Rijk taalaanbod door spel
Sieneke Goorhuis
Orthopedagoog en spraakpatholoog bij Stenden Hogeschool
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/taalaanbod-spel.php
In het beleid rond jonge kinderen doen een aantal misverstanden de ronde. In een aantal artikelen worden deze foutieve aannames tegen het licht gehouden. In dit artikel wordt besproken dat een rijk taalaanbod niet perse programmatisch aangepakt moet worden.
Misverstand: Rijk taalaanbod dient programmatisch aangepakt te worden
De vijfde vooronderstelling is dat benoemen, interactief voorlezen, trainen van fonologische vaardigheden en beginnende geletterdheid en gecijferdheid bijdragen aan een rijk taalaanbod. Ook deze vooronderstelling is onjuist.
De taalkundige Marjolein Deunk (2009) deed promotieonderzoek naar het taalgebruik van peuters bij verschillende activiteiten. Zij toonde aan dat kinderen complexe en lange taalhandelingen gebruiken in interacties met groepsgenootjes en tijdens fantasiespel. Met een complexe taalhandeling wordt bedoeld dat kinderen spreken over hun gevoelens en over onderwerpen buiten het hier en het nu. Ze kondigen aan wat ze straks gaan doen (ik ga pannekoek maken en die gooi ik heel hoog!). Ze nemen een rol aan in fantasiespel (ik was de prins). Ze formuleren regels en denken hardop over de dingen om hen heen na. Ze beloven elkaar dingen en geven uitgebreid antwoord op vragen.
Tijdens de interacties met de leidsters tijdens activiteiten die geletterdheid moeten bevorderen gebruiken kinderen minder complexe taalhandelingen en zijn de zinnen die ze spreken kort. De kinderen komen niet verder dan responsief taalgebruik.
PREON EN ROT
“Groen en rood” schrijft de net zesjarige Eline. De g is gespiegeld , de e en o zijn omgedraaid en de oo is een o.
Op school, in groep 2 doet Eline het erg goed. Ze haalt steeds A scores. Volgens de leerkracht kan ze ook al lezen. Ik waag dit te betwijfelen als ik de schrijfresultaten zie. Niet dat ik twijfel aan haar kwaliteiten, maar omdat weer eens duidelijk geïllustreerd is dat kinderen pas vanaf groep 3 echt snappen wat lezen en schrijven is. Voor die tijd is het onderdeel van spel.
Waarom schrijft Eline groen en rood?
Ze logeert samen met haar zusje bij opa en oma op het platte land in Friesland. Het is begin mei en de weilanden om het huis staan volop in bloei. De dames hebben bedacht dat ze van al dat moois parfum gaan maken. Ongeveer een dagactiviteit volgt. Bloemen plukken, gras plukken, water in emmers doen. Zeepsop erbij en de bloemen en het gras hierin rond roeren.
Vervolgens lege flessen zoeken, want ze gaan een parfumwinkel maken.
Dan moet er natuurlijk ook eerst een winkel ingericht worden. Geen probleem. Een campingtafel wordt aangesleept. Een kleurige doek wordt daaroverheen gelegd.
Flessen worden met parfum gevuld en op de tafel gezet.
Een rood en groen papier wordt gezocht om aan te kunnen geven of de winkel open of gesloten is. Dat is het moment waarop Eline bedenkt dat ze er ook rood en groen op kan schrijven.
Fantastisch creatief spel
We zijn getuige van een fantastisch creatief spel. Allereerst de reactie die de kinderen hebben op de mooie omgeving. Allemaal bloemen die ook nog een lekker ruiken! Het werkt op hen in. De sensoren worden geprikkeld (kijken en ruiken). Van lekker ruiken komen ze op parfum. Dit is associatief denken waar kleuters heel goed in zijn, als ze de ruimte krijgen. Vervolgens zetten ze denken om in daden, maar ook daar moet weer bij gedacht worden. Probleemoplossend denken heet dat: “Hoe kunnen we parfum maken?”. De parfumfabriek wordt bedacht (emmers, water en houten lepels) en de ingrediënten worden geplukt (bloemen en gras).
Het denkwerk leidt tot activiteit en motorische oefening (roeren, tillen). Over de resultaten van de activiteit wordt steeds gediscussieerd ( taalontwikkeling): “ Hebben we zo genoeg?, nee er moeten nog van die gele bloemen bij. Bedoel je de boterbloemen?. Ja, en ook nog gras”
Zo ontstaat een gezamenlijk product en wordt ondertussen gewerkt aan de sociale vorming (rekening leren houden met anderen).
Als het product klaar is gaat het denkwerk verder. Het is niet alleen leuk om parfum te maken, het is nog veel leuker om het te verkopen. Dus opnieuw wordt de creativiteit aangesproken en wordt een winkel gebouwd. De echte wereld wordt nagespeeld. Dit is imitatiespel en draagt bij aan de kennis van de wereld om je heen. Opnieuw wordt ook het probleemoplossend vermogen aangesproken, want hoe verkoop je parfum eigenlijk. Toch niet rechtstreeks uit een emmer?. Het is pas verkoopbaar als het in een fles zit. Dus op flessenjacht.
Dan bedenken ze ook dat iets beter verkoopt als de winkel er leuk uitziet, dus wordt de toonbank (de campingtafel) gedekt met een leuke kleurige doek. Daar worden de gevulde flessen keurig op opgesteld. In de volgende spelstap zijn ze meisjes de winkeliersters (rollenspel). “Welke parfum wilt u hebben? Wilt u misschien eerst even ruiken?”.
Volwassenen
Opa en oma spelen mee, en zien aan het rode (“rot”) of groene papier (“preon”) dat wordt opgehangen of de winkel geopend is of niet. De kinderen zijn geweldig trots op zichzelf (sociaal emotioneel welbevinden).
Wat een fantasie, wat een creativiteit, wat een leermomenten. Het intrinsieke vrije spel, het spel dat door het kind zelf bedacht wordt, laat onomwonden zien hoe alle ontwikkelingsdomeinen tegelijkertijd worden gestimuleerd: indrukken verwerken, plannen bedenken, overleg plegen, plannen uitvoeren. De wereld wordt ontdekt en nagespeeld en dit leidt vervolgens weer tot beter begrip van die wereld. Maar niet alleen dat, ook motoriek en taal worden geoefend. Bovendien draagt het bij aan sociaal emotioneel welbevinden (wij kunnen parfum maken!)
Hier kan geen voor- of vroegschools programma tegenop, hoewel de ontwerpers hiervan zeggen wel hetzelfde te beogen. En wat vooral belangrijk is: de volwassenen laten zich in het spel trekken door het kind, niet andersom. Bovendien: er is niemand geweest die commentaar heeft gegeven op “preon” en “rot”. Dat hoeft ook niet. De gedachte dat er letters bij een kleur horen is al genoeg. De precieze schrijfwijze komt later.
Samenvatting
Dit artikel belicht misverstanden in het beleid voor jonge kinderen, met name het idee dat een rijk taalaanbod programmatisch moet worden aangepakt. Het weerlegt deze aanname door te wijzen op onderzoek dat aantoont dat kinderen tijdens creatief spel complexe taalhandelingen ontwikkelen. Bij activiteiten gericht op geletterdheid blijft het taalgebruik echter beperkt tot responsieve reacties. Een voorbeeld illustreert hoe kinderen tijdens vrij spel alle ontwikkelingsdomeinen stimuleren, zoals zintuiglijke waarneming, plannen, motoriek en taal. Dit intrinsieke spel biedt rijke leermomenten die niet kunnen worden gerepliceerd door gestructureerde programma's. Belangrijk is dat volwassenen zich laten leiden door het kind tijdens het spel, waarbij fouten zoals gespelde woorden niet worden gecorrigeerd omdat de focus ligt op de ontwikkeling van de gedachte dat kleuren bij letters horen, zonder directe nadruk op spelling.