Kennisplatform
Nieuw: Let op! Wij-leren.nl lanceert nieuwe website

Woorden leren in de zaakvakken - deel 1

Filipiak, P. (2022). Woorden leren in de zaakvakken - deel 1.
Geraadpleegd op 06-12-2024,
van https://wij-leren.nl/woorden-leren-in-zaakvakken-zesstappenaanpak.php.
Geplaatst op 26 maart 2022
Zaakvakwoorden zesstappenaanpak

Het leren van zaakvakbegrippen is op de eerste plaats afhankelijk van goed zaakvakonderwijs. Je kunt vervolgens een keuze maken uit diverse woordenschataanpakken. Het kunnen opzoeken van de betekenis van woorden is daarbij onmisbaar. De leerlingen leren daartoe eerst te werken met papieren woordenboeken en om te gaan met definities. Dat is belangrijk voor het leren van zaakvakbegrippen, die ze ook schrijvend gaan toepassen in wiki-werkstukken met behulp van het internet en het digibord. In een viertal delen van het artikel Woorden leren in de zaakvakken wordt het leren van woorden in de zaakvakken besproken. In dit eerste deel wordt besproken wat goed zaakvakonderwijs inhoudt en wordt de werkwijze ‘Zesstappenaanpak’ voor het aanleren van zaakvakwoorden besproken.

Eerst goed zaakvakonderwijs

Goed zaakvakonderwijs gaat over kennishonger, contact met de echte wereld, autonomievergroting en het bedenken van eigen vragen. En over samenwerking en geschikte teksten. Het zijn kenmerken van goed zaakvakonderwijs. 

Kennishonger tegenover competitie

Als het er vooral om gaat om bij schoolvakken een 'slimheid wedstrijd' te winnen, dan nemen leerlingen graag de kortste weg en stoppen ze vaak het gemotiveerd werken aan kennisdoelen. Het leren van zaakvakbegrippen is pas effectief op basis van hun nieuwsgierigheid en kennishonger. Concurrentie verstoort vaak het leerproces. 

Contact met de echte wereld

Bij het contact met de echte wereld zijn je leerlingen automatisch bezig met het belangrijke proces van de activering of het opbouwen van voorkennis. Ze denken na over wat ze al weten, zonder dat ze er over bevraagd worden en zonder dat ze daartoe expliciet worden aangezet. In goed zaakvakonderwijs wordt aan je leerlingen niet alleen gevraagd om zaken te observeren, maar ook om dat wat ze op het moment waarnemen, te tekenen en op te schrijven. Daarbij gebruiken ze op functionele wijze woorden. Op een later moment in de eenheid, wanneer je aan leerlingen vraagt om teksten te lezen over bijvoorbeeld schildpadden, zullen ze hun voorkennis oproepen, ordenen en opschrijven om verder te kunnen leren. Daarmee doet 'contact met de echte wereld' een krachtig beroep op wat de leerlingen (willen) weten. Het stimuleert hen om gemotiveerd een nieuwe tekst over hetzelfde onderwerp te lezen en zich de zaakvakbegrippen verder eigen te maken. 

Autonomievergroting en het bedenken van eigen vragen 

Je leerlingen moeten worden aangemoedigd vragen te stellen over zaken waarin ze geïnteresseerd zijn en die voor hen belangrijk zijn. Juf Carla liet de leerlingen hun vragen over vogels opschrijven en ophangen. Die vragen werden in de klas besproken. Natuurlijk kun je ook zelf vragen formuleren en het verband met belangrijke thema’s aangeven. Maar wanneer je leerlingen geloven dat ook hun eigen vragen belangrijk zijn, zullen die een meer dwingend karakter krijgen. Als ze lezen om een antwoord te vinden op hun geformuleerde vragen, dan zullen ze eerder hun kennis en begrippen activeren, samenvatten, op hun hoede zijn bij het begrijpen van de tekst en vaker conclusies trekken, dan wanneer ze weinig zeggenschap over hun leren hebben. Juf Carla heeft de leerlingen de gelegenheid gegeven om hun eigen drie of vier vragen onder woorden te brengen en twee of drie stukken tekst te vinden, die van belang zijn voor die vragen. Dat is motiverend. In die mentale toestand zullen ze graag de informatie willen begrijpen en de zaakvakbegrippen willen leren. Ze zullen daarvoor de juiste teksten willen uitkiezen. En ze zullen moeten beslissen of ze echt de gezochte informatie in die teksten kunnen vinden om hun vragen kunnen beantwoorden. 

Samenwerking

Je kunt bijvoorbeeld aan je leerlingen vragen, klasgenoten te zoeken om informatie en antwoorden bij het lezen van zakelijke teksten uit te wisselen. Dit verzoek om kennis en antwoorden met elkaar te delen, doet automatisch een beroep op het opdiepen van voorkennis uit het geheugen. Zo komt er ook een leesforum voor de vragen en de antwoorden tot stand. Klasgenoten vormen daarbij een bron van feedback met betrekking tot de inhoud en het belang van de doelen die je leerlingen zichzelf gesteld hebben in de vorm van vragen. Juf Carla vormde in het begin teams met verschillende teamrollen die de verantwoordelijkheid op zich moesten nemen om te leren over verschillende deelonderwerpen. Deze procedure zorgde voor een gevoel van saamhorigheid en motivatie en voor het expliciet en impliciet leren van de zaakvakbegrippen. 

Geschikte teksten

De leesmaterialen moeten van belang zijn voor het onderwerp. Wanneer veel leerlingen de teksten te moeilijk of te onbelangrijk vinden, of indien die te ver af staan van hun zelfgekozen onderwerp waarover ze willen lezen, zullen die ze de teksten niet interessant zijn. Van begripsleren zal dan geen sprake zijn. Een overvloed aan interessante fysieke teksten in het klaslokaal is bijzonder stimulerend voor kennisverwerving en het leren van zaakvakbegrippen. Zo zal het activeren van voorkennis natuurlijk eerder relevant zijn met interessante, dan met oninteressante teksten. De leerlingen zullen daarover zelf vragen stellen over informatie die betrekking heeft op hun zelfgekozen onderwerpen in het thema. Ze moeten dus zelf teksten zoeken over het onderwerp. 

Zie bijvoorbeeld non-fictie leesmateriaal van Uitgeverij Ars Scribendi en Uitgeverij Schoolsupport en de kinderkrant Kidsweek junior
Zie voor uitgebreidere informatie het document 'Zaakvakken en Taal: Twee vliegen in één klap!; Taalontwikkeling stimuleren bij het zaakvakonderwijs in groep 5-8 van de basisschool van Willy van Elsäcker, Resi Damhuis, Mienke Droop en Eliane Segers. Expertisecentrum Nederlands. Hierin vind je informatie over:

  • Mondelinge interactie bij de zaakvakken
  • Woordenschat en conceptuele ontwikkeling
  • Begrijpend lezen van zaakvakteksten
  • Zelf teksten schrijven
  • Gebruik van Internet en webquests bij de zaakvakken
  • Een activiteitenreeks organiseren en plannen

Woordenschatonderwijs voor zaakvakbegrippen

Zaakvakmethoden bevatten voorzieningen die de selectie van zaakvakbegrippen in teksten mogelijk maken voor jou en je leerlingen: de methoden geven per les een overzicht van vaktaalbegrippen. De vaktaalbegrippen worden door middel van typografie gemarkeerd in de teksten: onderstreept, vet, met kleur. Illustraties bij de tekst zijn ondersteunend om de vaktaalbegrippen in een context te plaatsen. In de lesbeschrijving worden aanwijzingen gegeven voor de uitleg. De methoden zorgen voor een herhaald aanbod van de vaktaalbegrippen. Er is een vaak algemene woordenlijst met zaakvakbegrippen beschikbaar voor je leerlingen.

Woordenschatonderwijs is afhankelijk van de soort van woorden waar je aandacht aan wilt besteden. Je kunt niet een en dezelfde werkwijze gebruiken bij alle soorten van woorden en bij alle leeftijden. In dit artikel gaat het over zaakvakbegrippen (woordgroep-drie) die leerlingen leren in het kader van de zaakvakken. Maak daarvoor keuzen uit de 'Zesstappenaanpak', 'Samen aan de praat', 'Lezend woorden leren' en de 'Viertakt'. 

De Zesstappenaanpak

Robert Marzano (2004) beschouwt woordenschatonderwijs als een onderdeel van kennisverwerving. Hij suggereert zelfs dat het gaat om de enige belangrijke vorm van woordenschatonderwijs, wat uiteraard een veel te eenzijdig standpunt is. Kennis van de wereld is volgens hem cruciaal voor woordenschatverwerving en schoolsucces. Deze gerichtheid leidt tot een typische woordenschataanpak voor wat Isabel Beck 'woordgroep-drie-woorden' noemt. Ofwel het leren van zaakvakbegrippen. 

Hij vraagt zich af hoe het kind in staat is (geweest) te leren van gevarieerde en diepe ervaringen, door gebruik te maken van zijn korte werkgeheugen. En er in geslaagd is de informatie op te slaan in zijn permanente lange termijn geheugen. Het gaat dus om de kwaliteit en het type van verwerking van diverse ervaringen in het werkgeheugen, waardoor begripskennis in het permanent geheugen kan komen. Marzano stelt drie eisen waaraan voldaan moet worden om dit proces goed te laten verlopen. Hoe vaker bepaalde informatie wordt verwerkt, hoe groter de kans dat de informatie wordt opgeslagen in het permanente geheugen. Een tweede voorwaarde waaraan voldaan moet worden is de diepte van de verwerking. Dat wil zeggen dat iedere keer dat bepaalde informatie wordt verwerkt, die informatie ook een nieuw en verdiepend aspect moet bevatten. Tenslotte is ook de uitbreiding van de kennis van belang. Hierbij wordt de nieuwe kennis gekoppeld aan oude al bestaande kennis.

Het gaat bij hem om de verwerking van informatie via de verschillende zintuigen, dus via het sensorisch en motorische, naar het episodisch en het semantisch geheugen. Woorden hebben dus veel zintuiglijke verbindingen in het geheugen nodig. Informatie moet zoals opgemerkt in het permanente geheugen komen door de kwaliteit van de verwerking in het werkgeheugen. De informatie moet daarbij meerdere keren verwerkt worden, details moeten worden toegevoegd en associaties met andere informatie moet worden gemaakt. Deze tijdsintensieve en expliciete aandacht is geschikt voor zaakvakbegrippen. De zo verworven achtergrondkennis komt naar voren in de kwaliteit van de kenniswoordenschat van het kind. De achtergrondkennis is daarbij onderwerpspecifiek, zodat bijvoorbeeld een schipperskind heel veel weet over boten en een kind dat op paardrijden zit heel veel weet over paarden. Onderwijzen van woordenschat is voor Marzano dan ook synoniem met het onderwijzen van kennis. 

Daarbij kan het overigens gaan om directe ervaringen, maar ook om indirecte, virtuele ervaringen; door met elkaar te praten, educatieve televisie te volgen en door (veel) te lezen. Deze indirecte of virtuele ervaring kan leiden tot oppervlakkige kennis van een onderwerp, maar ook die is volgens Marzano behulpzaam bij het verwerven van meer kennis en woordenschat. 

Iemand kan alleen van kennis profiteren als die is opgeslagen in het permanente geheugen. Dit permanente geheugen staat in verbinding met het werkgeheugen. Dit werkgeheugen heeft beperkte en kortdurende opslagmogelijkheden en is niet in staat om nieuwe kennis lang vast te houden. Net opgenomen kennis komt van het sensorische geheugen in het werkgeheugen terecht. Als dit proces goed verloopt wordt de kennis op den duur opgeslagen in het permanente geheugen. 

Het is in het internettijdperk enorm belangrijk dat leerlingen veel kennis opslaan in hun langetermijngeheugen. Het is onvoldoende dat je leerlingen kennis kunnen opzoeken op Internet. Kies uit de volgende tips.

1. Voorzie in een beschrijving, uitleg of voorbeeld van het zaakvakbegrip. 

  • Gebruik een (nieuwe) context bij het zaakvakbegrip. Werk niet alleen met losse woorden.
  • Organiseer directe ervaringen als gebruiksvoorbeelden bij het zaakvakbegrip.
  • Vertel een kort verhaal waarin het begrip centraal staat.
  • Gebruik een filmpje ter introductie van het zaakvakbegrip.
  • Vraag aan tweetallen van leerlingen om het zaakvakbegrip te onderzoeken en om daarover een startpresentatie te geven in de klas.
  • Laat leerlingen hun eerste verbeelding bij het zaakvakbegrip bedenken en uitwisselen. 

2.  Vraag aan de leerlingen om de beschrijving, eerste uitleg of een voorbeeld in eigen woorden bij het zaakvakbegrip te presenteren.

  • Geef feedback met betrekking tot onbegrip en verwarring ten aanzien van het zaakvakbegrip. 
  • Stimuleer originele bijdragen bij de leerlingen aan de verduidelijking van het begrip.
  • Laat de leerlingen in tweetallen over het begrip discussiëren.
  • Laat de leerlingen de eerste informatie over het begrip vastleggen in een schrift of eigen woordenboekje. 

3. Vraag aan de leerlingen om een tekening, symbool of grafische representatie van het begrip te bedenken. 

  • Doe dit proces eerst hardopdenkend voor. 
  • Wissel de verbeeldingen van het begrip uit, geef feedback en laat leerlingen begrippen aan elkaar uitleggen bij hun verbeelding.
  • Speel een spel met de tekeningen, bijvoorbeeld Pictionary laat het begrip uitbeelden.
  • Laat de leerlingen zoeken naar meer afbeeldingen bij het begrip met behulp van Internet.
  • Maak komische strips van de tekeningen en gebruik humor bij het leren vaan zaakvakbegrippen. 

4. Stimuleer leerlingen regelmatig om hun kennis over het begrip in hun schrift of eigen woordenboekje of woordklapper aan te vullen. 

  • Bespreek synoniemen en antoniemen bij het begrip. 
  • Maak een woordspin met gerelateerd woorden.
  • Schrijf over korte waarschuwingen met betrekking tot misvattingen bij het begrip.
  • Vertaal het begrip in de thuistaal van tweetalige leerlingen.
  • Laat leerlingen analogieën bij het begrip afmaken.
  • Laat de leerlingen begrippen en betekeniskenmerken van het begrip ordenen en rubriceren.
  • Vergelijk overeenkomsten en verschillen bij twee zaakvakbegrippen. 

5. Vraag regelmatig aan de leerlingen om de zaakvakbegrippen met elkaar te bespreken. 

  • Gebruik coöperatieve werkvormen die de leerlingen al beheersen. 
  • Laat leerlingen hun uitleg bij het begrip met elkaar bespreken.
  • Laat leerlingen nieuwe informatie bij het begrip uitwisselen.
  • Ga op zoek naar misverstanden en verwarring over het begrip en corrigeer die.
  • Laat leerlingen hun informatie in hun schrift of woordenboekje verbeteren. 

6. Organiseer spelletjes met de zaakvakbegrippen

  • Let hierbij weer op misvattingen over het begrip. 
  • Denk aan Pictionary, Memory, Bingo, Kruiswoordpuzzels (zie www.onderwijsmaakjesamen.nl), en spelletjes die leerlingen zelf bedenken. 
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.