Dit is dyslexie - achtergrond en aanpak
Marleen Legemaat
Redactielid bij Kennisplatform Wij-leren.nl
Over Dyslexie is enorm veel onderzoek gedaan en gepubliceerd. Het boek ‘Dit is dyslexie, achtergrond en aanpak’ wil een overzichtsboek zijn van wat er over dyslexie bekend is. Prof.dr. Aryan van der Leij geeft in dit boek aandacht aan alle aspecten van dyslexie zodat de typering ‘handboek of naslagwerk van dyslexie’ prima de lading dekt.
Deel I Verschijnsel
Dyslexie is een hardnekkige stoornis in het lezen en spellen. Het verwerken van teksten verloopt traag door gebrek aan leestechniek op woordniveau. Elke dyslecticus heeft zijn eigen persoonlijke verhaal, toch komen bepaalde elementen vaak terug.
Problemen die gerelateerd zijn aan dyslexie doen zich voor bij het automatiseren van technisch lezen, spellen, begrijpend lezen, strategisch schrijven, visualiseren van de klankvorm en taalvaardigheid (mondeling en schriftelijk). Doordat bepaalde taken veel meer tijd kosten, kan aandacht en concentratie verslappen en het zelfvertrouwen verminderen. Andere leer- en gedragsproblemen kunnen de dyslexie verergeren.
Hoeveel dyslectici er zijn is niet met zekerheid te zeggen. Vroeger werd aangenomen dat het aantal niet boven de vijf procent van de bevolking lag. De laatste jaren lijkt het aantal dyslectici te stijgen; het is een kwestie van gradatie en definitie. Welke criteria worden er gebruikt om dyslexie vast te stellen? Op dit moment heeft ongeveer 7 % van de leerlingen een achterstand met lezen die zo hardnekkig is dat de school die niet zelf kan oplossen. Meestal doen de problemen zich voor in groep 3 en 4, maar ook op latere leeftijd kan dyslexie openbaar komen.
Het definiëren van dyslexie heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt. Vroeger ging men ervan uit dat dyslexie voorkwam bij mensen die voor de rest een normaal IQ hadden en niet uit een sociaal zwak milieu kwamen. Dyslexie moest vooral een onverklaarbaar probleem met lezen zijn. En bij mensen met een laag IQ of uit een sociaal zwak milieu wekte het immers geen verbazing dat zij moeite met lezen hadden.
Inmiddels is de insteek om de definitie van dyslexie vooral beschrijvend te houden. Volgens de Stichting Dyslexie Nederland is dyslexie een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsinvloeden en /of lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking. In het handboek voor psychiaters, de DSM-5 wordt dyslexie gerangschikt onder specifieke leerstoornissen met als uitgewerkte kenmerken: hardnekkigheid, achterstand, zichtbaarheid en specificiteit.
Deel II Herkomst
Hoe is dyslexie te verklaren? Het is een stoornis die samenhangt met neurobiologische factoren en waarbij in de meeste gevallen erfelijkheid en genetische factoren een belangrijke rol spelen. Maar er is geen simpele keten van causaliteit: er is sprake van meervoudige tekorten in informatieverwerking die in wisselwerking met de omgeving en in verschillende combinaties de kans op de stoornis vergroten. Maar behalve risicofactoren zijn er ook factoren die het risico kunnen verkleinen, bijvoorbeeld intensieve vroegtijdige interventie of een omgeving waarin lezen veel gestimuleerd wordt.
Kinderen met een Familiair Risico (FR) hebben dertig of meer procent kans om zelf ook dyslexie te ontwikkelen. Ook is de kans om dyslexie te krijgen voor jongens groter dan voor meisjes.
Nog steeds verlaat ongeveer een kwart van de leerlingen de basisschool met een leesachterstand van ongeveer twee jaar. Hoewel klassen kleiner zijn geworden, is over het algemeen het systeem niet veranderd: het leerstof-jaar-klassen-systeem heeft veel nadelen voor kinderen met dyslexie omdat juist deze kinderen veel baat hebben bij een individuele benadering.
Er is veel onderzoek gedaan naar vroege aanwijzingen voor dyslexie. Er is een afwijkende neuronale migratie bij dyslectici gevonden die zou kunnen leiden tot opeenhopingen van heteroptopieën. Dit lijkt op littekenweefsel en kan op veel plekken voorkomen maar vooral in de linker hemisfeer in het gebied dat geassocieerd wordt met taalontwikkeling. Van de drie gebieden in de linker hemisfeer die betrokken zijn bij lezen, laten twee gebieden aan de achterkant afwijkende activiteiten bij dyslectici zien. De mate van disfunctioneren verschilt individueel, en ook de mate van aantasting van de gebieden.
Om te onderzoeken in welke fase van ontwikkeling de tekorten ontstaan is het Dutch Dyslexia Programme (DDP) opgezet. (Van der Leij e.a. 2007) Ongeveer 300 kinderen namen aan het onderzoek deel die vanaf de vroege baby-periode tot in de basisschooljaren met allerlei meetinstrumenten werden gevolgd en in kaart gebracht.
Deel III Diagnose
Dyslexie kan zich pas uiten wanneer lezen en spellen worden aangeleerd. Toch kunnen cognitief risico en familiair risico ook bruikbaar zijn in een vroege signalering. Voor een vroege signalering kan gebruik gemaakt worden van het screeningsinstrument Beginnende geletterdheid. Vanaf groep 3 wordt het signaleren een stuk eenvoudiger. Problemen met letterkennis is de primaire indicatie dat het leerproces niet goed verloopt. Automatisering van het lezen is het kernprobleem van dyslexie. Het is daarom belangrijk niet alleen de accuratesse maar ook de snelheid te meten.
Ook in de brugklas kunnen leerlingen gescreend worden op dyslexie met de Testsuite 1 Nederlands & Dyslexie. Voor het signaleren van dyslexie in Mbo, Vo, hbo/wo en op de werkvloer worden ook testen genoemd.
Er gelden een aantal regels voor het vaststellen van dyslexie. Er is alleen sprake van dyslexie wanneer de lees- en spellingsproblemen het gevolg zijn van een individuele, specifieke ontwikkelingsstoornis. De omgevingsfactoren mogen geen doorslaggevende rol spelen. In de diagnostiek moeten deze omgevingsfactoren worden uitgesloten. Hiervoor zijn allerlei protocollen ontwikkeld die aangeven hoe de ernst en de achtergrond van het probleem zijn te diagnosticeren en tot welke aanpak dat leidt. Getrapte diagnostiek is nodig bij het vaststellen van dyslexie: er moet sprake zijn van een significante achterstand ondanks adequate hulp. En er is sprake van specificiteit: een hardnekkige stoornis in de automatisering van lezen en spellen waarvoor geen andere verklarende factoren zijn.
Alles wordt beschreven in een psychodiagnostisch rapport met daarbij gevoegd een dyslexieverklaring. Verder vinden we in dit deel informatie over wie de diagnose vaststelt en onderkennende, verklarende en indicerende diagnoses.
Dyslexie komt voor in verschillende gradaties en vormen. Veel dyslectici met een lichte variant zijn ‘opstromers’: ze stromen van lagere opleidingen door naar steeds hogere. Met het nodige doorzettingsvermogen en bepaalde ondersteuning kunnen ze nog ver komen. Soms komt dyslexie voor met andere stoornissen: comobiditeit. De meest voorkomende combinatiestoornissen zijn:
- Verstandelijke beperking
- Overige ontwikkelingsstoornissen zoals spraak-taalstoornissen, ADHD en autisme
- Rekenstoornissen
Deel IV Hulp
Goed én aangepast onderwijs is voor het bereiken van een voldoende beheersingsniveau van geletterdheid en het beperken van laaggeletterdheid en leesproblemen heel erg belangrijk. Hoe beter het basisaanbod is, hoe minder leerlingen een intensieve aanpak nodig hebben. Het model Continuüm van zorg is ontwikkeld om dat inzichtelijk te maken. Helaas kent dit model ook nadelen omdat het uitgaat van het leerstof-jaar-klassen-systeem. Meer maatwerk is effectiever dan de statische benadering van dit model. Recent onderzoek toont dit ook aan: laaggeletterdheid en leesproblemen worden effectief bestreden door zo vroeg mogelijk te beginnen met maatwerk en de hulp zolang vol te houden tot de drempel naar automatisering is genomen. Daarbij kunnen de voordelen van digitalisering worden benut om dit maatwerk mogelijk te maken.
Besproken worden de programma’s Letters in beweging en Bouw!
Leesproblemen worden gecategoriseerd volgens het Continuüm van zorg op vier niveaus: alleen het vierde niveau heeft specialistische hulp nodig van buiten de school. Maar hoe slaagt de school erin zwakke lezers van niveau 2 en 3 te helpen? Besproken worden de programma’s Connect en het remediërende programma van de Rotterdamse Aanpak Dyslexie (RAD). Verder nog aandacht voor het Begeleid Hardop Lezen (BHL) dat op veel scholen uitgevoerd wordt met behulp van geschoolde volwassen lezers.
Bij programma’s om ernstige dyslexie te behandelen kan er sprake zijn van drie doelen:
- Remediëren (verhelpen): gericht op het verdwijnen van het probleem;
- Compenseren; er wordt gebruik gemaakt van sterke punten in het cognitieve profiel om zwakke te compenseren;
- Dispenseren; vrijstellen van; aan bepaalde taakeisen hoeft niet te worden voldaan. In deze categorie valt bijvoorbeeld mondeling in plaats van schriftelijk overhoren, spelfouten tolereren.
De auteur noemt kenmerken van goede behandelingsprogramma’s en bespreekt het programma LEXY.
Dyslectici kunnen veel last hebben van hun probleem. Voor school én ouders geeft hoofdstuk 15 tips wat je kunt doen als je dyslexie ziet aankomen of juist niet ziet aankomen, en wat je kunt doen als dyslexie eenmaal vaststaat. Vooral op het gebied van zelfvertrouwen liggen hier veel kansen!
Deel V Trends
Het aantal dyslectici is de laatste vijftien jaar in ons land gestaag toegenomen. In sommige klassen heeft een derde van de leerlingen een dyslexieverklaring. Er worden steeds meer diagnoses gesteld die kinderen in een aparte categorie zetten om hen toegang te geven tot een bepaald stukje van de zorg. Dit verschijnsel heet medicalisering. Deze tendens is een algemeen punt van zorg. Het systeem werkt ‘overdiagnosticering’ in de hand.
Kennis van het verschijnsel stuurt de waarneming. Ook schept aanbod de vraag en werkgelegenheid. Ouders willen het beste voor hun kind en dringen daarom soms aan op een verwijzing. Het is belangrijk om als professionals betere afspraken met elkaar te maken en zich strikt aan de kerncriteria te houden.
Het heeft ook te maken met de toegenomen geletterdheid. Er is sprake van een toename van toetsen en eisen om mee te doen in de ratrace van deze maatschappij. Als daarbij lees- en spellingproblemen een ongunstige start geven, gaan ouders op zoek naar een oplossing. Maar hoewel de toetsdichtheid is toegenomen, betekent dat niet dat scholen en leraren bekwamer zijn geworden in het oplossen van gesignaleerde problemen. De druk op hen neemt toe terwijl zij binnen het leerstof-jaar-klassen-systeem weinig mogelijkheden hebben voor een individuele aanpak.
Natuurlijk is het ook de vraag of de twaalf procent leerlingen met een dyslexieverklaring allemaal de ernstige variant hebben. Er worden verschillende aanbevelingen gedaan om het aantal leerlingen met ernstige dyslexie binnen de perken te houden.
In de maatschappij worden veel alternatieve methoden gepropageerd om dyslexie te verhelpen: pillen, prisma- gekleurde of gehamerde brillenglazen, psychomotorische training, enz. enz. De meeste hebben geen wetenschappelijke basis en worden door de auteur gerangschikt onder de noemer ‘dwaalwegen’. Ook met verschillende mythen over dyslexie maakt hij korte metten.
Deel VI aanbevelingen voor de toekomst
De volgende aanbevelingen komen aan bod:
- Moderniseer de aanpak op school; lever maatwerk;
- Voorkomen is effectiever dan achter de feiten aanlopen: start met instructie en oefening in groep 2;
- Houd hulp lang genoeg vol;
- Gebruik software om klassikale lessen aan te vullen;
- Bestrijd meteen ook laaggeletterdheid;
- Realiseer een integrale aanpak;
- Richt de zorg op beheersing; niet vergelijken hoe zwak dyslectici zijn in vergelijking met anderen maar hoe ver ze gevorderd zijn en hun doelen centraal stellen;
- Gebruik technologie om hulp te standaardiseren;
- Gebruik protocollen bij begeleiding en ondersteuning op school;
- Verbeter de diagnostiek;
- Benut de kansen van de moderne technologie;
Tenslotte volgen aanbevelingen hoe de zorg goedkoper kan, een uitgebreide literatuuropgave, appendices waaronder één met een waslijst aan websites en QR-codes van informatieve filmpjes.
Recensie
Dit is dyslexie geeft een antwoord op zo ongeveer alle vragen over dyslexie. Het is een toegankelijk boek bedoeld voor leerkrachten (ortho)pedagogen, psychologen, schooldirecteuren, beleidsmakers, ouders en verzorgers en dyslectici zelf. Wat die laatste groepen betreft: hen zou het misschien helpen als er samenvattingen aan het eind van elk hoofdstuk stonden. Sommige hoofdstukken lezen lastiger omdat ze veel grafieken en tabellen bevatten; het boek is ook niet bedoeld om in één ruk uit te lezen maar als naslagwerk. De levenslange expertise van de auteur met dyslexie komt duidelijk naar voren in zijn visie op trends en in de aanbevelingen hoe met dyslexie om te gaan.
Voor iedereen die met dyslexie te maken heeft is dit hét handboek.
N.a.v. Prof.Dr. Aryan van der Leij, Dit is dyslexie, achtergrond en aanpak, Uitgeverij Lannoo nv Tielt, 2017, 236 pag, ISBN 9789401432566