf, dat ze naar hun teamleden in staat zijn om een helder verschil te maken tussen meetbare leerling-resultaten en vormingsdoelen. Ook zijn zij in staat om de operationele doelen te formuleren los van CITO-doelen.
De bestuurder
Nee, als we zien dat ook bestuurders weten dat het uitspreken van hoge verwachtingen mensen tot grotere prestaties brengt. Ze maken dus graag gebruik van dit ‘middel’. Maar ze doen ook andere dingen vooraf zoals:
- heldere kengetallen formuleren;
- de verlangde basiskwaliteit (harde en zachte kanten) formuleren (norm stellen);
- dit ook expliciet doen naar een directeur;
- op de zeepkist gaan staan waardoor je als bestuurder zichtbaar bent, niet om jezelf….
- …..maar om steeds je boodschap te herhalen, dat wil zeggen: de missie en visie van de stichting en wel in een of twee oneliners zodat iedereen begrijpt wat je bedoelt. Bestuurders hoeven niet te aarzelen om elke kans te pakken die zich leent voor het uitspreken van een persoonlijke verwachting of inspirerend statement;
- streefdoelen, zoals geformuleerd in het strategisch beleidsplan, leveren de basis voor de planvorming door de scholen.
De toezichthouder
- tevoren duidelijke eisen zijn gesteld aan de rapportages waarin daarover verslag wordt gedaan;
- steeds het gesprek gaande blijft over de vraag ‘wat heeft de samenleving nodig en mag terecht van ons worden gevraagd?’
Hoe kom je te weten wat je weten wilt? Over Informatie vergaren
De aanduiding ‘of het goed zit’ behoeft natuurlijk serieuze invulling maar is op deze plaats even voldoende om het verschil aan te geven met de tweede vraag: uit welke informatiebronnen kan ik daarbij putten? We zullen zien dat elk van de aangegeven functies in de verticale kolom van een onderwijsorganisatie een eigen informatiebehoefte heeft, die ook zelf definieert en er zelf in voorziet.
De directeur
Voorts krijgt de directeur een beeld van het onderwijs:
- vanuit het leerlingvolgsysteem: onder andere resultaten, trendanalyses en dwarsdoorsneden;
- door klassenbezoeken af te leggen en daar te observeren;
- door deel te nemen aan de zorggesprekken of daarover geïnformeerd te worden;
- via externe audits, waaronder het oordeel van de inspectie;
- uit CITO-rapportages op entreetoets en eindtoets;
- uit tevredenheidonderzoeken onder ouders, leerlingen, personeel, management;
- door participatie in projecten als collegiale visitatie.
Voor een deel vergaart de directeur de informatie uit eigen waarneming en gegevensvergaring, voor een ander deel ontvangt hij informatie uit feedback van derden, zoals de inspectie of uit periodieke onderzoeken.
De bestuurder
Professionele besturen komen via een veelheid van informatiebronnen aan hun gegevens. Het bijzondere daarvan is dat beide dimensies (informatie over de kwaliteit van het onderwijs en informatie over de kwaliteit van de organisatie) voor hen vaak hand in hand gaan. Iedere bestuurder doet actief aan informatievergaring en kiest daar vormen voor die ‘passen’ bij de organisatie en de omvang daarvan.
Informatie uit stukken/systemen:
- digitale monitor per school;
- digitale monitor op stichtingsniveau (organisatieniveau);
- managementrapportage van de directeur;
- verslagen van het overleg IB’er – directeur;
- inspectierapport van de individuele school.
- met de directeur over de managementrapportage;
- het directeurenoverleg (collectief-) ondermeer over inspectiecontacten;
- contacten met het vervolgonderwijs;
- gesprek met de directeur over het inspectierapport.
- vooraf afgesproken schoolbezoek;
- optredens als Mystery Guest;
- informele contacten (recepties, studiedagen);
- spontaan schoolbezoek/klassenbezoek.
Bestuurders baseren hun beeld over het reilen en zeilen van de school niet uitsluitend op de rapportages van de directeur of van externe toezichthouders (zoals de inspectie) maar maken ook gebruik van meer informele mogelijkheden om ‘de sfeer te proeven’ in een school. Ze geven aan dat deze (weliswaar subjectieve) beleving niettemin waardevol is en eigenlijk niet gemist kan worden in de brede informatievergaring door de bestuurder omdat de verkregen informatie iets zegt over de kwaliteit van de organisatie. De een loopt alle informele bijeenkomst af zoals studiedagen en recepties, de ander hult zich in St Nicolaastenue en laat zich graag uitnodigen om in die rol ‘te proeven’ hoe het klimaat in de school is. En weer een andere beschouwt het als een teken van de open cultuur dat een spontaan bezoek aan een klas niet op problemen of weerstand stuit.
Belangrijk is dat de bestuurder een formele, afstandelijke positie heeft ten opzicht van het primaire proces in de school zoals dat plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de directeur van de school – dit hoeft de professioneel bestuur er niet van te weerhouden om zich langs niet formele wegen een indruk te vormen, informatie te ontvangen, inzicht te krijgen.
De toezichthouder
De rapportages van de bestuurder, vervat in periodieke rapportages volgens vaste formats als het gaat om de verschillende domeinen van het bedrijf, vormen het hoofdingrediënt voor de oordeelsvorming van de toezichthouder. De bestuurder is een zeer belangrijke informant voor de toezichthouder, maar in veel organisaties niet de enige informant – er zijn ook andere ‘partijen’ beschikbaar. Anders gezegd, de bestuurder is in de richting van de raad van toezicht geen monopolist in informatie. De raden van toezicht zetten ook andere middelen in om zich een beeld te vormen over ‘de operatie’, zoals ze dat noemen. Een lijstje:
- rapportages bestuurder;
- verslagen GMR;
- verslagen directeurenberaad;
- evaluatie en vooruitblik bestuurder.
- bilateraal overleg voorzitter raad van toezicht en voorzitter (college van) bestuur;
- formeel overleg met de bestuurder;
- gesprek GMR;
- gesprek met directeurenberaad.
- oudertevredenheidsonderzoeken;
- personeelstevredenheidsonderzoeken;
- leerlingtevredenheidsonderzoeken.
- schoolbezoeken;
- thematische bezoeken;
- aanwezigheid bij representatieve gelegenheden;
- internetsite inspectie.
Duiden: informatie interpreteren en beoordelen
De directeur
- het schoolplan;
- het jaarplan;
- de bijdrage van de school aan de collectieve ambities van de stichting.
De bestuurder
Een bestuurder is permanent bezig met het duiden van informatie: van aangereikte informatie of van informatie die op eigen initiatief wordt vergaard, officieel of informeel, reguliere informatie of informatie over incidenten. Een goed bestuurder weet wanneer hij of zij moet interveniëren maar daaraan voorafgaand is er altijd de oordeelsvorming. Én de neiging om ‘on going’ invloed uit te oefenen.
- het schoolplan als referentiekader voor beleid voor vier jaar;
- het jaarplan als referentie voor de doelrealisering van beleid voor één jaar;
- de bijdrage van de school aan de collectieve ambities van de stichting.
De toezichthouder
- de continuïteit: met name kwaliteit van de bestuurders en de financiele controle en organisatie;
- de beleidsvorming en beleidsuitvoering;
- de signalering van en aanpassing aan relevante ontwikkelingen;
- de naleving van wettelijke ge- en verboden.
- de strategievorming door de bestuurder;
- de bedrijfsvoering door de bestuurder;
- het beleidsvoerend vermogen van de bestuurder: de mate waarin deze in staat is beleidsprocessen te formuleren, te leiden en tot een goed einde te brengen;
- het stakeholdermanagement van de bestuurder, of te wel: is de bestuurder in staat om goed om te gaan met de belangen van de vele partijen met wie hij of zij te maken heeft en weet de bestuurder al deze partijen in redelijke mate tevreden te houden?
De toezichthouder beoordeelt het werk van de bestuurder aan de hand van ‘van alles en nog wat’ en vooral aan de hand van diens rapportages: over de beleidsdoelstellingen, over zaken uit de bedrijfsvoering, over strategische kwesties, over incidenten en klachten, of moeilijke zaken en over professionele triomfen. Als het specifiek gaat om onderwijsopbrengsten, dan zullen die een rol spelen in elk van de drie typen rapportages. Zo vallen tevredenheidonderzoeken onder de perspectieven bedrijfsvoering en stakeholdermanagement, zo vallen de uitstroomgegevens onder bedrijfsvoering, zo vallen de documenten onder het beleidvoerend vermogen.
De toezichthouder zal de rapportages die de bestuurder aanlevert, primair bekijken tegen de achtergrond van de doelstellingen die de bestuurder aan zichzelf en aan de organisatie stelde. Deze doelstellingen bestaan als het specifiek gaat om opbrengsten, grofweg uit twee categorieën:
- de wettelijke eisen inzake onderwijsopbrengsten, waarvoor het toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs kan dienen als de samenvatting;
- de eigen stichtingsdoelstellingen. Deze doelstellingen kunnen gedefinieerd zijn in een up van de wettelijke eisen uit het toezichtkader van de inspectie maar kunnen ook eigen doelstellingen zijn.
- op basis van systeemkennis;
- op basis van consistente informatievoorziening bestuurder;
- op basis van maatschappelijke kennis.