Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Fonologische zwakte - Speciale hulp bij het aanvankelijk lezen -9-

Buijks, J. (2021). Fonologische zwakte - Speciale hulp bij het aanvankelijk lezen -9-.
Geraadpleegd op 19-09-2024,
van https://wij-leren.nl/speciale-hulp-aanvankelijk-technisch-lezen.php
Geplaatst op 24 augustus 2021
Speciale hulp aanvankelijk technisch lezen

Fonologische incompetentie, het niet kunnen ‘spelen’ met klanken, is in het primair onderwijs een belangrijke oorzaak van bemoeilijkt voorbereidend en aanvankelijk (technisch) lezen en schrijven/spellen. Dit artikel is onderdeel van een serie over hulp bij fonologische problemen in voorbereidend en aanvankelijk lezen en schrijven/spellen. Hier staat een overzicht van alle artikelen, materialen en bronnen.

Kinderen met fonologische zwakte zijn het best geholpen met het gelijk oplopen van auditieve, visuele en motorische handelingen in de lees- en spellingslessen, met het simultaan aanbieden van lezen en schrijven/spellen en met integratie van begrijpend lezen in het technisch lezen. De ongrijpbare klanken worden vatbaarder door de geschreven vorm, die visueel is en motorisch gevoeld wordt in de schrijfbeweging. In lezen is het visuele teken het startpunt, in het schrijven het motorische, ze zijn niet los te zien van elkaar en ze ondersteunen beide het zwakkere auditieve bewustzijn.

De moeilijk te decoderen en vluchtige woorden worden concreter als het technisch lezen direct gekoppeld wordt aan taalbegrip en begrijpend lezen.

Kinderen met fonologische zwakte hebben de neiging om zichzelf een visuele leesstrategie aan te leren en de auditieve component te negeren. Met visueel lezen loopt het kind al heel snel vast, geen enkel geheugen kan dit aan. Het hardop verwoorden van de lettertekens, als klanken, blijft daarom constant noodzakelijk, het is horen en mondmotorisch voelen tegelijk.

  • Na het analyseren, het hakken van een woord, wordt het ultieme technisch lezen bereikt in de auditieve synthese, het plakken tot een woord. Hier horen twee motorische handelingen bij: de klankgebaren en de hak- en plakbeweging. Klanken worden beter voorgesteld én onthouden met de handbeweging van het klankgebaar (casus 5). Het hakken en plakken is perfect visueel, ruimtelijk en motorisch uitvoerbaar: van links naar rechts, per klank een plekje in de ruimte vóór je, met zichtbare positie ‘voor, midden en achter’. De leerkracht doet de hak- en plakbeweging in spiegelbeeld voor, in grote bewegingen.
  • De woordmaker van Lijn 3 en het klik klak boekje van VLL zijn sterke hulpmiddelen bij de analyse- en synthese oefeningen. Het kind is hier visueel en manueel mee bezig, maar de opdrachtjes zijn ook auditief te doen. Integreer de senso-motorische klankgebaren en hak- en plakbeweging bij deze oefeningen.
  • Vermijd de veel voorkomende foutieve hakbeweging, waarbij de positionering en richting van de klank niet of vaag aangeduid is. Zo ook de verkeerd uitgevoerde plakbeweging, waarbij twee uit elkaar staande handen op elkaar klappen en het woord als het ware in elkaar drukken.

Denk- en handelingsstappen bij hakken en plakken

  • Het hele woord wordt hardop uitgesproken en geconnecteerd aan betekenis en beleving.
  • De handen zijn tegen elkaar en starten bij de eerste klank ruimtelijk links voor.
  • De opeenvolgende klanken worden ruimtelijk steeds een beetje verder naar rechts bewogen (schrijfrichting), de handen blijven tegen elkaar. Alle klanken worden los en in het ritme van het woord uitgesproken, samen met de handbeweging. De laatste klank is ruimtelijk rechts voor.
  • Bij bespreking van de positie van een klank, kun je met de handen een klank precies aanwijzen op de plek waar die neergezet is met het hakken, dit is visueel-ruimtelijk zichtbaar. En de klank wordt met het klankgebaar uitgebeeld.
  • Om de volgorde van de losse klanken te oefenen kan het kind de klanken tellen, klanken uitzetten met blokjes op zijn tafel of ritmisch de klanken klappen/stappen. Naderhand of tegelijkertijd het aantal klanken tellen of als reeks benoemen, draagt bij tot versterking van het seriële werkgeheugen.
  • Als het kind ondertussen, tijdens de lange inspannende procedure, de draad kwijt is, reik je opnieuw het hele woord aan, ook een plaatje van het woord of het geschreven woord helpen hierbij.
  • Voor de plakbeweging moet het kind met de gesloten handen terug naar de plek van de eerste ‘gehakte’ klank, links voor, en hij maakt dan een veeg van links naar rechts. Tijdens deze veeg wordt het woord hardop in één keer uitgesproken.
  • Het verdelen van lettergrepen in woorden en van woorden in zinnen kan op soortgelijke wijze motorisch uitgevoerd worden: met grote zwaaibewegingen of met stappen, tijdens het benoemen van een woord of zin.
  • In de leesmethoden zijn de leesoefeningen niet altijd auditief genoeg voor kinderen met fonologische zwakte. Oefeningen in werkboekjes en leesspelletjes kunnen heel makkelijk ‘klankig’ gemaakt worden, door de taak ook even op gehoor en mondeling te doen, dus eerst auditief, dan schriftelijk of spelend. Of maak van op te schrijven woorden een klankspelletje: wat hoor je vooraan, wat is de laatste klank, maak een ander woord met de klanken, weet je een woord met een v.
  • Maak gebruik van allerlei aanvullende fysieke componenten zoals: verlengen van klanken, zingend en ritmisch lezen, kijken naar de lettermuur en andere visuele steun, op het digibord een opdracht uitvoeren, met vinger bijwijzen, gebruikmaken van een bijwijs kaartje of een doorschijnende volgstrook, raadpleging van het letter groeiboek en naschrijven/typen van letters en woorden. Leg geen taboe op hardop hakken/plakken en lezen/spellen, het kind moet zijn lees- en spellingshandelingen niet alleen zien en denken, maar vooral horen en voelen. Hardop oefenen is de belangrijkste manier om innerlijke aansturingstaal op te leren bouwen (materiële fase van Galpérin, deel 3) en als dat storend is voor de groep, geef het kind dan een rustig werkplekje of een whisperphone (Pica).

Begripscontext, eigen beleving en begrijpend lezen in het technisch leren lezen

  • Een belangrijk houvast is het begrijpen en beleven van (de woorden voor) een te lezen tekst. Van de Mortel adviseert om al vanaf groep 1 nadruk te leggen op de verbinding aan de eigen leefwereld en aan extra achtergrondkennis en begrippenkader over het onderwerp. Dus niet alleen inzetten op de leestechniek, maar steeds linken aan eigen ervaringen en emoties en de kinderen ‘ontvankelijk maken voor het begrijpen van een tekst’ (van de Mortel).
  • Een aantrekkelijke tussenstap is het gebruik van pictoleesboeken (Schmeier), gericht op het doel van lezen, namelijk begrijpend en samenhangend lezen én voor het verhogen van leessucces. Kinderen die moeite hebben met technisch lezen, zijn enorm geholpen bij het lezen van een zin met niet alleen woorden, maar ook plaatjes als vervanging van woorden. Je kunt deze verhalen ook zelf maken met pictogrammen, stokmannetjes en emoticons. In de klas is hier veelal geen tijd voor, maar wel in de lessen van RT of leesspecialist. ‘Een leerkracht die zelf pictoverhalen schrijft [..] heeft de kans om gebeurtenissen uit de klas en namen van de kinderen toe te voegen. Dit verhoogt de emotionele binding met de tekst en daarmee de betrokkenheid en motivatie voor het lezen’ (Schmeier). 
  • Nieuwsbegrip knoopt taalbegrip, woordenschat, begrijpend lezen en wereldoriëntatie in elkaar en ondersteunt sterk met visuele leesstappenplannen en woordhulpen (afb. D). De leesstrategieën (zoals voorspellen, ophelderen van onduidelijkheden en samenvatten) van Nieuwsbegrip niveau AA voor groep 4 kunnen benut worden voor het begripsmatig aanpakken van leesteksten voor kinderen van begin groep 3. Ook de visuele werkvormen en het maken van zogeheten sleutelschema’s (de concrete en eenvoudige) zijn goed bruikbaar voor kinderen in groep 3 die worstelen met de leestechniek. Deze strategieën komen overeen met de denkactiviteiten van voorbewerken en semantiseren van de methodiek Met woorden in de weer.
  • Op de oefen websites van veel leesmethoden, ook op Junior Einstein en Snappet, worden de strategieën van Nieuwsbegrip en Met woorden in de weer veelvuldig  toegepast, zelfs bij de leestekstjes voor groep 3. Dikwijls beginnen op deze websites de leesoefeningen met de opdracht: ‘lees de tekst nog niet’, zodat er ruimte komt om het kind eerst gestructureerd en stap voor stap door het begrijpend voorbereiden te loodsen. Passende opdrachten hierbij zijn: de illustraties bekijken en bespreken, samen babbelen en proberen te raden waar het verhaal over zou kunnen gaan, hoofdwoorden en moeilijke woorden benadrukken en betekenis geven, leerdoelen bepalen (op inhoudelijk en taalbeschouwend niveau). Daarna start, vanuit deze brede voorbewerkende begripscontext, het eigenlijke lezen pas, het technisch en begrijpend lezen blijft zo dicht bij elkaar, het leesbegrip helpt mee in het ontwikkelen van de leestechniek.
  • De leerkracht speelt een cruciale rol in het voordoen van het lezen en de denkactiviteiten die daarbij nodig zijn. ‘Bij het modelen van begrijpend lezen en andere cognitieve processen doet zich een probleem voor: de aan te leren activiteit speelt zich grotendeels in het hoofd af en is daarmee niet goed zichtbaar. Een leerling die beter wil leren begrijpend lezen kan dus niet simpelweg een ‘expertlezer’ observeren. De expertlezer kan dit proces echter wel zichtbaar maken door hardopdenkend te lezen. Modelen bij begrijpend lezen doet u dan ook door de tekst hardop voor te lezen en tussentijds uw gedachten bij de tekst te verwoorden, hardop een voorspelling te formuleren, een stukje tekst in eigen woorden samen te vatten, etcetera’ (Algemene Handleiding Nieuwsbegrip).  
  • Voor het modelen heeft Nieuwsbegrip een leerkracht stappenplan ontwikkeld:
    Benoem welke strategie je gaat gebruiken en waarom dit helpend is.
    Maak de strategie concreet en geef aan uit welke stappen die bestaat.
    Doe de strategie(stapjes) voor op een stuk van de tekst. Vertel wat er gebeurt in jouw hoofd door ‘hardop lezend en hardop denkend’ de stappen uit te voeren.
    Het kind doet het na en daarna op een volgend stukje tekst zelf.
    Feedback het handelen van de leerling. Benoem wat goed ging en verbeter impliciet wat minder goed ging, door uitleg of door nogmaals voordoen.


Afb. D. voorbeeld stappenplan lezen en woordhulp, nieuwsbegrip.nl

  • De evolutie van letter- naar woorddeel, van woorddeel naar woord, van woorden naar zinnen en teksten, moet bij kinderen met fonologische zwakte dikwijls nog een hele tijd via de ‘omweg’ van de spellende en handelende tussenstapjes. Het lezen op basis van woordherkenning wordt opgebouwd met woorden, die het kind fonemisch, senso-motorisch en begripsmatig goed kent en waar hij zich zeker bij voelt, dat hij ze vlot kan lezen. ‘De leerling krijgt eerst de gelegenheid om de aangeleerde vaardigheid geïsoleerd toe te passen in een oefening waar specifiek en alleen om deze vaardigheid gevraagd wordt. Als de vaardigheid voldoende beklijfd is, worden de aangeleerde vaardigheden in verschillende contexten en situaties toegepast’ (Masterplan dyslexie).
  • Globale stappen bij het lezen van letters naar woorden/zinnen/tekst:
    Nadat aangeleerde klanken of deelstructuren op het niveau van leesaccuratesse er goed inzitten, worden deze meteen omgezet in woorden en vervolgens direct op zinsniveau gebracht en van daaruit op het niveau van kleine teksten. Het kind heeft de klanken, woorden, zinnen dan nog goed in zijn geheugen, om naar een tekst toe te werken, het is een totaalgebeuren dat zich in één (RT)les afspeelt.
  • Globale stappen bij het lezen vanuit een tekst:
    1. Interactief voorlezen door (RT) leerkracht, dan mee- en samen lezen.
    2. Het verhaal bespreken, in context plaatsen, spelen, uitbeelden, tekenen, onduidelijkheden verhelderen, technische moeilijkheden extra belichten.
    3. Woorden en zinnen isoleren: bespreken, nazeggen, uitleggen, plaatjes, schrijven. NieuwsbegripXL heeft legio visualiseringsmogelijkheden (sleutelschema’s) om toe te passen op teksten: b.v. tabel, matrix, tijdsbalk.
    4. Na- en zelf vertellen, verbinden met eigen ervaringen, informatieve filmpjes.
    5. Nu begint het eigenlijke lezen, eerst om en om een stukje lezen, de leerkracht begint om de toon te zetten. Daarna herhaling waarbij de leerling begint.
    6. De leerling leest de tekst zelf hardop. Herhalend zelf lezen.
    7. Tekst zelf verwoorden, zo nodig tekenen/schrijven/uitbeelden.
    8. Fluisterend lezen.
    9. Lezen met mondbewegingen, zonder (fluisterend) geluid.
    10. Stillezen.
    11. Navertellen, samenvatten, vragen beantwoorden, schrijven/stellen, evalueren.
  • Woordenlijsten, wisselrijtjes, flitsoefeningen, al of niet digitaal, zelfs onzinwoorden, zijn nu heel bruikbaar, zo ook de systematisch opgebouwde interventieprogramma’s Connect en Ralfi.
  • Het is effectief om leeszwakke kinderen zelf leesmateriaal te laten kiezen, zodat ze met plezier leeskilometers maken en tevens de woordenschat uitbreiden. Ze kiezen niet de ‘dikke pillen’, maar boeken met grote letters, makkelijk lezen boeken, mee- en samen leesboeken, pictoleesboeken, boeken met weinig tekst en veel prentjes, stripboeken, moppenboeken, leeskaarten, informatieboekjes voor de jeugd, jeugdencyclopedieën, informatieve websites voor de jeugd of stukjes tekst over een onderwerp waar het kind emotioneel bij betrokken is.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.